Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 30332 nr. D |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 30332 nr. D |
Vastgesteld 27 november 2007
De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.
De leden van de fractie van het CDA hebben thans alleen nog een opmerking met betrekking tot het overgangsrecht.
De leden van de VVD-fractie danken de minister voor de beantwoording van de door hen gestelde vragen over het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie danken de minister voor de uitvoerige beantwoording van de door hen gestelde vragen. Zij appreciëren het dat de minister met het bijvoegen van een concept inzage heeft willen verschaffen in de strekking van de algemene maatregel van bestuur die thans in voorbereiding is. De beantwoording op de vragen omtrent de maatregel zelve riep bij de leden van de SP-fractie een paar vervolgvragen op.
De bureaucratische rompslomp die de uitvoering van dit wetsvoorstel met zich mee kan brengen, is een belangrijk punt van aandacht van de leden van de VVD-fractie. Bij het bepalen, uitvoeren en coördineren van de gedragsmaatregel is immers een veelheid aan partijen betrokken. De minister heeft in zijn memorie van antwoord aangegeven dat het ministerie van Justitie een beleidsimplementatieteam (BIT) heeft gevormd, dat de uitvoering van het wetsvoorstel en de daarbij benodigde samenwerking moet voorbereiden. Dit BIT zorgt er voor dat heldere afspraken worden gemaakt. Moet dit BIT nu de bureaucratische rompslomp voorkomen? Is het de bedoeling dat het niet bij het maken van afspraken blijft, maar dat het BIT ook betrokken is bij de verder operationalisering van de afspraken? Kan de minister verder aangeven welke andere aanvullende maatregelen zijn getroffen om bureaucratie bij de uitvoering tegen te gaan?
De minister voor Jeugd en Gezin geeft bij de beantwoording van vragen over zijn begroting aan dat er een project «Informatiemanagement» begin dit jaar is gestart.1 Dit project heeft tot doel het proces van informatieoverdracht en de kwaliteit van de informatie die wordt overgedragen te verbeteren tussen de Bureaus Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en de rechtbanken. Tevens moet dit project bijdragen aan het terugdringen van de bureaucratie in de jeugdzorg. Wordt de implementatie van onderhavig wetsvoorstel betrokken bij dit project? In hoeverre sluiten de de activiteiten van het BIT bij dit project aan en wordt op dit punt tussen uw ministerie en het ministerie voor Jeugd en Gezin samengewerkt?
De leden van de VVD-fractie staan zeer kritisch ten aanzien van de voorgenomen vormgeving van het elektronisch kinddossier (EKD), met name ten aanzien van de soort gegevens die er in worden opgenomen en het feit dat van alle kinderen gegevens in dit dossier worden opgenomen. Zij hebben belangrijke vraagtekens bij de proportionaliteit, subsidiariteit, de uitwerking van het doelbindingsbeginsel en de objectiviteit van het EKD. Desalniettemin zou een elektronisch dossier dat wel zorgvuldig is vormgegeven, waarin niet van alle kinderen en alleen objectieve gegevens worden opgenomen, een hulpmiddel kunnen zijn in de informatievoorziening en daarmee samenwerking tussen de betrokken partijen. Speelt het EKD een rol bij de uitvoering van het wetsvoorstel? Zo ja, hoe wordt de regie georganiseerd nu de minister voor Jeugd en Gezin heeft aangegeven de ontwikkeling van het EKD anders te organiseren en (deels) aan lokale overheden over te laten?2 Indien het EKD inderdaad een rol speelt bij de uitvoering van dit wetsvoorstel, zou volgens de leden van de VVD-fractie het huidige EKD een andere inhoud en een ander gebruik moeten krijgen. Is de minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat de opzet, inhoud en het gebruik van het EKD heroverwogen zouden moeten worden?
Klopt het dat op termijn de taken van het Bureau Jeugdzorg worden overgeheveld naar de Centra voor Jeugd en Gezin en de zogenaamde Veiligheidshuizen? Wat zijn de consequenties voor het onderhavig wetsvoorstel, vragen de leden van de VVD-fractie?
De ketenpartners werken samen met het ministerie van Justitie aan de ontwikkeling van een landelijk uniform aanbod van gedragsinterventies, dat is afgestemd op de problematiek van verschillende doelgroepen, zo vermeldt de memorie van antwoord (p. 9). De beoogde gedragsinterventies zijn op dit moment op hoofdlijnen bekend en bijeengebracht in een matrix, welke inzicht geeft in de interventies die landelijk beschikbaar moeten komen voor de verschillende doelgroepen en criminogene factoren (idem MvA, p. 9)
Kan de minister inzicht in de inhoud van deze matrix verschaffen, vragen de leden van de SP-fractie? Omvat deze interventies die vallen onder de concept AMvB art. 2.1.1, 2.1.2, 2.1.9; 3.1.1, 3.1.2 en 3.1.13? Of omvat deze eveneens leerprojecten, genoemd in AMvB art. 2.1.3 en 3.1.3 en mogelijk nog andere?
En kunnen overeenkomsten en eventuele verschillen tussen hier bedoelde «leerprojecten» en de leerstraffen worden aangegeven?
De toelichting bij het concept AMvB (p.9) vermeldt dat de interventies in de fase van de voorlopige hechtenis in zwaarte en duur beperkt dienen te zijn. Deelname aan gedragsbeïnvloedende programma’s of behandelingen – overigens met instemming van de verdachte – die de duur van zes maanden overstijgen, worden «buitenproportioneel» geacht. Bij het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel (art. 77w, zesde lid) kan, wanneer te voorzien is dat een behandeling of programma waaraan de jeugdige in het verband van de te stellen voorwaarden deelneemt dit behoeft, wél de duur van een half jaar overschrijden (concept AMvB, p. 11).
Kan de minister aangeven, zo willen de leden van de SP-fractie graag vernemen, of het bij de gedragsinterventies die als bijzondere voorwaarde kunnen worden opgelegd bij schorsing van een hechtenis (concept AMvB art 2.1.1, 2.1.2 en 2.1.9) inhoudelijk om dezelfde gedragsinterventies gaat als die als bijzondere voorwaarde opgelegd kunnen worden bij een voorwaardelijke maatregel (concept AMvB art.3.1.1, 3.1.2 en 3.1.13). Anders gevraagd: Geldt in beide situaties dezelfde matrix?
Zo deze inhoudelijk niet verschillen, kan de minister eerder genoemd mogelijk verschil in duur duiden? En toelichten hoe hier «buitenproportioneel» (in geval van schorsing van voorlopige hechtenis) moet worden begrepen? Kunnen behandelingen die (over het algemeen) langer duren dan zes maanden niet worden aangevangen als bijzondere voorwaarde bij schorsing van voorlopige hechtenis, ook al stemt verdachte in?
In de memorie van antwoord (p.8) geeft de minister aan dat wettelijk niets een gecombineerde zitting in de weg staat, waarbij de strafzaak en de civiele zaak tegelijk door dezelfde rechter wordt behandeld.
Is de minister met de leden van de SP-fractie van mening dat als sprake is van beide maatregelen, de strafrechterlijke gedragsmaatregel en de civielrechterlijke OTS, deze het beste door een kinderrechter op een gecombineerde zitting kunnen worden opgelegd, omdat twee zittingen te verwarrend is en dan de kans op misverstanden onnodig en onwenselijk wordt vergroot.
«By-pass-geïndiceerde jeugdzorg»
In de memorie van antwoord (p.9) geeft de minister aan dat de beslissing van de rechter dat de gedragsmaatregel geheel of ten dele wordt ingevuld met jeugdzorg uitsluitend in de plaats komt van een indicatie van het bureau jeugdzorg wanneer dat bureau niet of niet tijdig een indicatiebesluit heeft genomen en de rechter beschikt over een daartoe strekkend advies van de raad voor de kinderbescherming. Weliswaar onderstreept de minister dat het hier gaat om een uitzonderingssituatie, maar het draagt niet bij tot één heldere toegangspoort tot de jeugdzorg.
Is de minister het met de leden van de SP-fractie eens dat versnippering van toegang tot jeugdzorg onwenselijk is? En, wanneer toch van deze uitzondering wordt gebruik gemaakt is een uitvoering van jeugdzorg met een dergelijke by-pass-indicatie dan wel verzekerd? Zijn hierover afspraken gemaakt met de (bureaus voor de) jeugdzorg? En is ook de financieringssituatie van dergelijk «by-pass-geïndiceerde jeugdzorg» duidelijk geregeld? Gaarne daarover meer informatie.
De leden van de fractie van het CDA hebben thans alleen een opmerking met betrekking tot het overgangsrecht. Daaromtrent hadden zij in het voorlopig verslag een vraag willen stellen die echter per abuis niet in dat verslag is terecht gekomen, alhoewel elders wel aan een novelle wordt gerefereerd. Het gaat de leden van de CDA-fractie om het overgangsrecht zoals dat van toepassing zal zijn op de combinatie van jeugdsancties. Met dat voorstel op zichzelf zijn zij het eens, doch niet met het daarop voorgestelde overgangsrecht. De Raad van State heeft in zijn advies al opgemerkt, dat het oorspronkelijke wetsvoorstel – dat voorzag in directe werking – in strijd is met artikel 8 van het Europees verdrag inzake de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. In reactie daarop heeft de minister het overgangsrecht in dier voege gewijzigd, dat het combineren van sancties slechts toepasbaar zal zijn ten aanzien van feiten waarvan de vervolging is aangevangen na inwerking treden van deze wet. Dat neemt echter het probleem niet weg, omdat er dan nog steeds combinaties van sancties kunnen worden toegepast op feiten die gepleegd zijn vóór het in werking treden van de wet. De leden van de CDA-fractie achten een novelle op dit punt vooralsnog noodzakelijk.
De leden van de commissie zien de antwoorden van de minister met belangstelling tegemoet.
Samenstelling:
Justitie:
Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) (vice-voorzitter), Russell (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).
Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin:
Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD) (vice-voorzitter), Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), Slagter-Roukema (SP) (voorzitter), Linthorst (PvdA), Biermans (VVD), Putters (PvdA), Leijnse (PvdA), Engels (D66), Thissen (GL), Goyert (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Ten Horn (SP), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), De Boer (CU) en Yildirim (Fractie-Yildirim).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20072008-30332-D.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.