30 415
Voorstel van wet van de leden Van de Camp, Depla, Griffith en Van der Staaij houdende regels over de parlementaire enquête (Wet op de parlementaire enquête 200.)

H
MOTIE VAN HET LID DÖLLE

Voorgesteld 22 januari 2008

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Grondwet en wet vanouds zwijgen over de vraag voor welke doelen en ten aanzien van welke onderwerpen een enquête kan worden ingesteld,

overwegende, dat steeds de overwegende opvatting in de constitutionele theorie en de constitutionele praktijk is geweest dat deze omvang van het enquêterecht wordt begrensd door de omvang van de parlementaire bevoegdheden;

overwegende, dat dit betekende dat enquêtes betrekking dienden te hebben op onderwerpen die voorwerp kunnen zijn van wetgeving in formele zin (wetgevingsenquêtes) en/of onderwerpen ten aanzien waarvan de ministeriële verantwoordelijkheid kan worden geactiveerd (politieke enquêtes),

vaststellend, dat de parlementaire geschiedenis leert dat deze opvatting niet in de weg stond aan een bloeiende enquêtepraktijk,

overwegend, dat er geen reden is om het bevoegdhedenarsenaal uit de Wet Parlementaire enquête ook buiten deze sfeer tegenover burgers en rechtspersonen in stelling te brengen,

spreekt uit dat de Kamer deze uitleg herbevestigt en verzoekt de verdedigers namens de Tweede Kamer dit evenzo te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Dölle

Naar boven