30 397
Nieuwe regels inzake tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants (Wet tuchtrechtspraak accountants)

A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

4 december 2007

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wet tot stand te brengen waarin het tuchtprocesrecht ten aanzien van accountants op uniforme wijze wordt geregeld en waarin voorts regels worden gesteld inzake een klachtenprocedure ten aanzien van accountants;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I ALGEMEEN

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

a. accountant: een registeraccountant of een Accountant-Administratieconsulent;

b. Autoriteit Financiële Markten: de Stichting Autoriteit Financiële Markten;

c. betrokkene: degene jegens wie een klacht is ingediend op grond van artikel 22 van deze wet;

d. het College: het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

e. klager: degene die jegens betrokkene een klacht heeft ingediend op grond van artikel 22 van deze wet;

f. NOvAA: de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

g. NIVRA: het Nederlands Instituut van Registeraccountants, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants;

h. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

i. Onze Ministers: Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie;

j. register: het register bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, 55, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants onderscheidenlijk 36, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.

HOOFDSTUK II TUCHTRECHTELIJKE MAATREGELEN

Artikel 2

1. De tuchtrechtelijke maatregelen die de accountantskamer kan opleggen bij handelen of nalaten als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants of artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, zijn:

a. waarschuwing;

b. berisping;

c. geldboete;

d. tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register voor ten hoogste één jaar;

e. doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register.

2. Een geldboete kan gezamenlijk met een tuchtrechtelijke maatregel als genoemd in het eerste lid onder a, b, d en e, worden opgelegd.

3. Bij de beslissing tot oplegging van een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat deze beslissing op kosten van betrokkene wordt openbaar gemaakt op een daarbij voorgeschreven wijze, indien enig door artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants of artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties beschermd belang dat vordert.

4. Bij de beslissing tot het opleggen van de maatregel van tijdelijke doorhaling van de accountant kan de termijn die is gehanteerd ingevolge artikel 41, eerste lid, en 44, eerste lid, op de periode van de tijdelijke doorhaling in mindering worden gebracht.

Artikel 3

De tuchtrechtelijke maatregel van waarschuwing bestaat uit een schriftelijke waarschuwing van de betrokkene in verband met het begane feit.

Artikel 4

De tuchtrechtelijke maatregel van berisping bestaat uit een schriftelijke vermaning tot de betrokkene in verband met het begane feit.

Artikel 5

1. Het bedrag van de geldboete is ten minste € 3,– en ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. De geldboete kan geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd.

3. Een beslissing tot oplegging van een geldboete bevat de termijn waarbinnen deze moet zijn voldaan. Op verzoek van de betrokkene kan de voorzitter de termijn verlengen. De opgelegde boete komt ten bate van de Staat.

4. Wordt de boete niet binnen de gestelde termijn voldaan, dan kan de accountantskamer na het horen van betrokkene, ambtshalve beslissen een tuchtrechtelijke maatregel als bedoeld in artikel 2, onderdelen d of e, op te leggen.

Artikel 6

1. In het geval waarin de accountantskamer de openbaarmaking van haar uitspraak gelast, bepaalt zij tevens de wijze waarop aan die last uitvoering wordt gegeven.

2. De kosten van de openbaarmaking worden in de uitspraak op een bepaald bedrag geschat.

Artikel 7

1. In het geval waarin de accountantskamer tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register gelast, vermeldt zij in haar uitspraak wanneer de tijdelijke doorhaling ingaat en wanneer deze eindigt.

2. Terstond na het doen van de uitspraak informeert de accountantskamer de Autoriteit Financiële Markten en de voorzitter van de NOvAA onderscheidenlijk de voorzitter van het NIVRA over de naam van de betrokkene, het tijdstip waarop de tijdelijke doorhaling ingaat en het tijdstip waarop deze eindigt.

Artikel 8

1. In het geval waarin de accountantskamer doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register gelast, bepaalt zij tevens de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven. Deze termijn bedraagt maximaal 10 jaren.

2. Terstond na het doen van de uitspraak informeert de accountantskamer de Autoriteit Financiële Markten en de voorzitter van de NOvAA onderscheidenlijk de voorzitter van het NIVRA over de naam van de betrokkene, het tijdstip waarop de doorhaling ingaat en de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven.

Artikel 9

1. De accountantskamer informeert terstond na het doen van de uitspraak de Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA omtrent de naam van betrokkene en de aard van de opgelegde tuchtrechtelijke maatregel.

2. De Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA dragen na het onherroepelijk worden van de uitspraak, zorg voor opname van de tuchtrechtelijke maatregel in het register.

HOOFDSTUK III DE ACCOUNTANTSKAMER

Artikel 10

1. Er is een accountantskamer gevestigd te Zwolle.

2. De accountantskamer vormt uit haar midden kamers voor het vervullen van haar taak. Kamers kunnen ook buiten de vestigingsplaats zitting houden.

3. De accountantskamer stelt bij reglement nadere regels vast over haar werkwijze.

Artikel 11

1. De accountantskamer heeft een voorzitter, ten hoogste acht leden en een secretaris.

2. De accountantskamer heeft ten hoogste tien plaatsvervangende leden.

3. De accountantskamer kan een of meer plaatsvervangend-secretarissen hebben.

4. De voorzitter van de accountantskamer wijst twee personen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, eerste volzin, aan als plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 12

1. De voorzitter is rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast.

2. Van de leden is de helft rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast. De overige leden zijn accountant of deskundig ter zake van werkzaamheden die accountants verrichten.

3. Van de plaatsvervangende leden is de meerderheid rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast. De overige plaatsvervangende leden zijn accountant of deskundig ter zake van werkzaamheden die accountants verrichten.

4. De secretaris en de plaatsvervangend-secretarissen zijn gerechtssecretaris.

Artikel 13

De voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangend-secretarissen worden op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit benoemd voor een periode van zes jaren.

Artikel 14

1. De secretaris en de leden zijn voor hun werkzaamheden enkel verantwoording verschuldigd aan de accountantskamer.

2. Artikel 42 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren is ten aanzien van de voorzitter de leden en de secretaris van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

1. De voorzitter, de leden en de secretaris leggen voorafgaand aan de aanvang van hun werkzaamheden voor de accountantskamer de eed of belofte af. Het formulier voor de eed of belofte wordt als bijlage bij deze wet gevoegd.

2. De voorzitter legt de eed of belofte af ten overstaan van een plaatsvervangend-voorzitter.

3. De leden en de secretaris leggen de eed of belofte af ten overstaan van de voorzitter.

4. Bij een opvolgende benoeming binnen de accountantskamer van de voorzitter, een lid of de secretaris blijft de beëdiging achterwege.

5. De secretaris houdt een register waarin de koninklijke besluiten van de bij de accountantskamer benoemde personen en de formulieren van de eed/belofte worden bewaard.

Artikel 16

1. De voorzitter, de leden en de secretaris zijn geen lid van het bestuur van of werknemer bij de Autoriteit Financiële Markten, een klachtencommissie belast met het behandelen van klachten inzake externe accountants, Accountants-Administratieconsulenten of registeraccountants, de NOvAA of het NIVRA. Onze Minister kan regels stellen ten aanzien van functies of betrekkingen die zich niet verhouden tot het lidmaatschap van de accountantskamer.

2. Tussen de voorzitter, de leden en de secretaris mag niet bestaan een verhouding van werkgever tot werknemer. Zij mogen niet met elkaar in de uitoefening van een beroep voor gemene rekening of onder gemeenschappelijke naam optreden.

3. Tussen de voorzitter, de leden en de secretaris mag niet bestaan de verhouding van echtgenoten of geregistreerde partners, bloed- of aanverwantschap tot de derde graad ingesloten.

Artikel 17

De voorzitter, de leden en de secretaris zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitoefening van hun taak de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 18

1. Het lidmaatschap van de accountantskamer van de voorzitter, de leden en de secretaris vervalt van rechtswege indien zij ophouden te voldoen aan de vereisten voor benoeming. Het lidmaatschap eindigt voorts van rechtswege door het verstrijken van de benoemingstermijn van zes jaar. Na deze termijn is herbenoeming mogelijk.

2. De voorzitter, de leden en de secretaris kunnen op eigen verzoek bij koninklijk besluit worden ontslagen.

3. De voorzitter, de leden en de secretaris worden in ieder geval bij koninklijk besluit ontslagen met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin zij de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt.

4. De voorzitter, de leden en de secretaris kunnen bij koninklijk besluit worden ontslagen op de gronden aangegeven in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46l, eerste en derde lid, en 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en indien zij wegens ziekte ongeschikt zijn voor hun taak, mits de ongeschiktheid twee jaar onafgebroken heeft geduurd en herstel binnen zes maanden na de termijn van twee jaar redelijkerwijs niet is te verwachten.

Artikel 19

1. De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden die rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast zijn, worden voor hun werkzaamheden voor de accountantskamer vrijgesteld.

2. Onze Minister compenseert het betrokken gerecht voor de vrijgestelde tijd overeenkomstig de bezoldiging die de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden, bedoeld in het eerste lid, op grond van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren ontvangen.

3. De overige leden en plaatsvervangende leden ontvangen van Onze Minister een vacatiegeld voor hun werkzaamheden voor de accountantskamer volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.

4. De opgeroepen getuigen en deskundigen ontvangen ten laste van Onze Minister een vergoeding overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken.

Artikel 20

1. De artikelen 14 tot en met 18 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangers van de voorzitter, de leden en de secretaris.

2. De artikelen 34 en 35 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangers van de voorzitter en de leden.

Artikel 21

1. Onze Minister draagt de kosten van de accountantskamer.

2. De accountantskamer stelt jaarlijks een begroting op van de in het daaropvolgende jaar te verwachten baten en lasten, investeringsuitgaven alsmede inkomsten en uitgaven met betrekking tot de uitvoering van de bij en krachtens deze wet opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden.

3. De begrotingsposten worden van een toelichting voorzien.

4. Tenzij de werkzaamheden waarop de begroting betrekking heeft nog niet eerder werden verricht, bevat de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende jaar waarmee Onze Minister heeft ingestemd.

5. De accountantskamer zendt de begroting voor 1 december van het aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar ter instemming aan Onze Minister.

6. De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Ingeval van gebleken strijdigheid wordt instemming niet onthouden dan nadat de accountantskamer in de gelegenheid is gesteld de begroting aan te passen, binnen een door Onze Minister te stellen redelijke termijn.

7. Wanneer Onze Minister niet met de begroting heeft ingestemd vóór 1 januari van het jaar waarop deze betrekking heeft, kan de accountantskamer, in het belang van een juiste uitvoering van haar taak, voor het aangaan van verplichtingen en het verrichten van uitgaven beschikken over ten hoogste drie twaalfde gedeelten van de bedragen die bij de overeenkomstige onderdelen in de begroting van het voorafgaande jaar waren toegestaan.

Artikel 21a

Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet de accountantskamer daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 21b

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de inrichting van de begroting.

Artikel 21c

1. De accountantskamer stelt jaarlijks een jaarverslag op en zendt dit voor 1 april aan Onze Ministers.

2. Onze Minister kan regels stellen ten aanzien van de inhoud van het jaarverslag.

Artikel 21d

1. De secretaris van de accountantskamer bewaart en registreert de beslissingen van de accountantskamer en de beslissingen die het College op basis van artikel 43 in hoger beroep heeft gedaan.

2. De secretaris van de accountantskamer verstrekt desgevraagd aan de accountantskamer en het College, de leden van de rechterlijke macht en de ambtenaren van het openbaar ministerie inlichtingen omtrent onherroepelijke beslissingen.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent het in het eerste en het tweede lid bepaalde nadere regels worden gesteld. Daarbij kunnen de in het eerste lid gestelde verplichtingen, voor zover zulks uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling toelaatbaar is, worden beperkt.

Artikel 21e

De secretaris van de accountantskamer kan aan degene die daarom verzoekt, tegen betaling der kosten, afschriften van onherroepelijke beslissingen van de accountantskamer en het College verstrekken. Zodanige afschriften worden niet dan na machtiging van de voorzitter van het college dat de desbetreffende beslissing heeft gegeven, verstrekt. Een verzoek daartoe wordt alleen toegestaan ingeval de verzoeker heeft aangetoond dat hij daarbij belang heeft. In de afschriften worden de in de desbetreffende beslissingen vermelde namen, voornamen en woonplaatsen van de klagers, degenen over wie is geklaagd, de getuigen en de deskundigen weggelaten.

HOOFDSTUK IV HET TUCHTGEDING IN EERSTE AANLEG

Artikel 22

1. Een ieder kan bij een vermoeden van handelen of nalaten:

a. als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van Wet toezicht accountantsorganisaties door een externe accountant als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van die wet,

b. als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants door een registeraccountant, of

c. als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten door een Accountant-Administratieconsulent,

binnen drie jaar na de constatering van het handelen of nalaten door middel van een klaagschrift een klacht indienen bij de accountantskamer. De accountantskamer neemt de klacht niet in behandeling indien tussen het moment van het handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar is verstreken.

2. De voorzitter van de NOvAA respectievelijk het NIVRA, kan ingeval betrokkene is veroordeeld voor een strafbaar feit en dit feit raakt aan de werkzaamheden die een accountant verricht, de zaak binnen drie jaar na de veroordeling aanhangig maken bij de accountantskamer door middel van een klaagschrift.

3. Het klaagschrift vermeldt de naam van de klager, de naam van betrokkene en de feiten waarvoor een tuchtrechtelijke maatregel wordt gevraagd. In het klaagschrift wordt vermeld of de klacht is voorgelegd aan de organisatie waarbinnen de betrokken accountant werkzaam is, of aan een klachten- of geschillencommissie waarbij deze organisatie aangesloten is. Indien de klacht niet is voorgelegd, worden de redenen daarvoor in het klaagschrift vermeld. Bij het klaagschrift worden alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan de accountantskamer overgelegd.

4. De accountantskamer kan zaken over hetzelfde of een verwant onderwerp ter behandeling voegen en de de behandeling van gevoegde zaken splitsen.

5. Indien een klaagschrift is gebaseerd op artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants of op artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, maar tevens betrekking heeft op artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, is de accountantskamer gehouden deze klacht ambtshalve aan te vullen.

Artikel 23

1. De secretaris van de accountantskamer heft van de indiener van het klaagschrift een griffierecht van € 70,–.

2. De secretaris wijst de indiener van het klaagschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de accountantskamer. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven, wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de klager in verzuim is geweest.

3. Indien de klacht wordt ingetrokken omdat betrokkene geheel of gedeeltelijk aan de klacht van de klager tegemoet is gekomen, wordt het door de klager betaalde griffierecht vergoed door betrokkene. Indien de klacht gegrond wordt verklaard wordt het door de klager betaalde griffierecht vergoed door betrokkene.

4. In afwijking van het eerste lid, wordt geen griffierecht geheven indien een klaagschrift wordt ingediend door:

a. de Autoriteit Financiële Markten;

b. de voorzitter van het NIVRA;

c. de voorzitter van de NOvAA.

5. Onze Minister kan het in het eerste lid genoemde bedrag wijzigen voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.

Artikel 24

Een lid dan wel plaatsvervangend lid van de accountantskamer dat externe accountant als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent is, wordt ingeval tegen hem een klacht is ingediend, vervangen door een door de voorzitter aan te wijzen ander lid dan wel plaatsvervangend lid.

Artikel 25

1. De voorzitter van de accountantskamer kan betrokkene verzoeken binnen een termijn van vier weken schriftelijk op de ingediende klacht te reageren. De secretaris zendt een afschrift van de reactie van betrokkene aan de klager.

2. De voorzitter van de accountantskamer kan de klager verzoeken binnen vier weken schriftelijk op de reactie van betrokkene te reageren. De secretaris zendt een afschrift van de reactie van de klager aan betrokkene.

3. De voorzitter van de accountantskamer kan betrokkene verzoeken binnen een termijn van twee weken schriftelijk op de reactie van de klager te reageren. De secretaris zendt een afschrift van de reactie van betrokkene aan de klager.

4. De voorzitter van de accountantskamer kan de termijn genoemd in de voorgaande leden verlengen indien het de voorzitter van de accountantskamer blijkt dat daar aanleiding toe is.

Artikel 26

1. De betrokkene wordt binnen een termijn van ten hoogste tien weken nadat de zaak bij de accountantskamer aanhangig is gemaakt opgeroepen om op een door de voorzitter te bepalen dag en uur ter zitting te verschijnen. Indien de voorzitter van de accountantskamer gebruik maakt van de bevoegdheid in artikel 25, kan hij bepalen dat de termijn van tien weken wordt verlengd, waarbij de termijn voor verlenging niet langer kan zijn dan de tijd die is gebruikt voor de procedure in artikel 25.

2. De oproeping wordt ten minste vier weken voor de dag van de zitting aan de betrokkene gezonden en vermeldt de plaats van de zitting.

3. De oproeping gaat vergezeld van een afschrift van het in artikel 22 bedoelde klaagschrift en van alle op de zaak betrekking hebbende stukken.

4. De oproeping houdt in:

a. de namen, het beroep en de woonplaats van de ter zitting opgeroepen getuigen en deskundigen;

b. de mededeling dat de betrokkene bevoegd is getuigen en deskundigen ter zitting mede te brengen.

5. De secretaris van de accountantskamer stelt de klager ten minste vier weken voor de dag van de zitting op de hoogte van de dag en het tijdstip waarop de zitting plaatsvindt.

Artikel 27

1. De voorzitter van de accountantskamer kan bevelen dat betrokkene in persoon verschijnt.

2. Indien de betrokkene wiens persoonlijke verschijning is bevolen, niet op de oproeping verschijnt, kan de voorzitter van de accountantskamer de officier van justitie bij de rechtbank Zwolle-Lelystad verzoeken de betrokkene ter terechtzitting van de accountantskamer te dagvaarden en daarbij te voegen een bevel tot medebrenging.

Artikel 28

1. De zitting is openbaar.

2. De accountantskamer kan bepalen dat de behandeling van de zaak geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvindt indien een openbare behandeling een goede rechtspleging of de belangen van betrokkene, klager of derden ernstig zou schaden.

3. De accountantskamer houdt zitting met de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter en twee of vier leden of hun plaatsvervangers. Naast de voorzitter is het aantal rechterlijke en het aantal niet rechterlijke leden naar evenredigheid verdeeld.

4. Indien niet wordt voldaan aan hetgeen in het derde lid is bepaald, leidt dit tot nietigheid van de beslissing in de tuchtzaak.

Artikel 29

1. De voorzitter heeft de leiding van de zitting.

2. De secretaris houdt aantekening van het verhandelde ter zitting.

3. De secretaris maakt een proces-verbaal op van de zitting, indien de accountantskamer dit ambtshalve dan wel op verzoek van de betrokkene of de klager bepaalt en indien hoger beroep wordt ingesteld.

4. Het proces-verbaal bevat de namen van de voorzitter en de leden die de zaak behandelen, die van partijen en van hun vertegenwoordigers of gemachtigden die op de zitting zijn verschenen en van degenen die hen hebben bijgestaan, en die van de getuigen, deskundigen en tolken die op de zitting zijn verschenen.

5. Het proces-verbaal houdt een beschrijving in van hetgeen op de zitting met betrekking tot de zaak is voorgevallen.

6. Het proces-verbaal wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

7. Aan het proces-verbaal kunnen overgelegde pleitnotities worden gehecht.

8. De accountantskamer kan bepalen dat de verklaring van een partij, getuige of deskundige geheel in het proces-verbaal zal worden opgenomen. In dat geval wordt de verklaring onverwijld op schrift gesteld en aan de partij, getuige of deskundige voorgelezen. Deze mag daarin wijzigingen aanbrengen, die op schrift worden gesteld en aan de partij, getuige of deskundige worden voorgelezen. De verklaring wordt door de partij, getuige of deskundige ondertekend. Heeft ondertekening niet plaats, dan wordt de reden daarvan in het proces-verbaal vermeld.

Artikel 30

In geval van intrekking van de klacht wordt de behandeling daarvan gestaakt, tenzij de accountantskamer beslist dat de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. In dat laatste geval wordt de klacht verder behandeld als ware deze afkomstig van:

a. de Autoriteit Financiële Markten, bij een vermoeden van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties;

b. de voorzitter van de NOvAA, bij een vermoeden van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

c. de voorzitter van het NIVRA, bij een vermoeden van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de registeraccountants.

Artikel 31

1. De accountantskamer kan de behandeling ter zitting schorsen.

2. In het geval de behandeling ter zitting is geschorst, bepaalt de accountantskamer zo spoedig mogelijk het tijdstip waarop de behandeling wordt hervat en stelt de secretaris de betrokkene en de klager hiervan op de hoogte tenzij het tijdstip van de hervatting op de zitting door de accountantskamer reeds mondeling is vastgesteld en mondeling aan klager en de betrokkene is aangezegd. Indien zulks niet mondeling is aangezegd zijn het tweede tot en met het vijfde lid van artikel 26 van overeenkomstige toepassing, voor zover daaraan niet reeds eerder is voldaan.

Artikel 32

1. De accountantskamer sluit het onderzoek ter zitting, wanneer zij van oordeel is dat het is voltooid.

2. Voordat het onderzoek ter zitting wordt gesloten, heeft de betrokkene het recht voor het laatst het woord te voeren.

3. Zodra het onderzoek ter zitting is gesloten, deelt de voorzitter mee wanneer uitspraak zal worden gedaan.

Artikel 33

1. De betrokkene kan, tenzij de voorzitter van de accountantskamer beveelt dat hij in persoon zal verschijnen, zich op een terechtzitting doen vertegenwoordigen door een advocaat, indien deze aldaar verklaart daartoe gevolmachtigd te zijn, of wel door een daartoe bij bijzondere volmacht schriftelijk gevolmachtigde.

2. De accountantskamer kan weigeren bepaalde personen, die geen advocaat zijn, als gemachtigde toe te laten. Bij zodanige weigering houdt de accountantskamer de zaak tot de volgende zitting aan.

3. De accountantskamer stelt de betrokkene van de aanhouding en de reden van de aanhouding in kennis en roept hem tevens op om op de voor de zaak bepaalde nadere zitting in persoon of bij een andere gemachtigde tegenwoordig te zijn.

4. De betrokkene kan zich te allen tijde door een raadsman doen bijstaan.

5. De accountantskamer kan weigeren bepaalde personen, die geen advocaat zijn, als raadsman toe te laten. Bij zodanige weigering houdt de accountantskamer op verzoek van de betrokkene de zaak tot een volgende zitting aan.

Artikel 34

Op verzoek van betrokkene of de klager, kan de voorzitter of elk van de leden die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de accountantskamer schade zou kunnen lijden. De artikelen 513 tot en met 515 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 35

Op grond van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 34 kan een voorzitter of een lid die een zaak behandelt, verzoeken zich te mogen verschonen. De artikelen 517, tweede en derde lid, tot en met artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36

1. De accountantskamer kan ambtshalve of op verzoek van de betrokkene of de klager getuigen oproepen.

2. Ieder die als getuige is opgeroepen, is verplicht voor de accountantskamer te verschijnen. Artikel 27, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Met betrekking tot het horen van de getuigen en hun recht van verschoning zijn de artikelen 217 tot en met 220 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.

4. De voorzitter van de accountantskamer kan bepalen dat getuigen niet zullen worden gehoord dan na het afleggen van de eed of de belofte. Zij leggen in dat geval de eed of de belofte af dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid.

Artikel 37

1. De accountantskamer kan ambtshalve of op verzoek van de betrokkene of de klager deskundigen benoemen, teneinde de accountantskamer voor te lichten, zo nodig, met opdracht een onderzoek in te stellen en de accountantskamer een verslag uit te brengen.

2. De deskundige is verplicht zijn taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten. Ten aanzien van deskundigen en hun verhoor zijn de artikelen 217 tot en met 220 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.

3. De accountantskamer kan de deskundige geheimhouding opleggen.

Artikel 38

1. De accountantskamer doet schriftelijk uitspraak. De uitspraak wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

2. De uitspraak houdt in de beslissing omtrent het opleggen van de tuchtrechtelijke maatregel, de gronden en de voorschriften waarop zij berust.

3. De accountantskamer kan een klacht niet-ontvankelijk verklaren.

4. De accountantskamer spreekt de beslissing, bedoeld in het tweede en het derde lid, in het openbaar uit.

5. In afwijking van het eerste lid, kan de accountantskamer na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak doen.

6. De secretaris maakt van de mondelinge uitspraak een proces-verbaal op.

7. De uitspraak wordt onverwijld aan de betrokkene, de klager, de Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van de NOvAA, onderscheidenlijk de voorzitter van het NIVRA gezonden.

Artikel 38a

1. De voorzitter van de accountantskamer kan een klacht alvorens deze in behandeling te nemen doorsturen naar de instantie die daarvoor bij verordening van het NIVRA of de NOvAA is aangewezen, in het geval de klacht zich daar naar haar oordeel toe leent en indien uit het klaagschrift blijkt, dat de klacht niet aan deze instantie is voorgelegd. De voorzitter van de accountantskamer kan hierbij zonodig toepassing geven aan artikel 25. De op de zaak betrekking hebbende stukken worden meegezonden met het klaagschrift.

2. Indien de voorzitter van de accountantskamer toepassing geeft aan het eerste lid, stelt hij de klager daarvan in kennis en vermeldt hij de bevoegdheid van de klager om na ommekomst van de behandeling door de betrokken instantie opnieuw een klacht bij de accountantskamer in te dienen. Artikel 38, eerste en vierde tot en met zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. De instantie waaraan de klacht overeenkomstig het eerste lid is toegezonden, behandelt de klacht overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de toepasselijke verordening van het NIVRA onderscheidenlijk de NOvAA.

Artikel 39

1. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de accountantskamer een klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is, kan de voorzitter de zaak zonder zitting afdoen. Artikel 38 is van overeenkomstige toepassing.

2. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de accountantskamer een klacht gegrond is, maar geen andere tuchtmaatregel dan een waarschuwing, berisping of een geldboete van ten hoogste € 225 dient te worden opgelegd, kan de voorzitter na betrokkene te hebben gehoord, de zaak zonder zitting afdoen. Artikel 38 is van overeenkomstige toepassing.

3. Tegen de uitspraak, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de betrokkene of de klager binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet doen. In dat geval vervalt de uitspraak en wordt de zaak verder overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 38 behandeld.

Artikel 40

vervallen

Artikel 41

1. De accountantskamer is bij wijze van voorlopige voorziening bevoegd de inschrijving van de betrokkene tijdelijk door te halen, op verzoek van:

a. de Autoriteit Financiële Markten, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn;

b. de voorzitter van de NOvAA, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Wet Accountants-Administratieconsulenten en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn;

c. de voorzitter van het NIVRA, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.

2. De accountantskamer kan tot en met het moment van de uitspraak de tijdelijke doorhaling opheffen.

3. De secretaris van de accountantskamer stelt de Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van de NOvAA, onderscheidenlijk de voorzitter van het NIVRA en de betrokkene onverwijld in kennis van een tijdelijke doorhaling als bedoeld in het eerste lid dan wel de opheffing daarvan.

4. Over het voornemen tot tijdelijke doorhaling van de inschrijving wordt de betrokkene gehoord.

5. Ingeval de accountantskamer naar aanleiding van de in artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants of artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties bedoelde overtredingen beslist tot het opleggen van een tijdelijke doorhaling van de inschrijving gedurende een bepaalde termijn, kan zij de periode van tijdelijke doorhaling ingevolge het eerste lid in mindering brengen op die termijn.

6. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing, indien tegen betrokkene een strafrechtelijke vervolging ter zake van een misdrijf is ingesteld en het misdrijf mede het uitoefenen van het beroep van betrokkene raakt.

7. In het geval de inschrijving tijdelijk wordt doorgehaald blijft betrokkene ter zake van handelingen en gedragingen, die gedurende de tijd, dat hij ingeschreven stond, hebben plaats gehad, aan tuchtrechtspraak onderworpen.

8. Tegen de bij wijze van voorlopige voorziening opgelegde maatregel van doorhaling staat beroep open bij het College. Artikel 43 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 42

De tijdelijke doorhaling van de inschrijving, bedoeld in artikel 41, eerste lid, vervalt op het moment dat:

a. de accountantskamer op grond van artikel 41, tweede lid, de tijdelijke doorhaling opheft; of

b. de uitspraak van de accountantskamer onherroepelijk wordt; of

c. de tijdelijke doorhaling in hoger beroep wordt vernietigd; of

d. het College de zaak zelf afdoet op grond van artikel 40, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

HOOFDSTUK V HET BEROEP

Artikel 43

1. De artikelen 31 tot en met 41 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 zijn ten aanzien van de behandeling van een uitspraak van de accountantskamer in hoger beroep van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

a. in plaats van «de voorzitter van het bedrijfslichaam» wordt gelezen: de klager, of de voorzitter van het NIVRA, voor zover het een registeraccountant betreft, dan wel de voorzitter van de NOvAA, voor zover het een Accountant-Administratieconsulent betreft;

b. in plaats van «het tuchtgerecht» wordt gelezen: de accountantskamer;

c. in plaats van «het betrokken tuchtgerecht» wordt gelezen: de accountantskamer.

2. Hoger beroep staat niet open tegen een tussenbeslissing van de accountantskamer of van de voorzitter van de accountantskamer en tegen de uitspraak, bedoeld in artikel 38a.

3. Het College informeert de accountantskamer, de Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van het NIVRA, voor zover het een registeraccountant betreft, dan wel de voorzitter van de NOvAA, voor zover het een Accountant-Administratieconsulent betreft, over het feit dat beroep is ingesteld en vermeldt daarbij welke zaak het betreft.

Artikel 44

1. Het College is bij wijze van voorziening, in afwachting van een uitspraak in hoger beroep, bevoegd de inschrijving van betrokkene in het register tijdelijk door te halen op verzoek van:

a. de Autoriteit Financiële Markten, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen dat hij heeft gehandeld of heeft nagelaten als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn;

b. de voorzitter van de NOvAA, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen dat hij heeft gehandeld of heeft nagelaten als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn;

c. de voorzitter van het NIVRA, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen dat hij heeft gehandeld of heeft nagelaten als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de registeraccountants en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.

2. Het College kan tot en met het moment van de uitspraak de tijdelijke doorhaling opheffen.

3. De griffier stelt de Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van de NOvAA onderscheidenlijk de voorzitter van het NIVRA en de betrokkene onverwijld in kennis van een tijdelijke doorhaling als bedoeld in het eerste lid en dan wel een beslissing tot opheffing daarvan.

4. Over het voornemen tot tijdelijke doorhaling van de inschrijving wordt de betrokkene gehoord.

5. Ingeval het College naar aanleiding van de in artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants of artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, bedoelde overtredingen beslist tot het opleggen van een tijdelijke doorhaling van de inschrijving gedurende een bepaalde termijn, kan het de periode van de tijdelijke doorhaling van de inschrijving ingevolge het eerste lid in mindering brengen op die termijn.

6. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien tegen betrokkene een strafrechtelijke vervolging ter zake van een misdrijf is ingesteld en het misdrijf mede het beroep van betrokkene raakt.

Artikel 45

De tijdelijke doorhaling van de inschrijving, bedoeld in artikel 44, eerste lid, vervalt op het moment dat:

a. het College op grond van artikel 44, tweede lid, de tijdelijke doorhaling opheft; of

b. het College de zaak zelf afdoet op grond van artikel 40, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004; of

c. de Accountantskamer, nadat de zaak op grond van artikel 40, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 ter afdoening naar de Accountantskamer is verwezen, de tijdelijke doorhaling opheft; of

d. het vonnis van de Accountantskamer onherroepelijk wordt nadat de Accountantskamer de zaak die op grond van artikel 40, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 ter afdoening naar de Accountantskamer verwezen is, heeft behandeld.

Artikel 46

1. Het College informeert terstond na het doen van de uitspraak de Accountantskamer, de Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA omtrent de naam van betrokkene en de aard van de opgelegde tuchtrechtelijke maatregel.

2. De Autoriteit Financiële Markten, het bestuur van het NIVRA dan wel het bestuur van de NOvAA dragen zorg voor de opname van de opgelegde tuchtrechtelijke maatregel in het register.

HOOFDSTUK VI DE TENUITVOERLEGGING

Artikel 47

De tenuitvoerlegging van uitspraken van de accountantskamer en van het College geschiedt op last van de voorzitter van de accountantskamer.

Artikel 48

Een uitspraak wordt, met uitzondering van de uitspraak bedoeld in artikel 41, niet ten uitvoer gelegd voordat deze onherroepelijk is.

HOOFDSTUK VII WIJZIGING IN ANDERE WETTEN

Artikel 49

De Wet op Accountants-Administratieconsulenten wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 2, vierde lid, en 44, tweede lid, wordt de zinsnede «artikel 38, onder c» vervangen door: artikel 38, onder b.

Aa

Na artikel 3a worden in § 1 van Titel II twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3b

1. De NOvAA kan, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de uitoefening van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan:

a. de Stichting Autoriteit Financiële Markten;

b. een organisatorisch verband van marktpartijen, dat zich ten doel stelt een doeltreffende bijdrage te leveren aan de uitvoering door de Stichting Autoriteit Financiële Markten van het toezicht op de naleving van de Wet toezicht accountantsorganisaties en daartoe met de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten; en

c. het Nederlands Instituut van Registeraccountants, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants; voor zover de verstrekking nodig is voor de vervulling van hun taak ingevolge de Wet toezicht accountantsorganisaties, onderscheidenlijk de Wet op de Registeraccountants.

2. Indien de NOvAA vertrouwelijke gegevens of inlichtingen op grond van het eerste lid heeft verstrekt aan een in dat lid bedoelde instantie en die instantie verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de NOvAA dat verzoek slechts in:

a. indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het eerste lid; of

b. voor zover die instantie op een andere wijze dan in deze wet voorzien met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen.

Artikel 3c

De NOvAA kan, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge artikel 2, derde lid, tweede volzin, van deze wet opgedragen taak, verstrekken aan de accountantskamer, bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties en, in hoger beroep, aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

B

Artikel 18, eerste lid, komt te luiden:

1. Een stemming in een bijeenkomst van de ledenvergadering is nietig, indien niet meer dan de helft van de stemmen is uitgebracht van de ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde stemgerechtigden.

Ba

Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid, wordt in artikel 24 een lid ingevoegd, luidende:

5. De ledenvergadering stelt bij verordening regels vast ter zake van de behandeling van klachten door Accountants-Administratieconsulenten, accountantsorganisaties als bedoeld in het vierde lid, of andere kantoren waarbinnen Accountants-Administratieconsulenten hun beroep uitoefenen.

Bb

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. De NOvAA kan bovendien de kosten van de werkzaamheden die zij verricht ter beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een Accountant-Administratieconsulent in rekening brengen bij haar leden of de kantoren waarbinnen deze leden werkzaam zijn. Ter bepaling van het verschuldigde bedrag worden door de ledenvergadering bij verordening tarieven vastgesteld.

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. De verordeningen, bedoeld in het eerste en tweede lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

C

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. Het accountantsregister vermeldt de jegens een ingeschrevene opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, het tijdstip waarop deze zijn ingegaan en, voor zover van toepassing, het tijdstip waarop deze eindigen. Bij elke doorhaling van een inschrijving als bedoeld in artikel 48, onder b en d, wordt de datum van doorhaling vermeld.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. De vermelding van de tuchtrechtelijke maatregel, bedoeld in het vierde lid, wordt uit het accountantsregister verwijderd, indien tien jaren zijn verstreken na het tijdstip waarop de tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

D

In artikel 37 komt het tweede lid, onderdeel b, te luiden:

b. of jegens ingeschrevene een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en wat de aard van de maatregel is;.

E

In artikel 43, eerste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 40, 41, eerste lid, en 52, tweede lid» vervangen door: de artikelen 40 en 41, eerste lid.

F

In artikel 48, eerste lid, onderdeel d, vervalt de zinsnede «, krachtens artikel 53, tweede lid,».

G.

Titel IV komt te luiden:

TITEL IV. TUCHTRECHTSPRAAK

Artikel 51

1. De Accountant-Administratieconsulent is bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde; en

b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

2. De tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de accountantskamer te Zwolle en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Gg

Na artikel 53 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 53a

1. Bij verordening wordt het beroepsprofiel van de Accountant-Administratieconsulent vastgesteld.

2. De verordening, bedoeld in het eerste lid, behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Financiën.

Ggg

Artikel 56, eerste lid, aanhef en onderdeel a, komt te luiden:

1. De Commissie eindtermen accountantsopleiding, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants, heeft tot taak:

a. het vaststellen van de eindtermen, met inachtneming van de vakgebieden, bedoeld in artikel 53, en het beroepsprofiel, bedoeld in artikel 53a;.

H

In artikel 56, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 5.10» vervangen door: artikel 5a.9.

I

Artikel 57, tweede lid, eerste en tweede volzin, komen te luiden:

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het examen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c. Bij verordening worden regels gesteld met betrekking tot het examen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

Artikel 50

De Wet op de Registeraccountants wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, vierde lid, en 59, tweede lid, wordt de zinsnede «artikel 58, onder c» vervangen door: artikel 58, onder b.

B

Artikel 15, eerste lid, komt te luiden:

1. Een stemming in een bijeenkomst van de ledenvergadering is nietig, indien niet meer dan de helft van de stemmen is uitgebracht van de ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde stemgerechtigden.

Ba

Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid, wordt in artikel 19 een lid ingevoegd, luidende:

5. De ledenvergadering stelt bij verordening regels vast terzake van de behandeling van klachten door registeraccountants, accountantsorganisaties als bedoeld in het vierde lid of andere kantoren waarbinnen registeraccountants hun beroep uitoefenen.

Bb

Na artikel 22a worden in § 4 van Titel I twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 22b

1. De Orde kan, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de uitoefening van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan:

a. de Stichting Autoriteit Financiële Markten;

b. een organisatorisch verband van marktpartijen, dat zich ten doel stelt een doeltreffende bijdrage te leveren aan de uitvoering door de Stichting Autoriteit Financiële Markten van het toezicht op de naleving van de Wet toezicht accountantsorganisaties en daartoe met de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten; en

c. de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

voor zover de verstrekking nodig is voor de vervulling van hun taak ingevolge de Wet toezicht accountantsorganisaties, onderscheidenlijk de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.

2. Indien de Orde vertrouwelijke gegevens of inlichtingen op grond van het eerste lid heeft verstrekt aan een in dat lid bedoelde instantie en die instantie verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de Orde dat verzoek slechts in:

a. indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het eerste lid; of

b. voor zover die instantie op een andere wijze dan in deze wet voorzien met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen.

Artikel 22c

De Orde kan, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge artikel 1, derde lid, tweede volzin van deze wet opgedragen taak, verstrekken aan de accountantskamer, bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, en, in hoger beroep, aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

C

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. De Orde kan bovendien de kosten van de werkzaamheden die zij verricht ter beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een registeraccountant in rekening brengen bij haar leden of de kantoren waarbinnen deze leden werkzaam zijn. Ter bepaling van het verschuldigde bedrag worden door de ledenvergadering bij verordening tarieven vastgesteld.

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. De verordeningen, bedoeld in het eerste en tweede lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Financiën.

Ca

Titel II. komt te luiden:

TITEL II. TUCHTRECHTSPRAAK

Artikel 33

1. De registeraccountant is bij het beroepsmatig handelen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants onderworpen ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde; en

b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

2. De tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de accountantskamer te Zwolle en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

D

Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. Het accountantsregister vermeldt de jegens een ingeschrevene opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen en het tijdstip waarop deze zijn ingegaan en, voor zover van toepassing, het tijdstip waarop deze eindigen. Bij elke doorhaling van een inschrijving, bedoeld in artikel 63, eerste lid, wordt de datum van de doorhaling vermeld.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. De vermelding van de tuchtrechtelijke maatregel, bedoeld in het derde lid, wordt uit het accountantsregister verwijderd indien tien jaren zijn verstreken na het tijdstip waarop de tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

E

Artikel 56, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. of jegens ingeschrevene een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en wat de aard van de maatregel is.

F

In artikel 63, eerste lid, onderdeel d, vervalt de zinsnede «, krachtens artikel 35, tweede lid».

Ff

Na artikel 66 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 66a

1. Bij verordening wordt het beroepsprofiel van de registeraccountant vastgesteld.

2. De verordening, bedoeld in het eerste lid, behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Financiën.

G

Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, aanhef en onderdeel a, komt te luiden:

2. De Commissie eindtermen accountantsopleiding heeft tot taak:

a. het vaststellen van de eindtermen, met inachtneming van de vakgebieden, bedoeld in artikel 66, en het beroepsprofiel, bedoeld in artikel 66a;.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 5.10» vervangen door: artikel 5a.9.

H

Artikel 73, vijfde lid, komt te luiden:

5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het derde en vierde lid.

I

Artikel 78, tweede lid, eerste volzin, komt te luiden:

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het examen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c. Bij verordening worden regels gesteld met betrekking tot het examen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

J

In artikel 107 wordt de zinsnede «de artikelen 34, tweede lid, en» vervangen door: artikel.

Artikel 50a

De Wet toezicht accountantsorganisaties wordt als volgt gewijzigd:

0A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel h, onderdelen 1° tot en met 4°, komt te luiden:

1°. een in Nederland gevestigde rechtspersoon naar Nederlands recht waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

2°. een kredietinstelling met zetel in Nederland als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht waaraan een vergunning is verleend ingevolge die wet;

3°. een centrale kredietinstelling met zetel in Nederland als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht waaraan een vergunning is verleend ingevolge die wet;

4°. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in Nederland als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht waaraan een vergunning is verleend ingevolge die wet;.

A

In de artikelen 18, derde lid, en 22 wordt na de zinsnede «ten aanzien van» telkens ingevoegd: de kwaliteitsbeheersing en.

Aa

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Een accountantsorganisatie kan, in afwijking van het eerste lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij het verrichten van een wettelijke controle verstrekken aan organisaties als bedoeld in artikel 48, eerste lid, voor zover die gegevens of inlichtingen noodzakelijk zijn voor de in dat lid bedoelde beoordeling.

B

In de aanhef van artikel 21, tweede lid, wordt de zinsnede «worden regels gesteld» vervangen door: kunnen regels worden gesteld.

C

In artikel 30 wordt de zinsnede «een of meer opdrachten» vervangen door «een opdracht», wordt «wettelijke controles» vervangen door «een wettelijke controle» en wordt «controlecliënten» vervangen door: controlecliënt.

D

Artikel 31, eerste lid, komt te luiden:

1. De externe accountant is ten aanzien van zijn beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde.

E

In artikel 35, vierde en vijfde lid, wordt de zinsnede «bedoeld in het tweede lid» telkens vervangen door: bedoeld in het derde lid.

F

In artikel 36, tweede lid, wordt «artikel 38» vervangen door: artikel 41.

G

In artikel 41, vierde lid, wordt «ondernemingen» vervangen door: accountantsorganisaties.

H

In artikel 50 wordt «artikel 44» vervangen door: artikel 49.

Hh

In artikel 53, eerste lid, wordt «15, tweede lid» vervangen door: 15.

I

In artikel 54, eerste lid, wordt de zinsnede «20, tweede lid» vervangen door: 20.

Ii

Na artikel 62 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 62a

1. Met het oog op waarborging van de publieke functie van de accountantsverklaring en de bevordering van het vertrouwen in de financiële markten, kan de Autoriteit Financiële Markten, nadat de beschikking waarbij een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is opgelegd, is bekendgemaakt, onverminderd artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, het feit ter zake waarvan een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.

2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

Ij

Na hoofdstuk 5 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 5A UITZONDERINGEN GEHEIMHOUDINGSPLICHT

Artikel 63a

1. De Autoriteit Financiële Markten kan, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan de accountantskamer, bedoeld in artikel 31, tweede lid, of het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

2. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt geen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid indien de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen.

Artikel 63b

1. De Autoriteit Financiële Markten kan, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan:

a. de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

b. het Nederlands Instituut van Registeraccountants, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants; en

c. een organisatorisch verband van marktpartijen, dat zich ten doel stelt een doeltreffende bijdrage te leveren aan de uitvoering door de Autoriteit Financiële Markten van het toezicht op de naleving van deze wet en daartoe met de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten;

voor zover de gegevens of inlichtingen noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taken van de in de onderdelen a tot en met c bedoelde instanties.

2. Voor zover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn verkregen van een toezichthoudende instantie in een andere staat, verstrekt de Autoriteit Financiële Markten deze niet aan een instantie als bedoeld in het eerste lid, tenzij de toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.

J

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt de zinsnede «bedoeld in artikel 4, eerste lid» vervangen door: bedoeld in artikel 5, eerste lid.

2. Onder de vervanging van de puntkomma aan het eind van onderdeel c door een punt, vervalt onderdeel d.

K

In artikel 73, onderdeel A, wordt «artikel 81o» vervangen door: artikel 81oa.

Ka

In artikel 75 vervalt onderdeel K.

Kb

In artikel 76 vervalt onderdeel H.

Kc

In artikel 80, vijfde lid, wordt de zinsnede «zodra zij op de aanvraag heeft beslist» vervangen door: zodra zij onherroepelijk op de aanvraag heeft beslist.

L

Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «artikel 5.10, vierde lid» vervangen door: artikel 5a.9, vierde lid.

2. In het vierde lid wordt de zinsnede «De accountantsopleiding aan de Universiteit Nyenrode wordt» vervangen door «De accountantsopleidingen aan de Universiteit Nyenrode en de Universiteit van de Nederlandse Antillen worden» en wordt «deze opleiding» telkens vervangen door: de desbetreffende opleiding.

M

De bijlage bij artikel 1, eerste lid, onderdeel j, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «artikel 147, vijfde lid, van de Pensioenwet» wordt vervangen door: artikelen 146 en 147, vijfde lid, van de Pensioenwet.

2. De zinsnede «artikel 24, tweede lid, van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid» wordt vervangen door: artikel 21, tweede lid, van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid.

3. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd: -artikel 13, vierde lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg;.

4. De zinsnede «artikel 25, eerste lid, van de Wet tarieven gezondheidszorg» vervalt.

5. De zinsnede «artikel 26, eerste lid, van de Wet toelating zorginstellingen» wordt vervangen door: artikel 25, vierde lid, van de Wet toelating zorginstellingen.

6. De zinsneden «artikel 12, vijfde lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen;», «artikel 11a, tweede lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995;», «artikelen 8, tweede lid, onderdeel f, 30, tweede lid, en 55, vijfde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992;», «artikelen 33a en 33b van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;»en«artikelen 72a, eerste lid, 72b en 100a, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» worden vervangen door de zinsnede«artikelen 3:72, zevende lid, 3:77, 3:82, 3:86, tweede lid, 4:51, derde lid, en 4:85, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht».

7. De zinsnede «artikel 142, vijfde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling» wordt vervangen door: artikelen 141 en 142, vijfde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

HOOFDSTUK VIII SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 51

In afwijking van artikel 15 legt de eerste voorzitter van de accountantskamer de eed of belofte, bedoeld in artikel 15, af, ten overstaan van de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel 52

1. De raden van tucht, bedoeld in artikel 51, tweede lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en artikel 33, tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants, zoals deze artikelen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, handelen gedurende een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de zaken af die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tuchtrechtspraak accountants bij hen aanhangig zijn. Zij nemen daarbij de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en de Wet op de Registeraccountants in acht zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. De zaken die de raden van tucht na dit jaar nog niet hebben afgehandeld, worden afgehandeld door de accountantskamer.

2. De accountantskamer handelt de zaken die op grond van het eerste lid, derde volzin, zijn overgedragen, af met in achtneming van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en de Wet op de Registeraccountants zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 53

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 54

Deze wet wordt aangehaald als: Wet tuchtrechtspraak accountants.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Minister van Financiën,

Bijlage als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants

Formulier voor het afleggen van de eed of belofte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants door de voorzitter, de leden, de secretaris en hun plaatsvervangers;

Ik zweer/beloof dat ik trouw zal zijn aan de Koning, en dat ik de Grondwet en alle overige wetten zal onderhouden en nakomen.

Ik zweer/verklaar dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen van mijn benoeming aan iemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.

Ik zweer/verklaar dat ik nimmer enige giften of geschenken hoegenaamd zal aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed dat hij een rechtsgeding zal krijgen waarbij ik vanwege mijn werk binnen de accountantskamer betrokken zou kunnen zijn.

Ik zweer/beloof dat ik mijn werk binnen de accountantskamer met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen, zal uitoefenen en mij in deze uitoefening zal gedragen zoals een goed voorzitter/plaatsvervangend voorzitter/lid/plaatsvervangend lid, secretaris/plaatsvervangend secretaris van de accountantskamer betaamt.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!/Dat verklaar en beloof ik!

Op .................................................. werd te ..................................................

Ten overstaan van (1) .................................................. en

door (2) ..................................................

De bovenvermelde eed/belofte afgelegd.

de ..................................................

(1) ..................................................

(2) ..................................................

Krachtens de wet zijn de voorzitter, de leden, de secretaris en hun plaatsvervangers verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitoefening van hun taak de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Naar boven