30 324
Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten (puntenstelsel)

A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

12 februari 2008

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de Wegenverkeerswet 1994 de grondslag op te nemen voor een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten (puntenstelsel);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A0

In artikel 9, tweede lid, wordt na «ongeldig is verklaard» ingevoegd: of zijn geldigheid overeenkomstig artikel 123b, eerste lid, heeft verloren.

A

Artikel 115 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «120, derde lid,» ingevoegd: 123b, vierde lid,.

2. In het tweede lid wordt na «aanhef en onderdeel d,» ingevoegd: of artikel 123b.

B

In artikel 122 wordt na «artikel 123» ingevoegd: of 123b.

C

Na artikel 123a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 123b

1. Onverminderd de artikelen 123, eerste lid, en 123a verliest een rijbewijs zijn geldigheid voor alle categorieën waarvoor het is afgegeven en voor de resterende duur van de geldigheid, indien de houder bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak als bestuurder van een motorrijtuig is veroordeeld wegens overtreding van:

a. artikel 6, voor zover de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede, derde of vierde lid, en het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 435 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht dan wel het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 1,0 milligram alcohol per milliliter bloed, dan wel voor zover de schuldige na het feit niet heeft voldaan aan een bevel, gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid;

b. artikel 8, tweede, derde of vierde lid, indien het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 435 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht dan wel het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 1,0 milligram alcohol per milliliter bloed;

c. artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid, een en ander voor zover ten tijde van het begaan van het strafbare feit nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de houder als bestuurder van een motorrijtuig onherroepelijk is veroordeeld wegens overtreding van

1. artikel 6, voor zover de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede, derde of vierde lid, dan wel voor zover de schuldige na het feit niet heeft voldaan aan een bevel, gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid;

2. artikel 8, tweede, derde of vierde lid, of

3. artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het voldoen aan voorwaarden die door de officier van justitie ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld, met een veroordeling gelijkgesteld.

3. Indien een rijbewijs dat op grond van het eerste lid ongeldig zou zijn, reeds eerder zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of reeds eerder door het CBR ongeldig is verklaard en deze ongeldigverklaring onherroepelijk is geworden, plaatst de officier van justitie een aantekening in het rijbewijzenregister waaruit blijkt dat de houder bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs op bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde wijze dient aan te tonen dat hij beschikt over de rijvaardigheid en de lichamelijke en geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van een motorrijtuig van de categorie of categorieën waarop de door de houder overgelegde aanvraag betrekking heeft.

4. De houder van het ongeldige rijbewijs dient dat rijbewijs, voor zover inlevering niet reeds heeft plaatsgevonden op grond van een ander artikel, in te leveren bij degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen.

5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

Ca

Aan het slot van artikel 130, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, die luidt: Deze mededeling wordt in ieder geval gedaan indien deze personen de houder van een rijbewijs als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, verdenken van overtreding van artikel 8, tweede, derde of vierde lid, waarbij:

a. een ademalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, respectievelijk een bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 1,3 milligram per milliliter bloed, dan wel

b. indien het een beginnende bestuurder betreft een ademalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, respectievelijk een bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 0,5 milligram per milliliter bloed.

Cb

Aan het slot van artikel 130, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, die luidt: Deze mededeling wordt in ieder geval gedaan indien deze personen de houder van een rijbewijs als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, verdenken van overtreding van artikel 8, tweede, derde of vierde lid, waarbij:

a. een ademalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, respectievelijk een bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 1,3 milligram per milliliter bloed, dan wel

b. indien het een beginnende bestuurder betreft een ademalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 350 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, respectievelijk een bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 0,8 milligram per milliliter bloed.

D

Artikel 132, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De eerste zin komt te luiden: Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde medewerking besluit het CBR, voor zover het rijbewijs niet reeds ongeldig is op grond van artikel 123b, onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de houder.

2. De tweede zin vervalt.

E

Aan artikel 134, derde lid, wordt aan het slot een zin toegevoegd, die luidt: De in de eerste volzin bedoelde mededeling wordt niet gedaan, indien het rijbewijs van de houder inmiddels op grond van artikel 123b ongeldig is geworden.

F

In artikel 161, eerste lid, wordt na «120, derde lid,» ingevoegd: 123b, vierde lid,.

G

Artikel 164, vierde lid, tweede zin, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «De officier van justitie is bevoegd» wordt vervangen door: In de gevallen bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, b, of d, of indien op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede of derde lid zal begaan, is de officier van justitie bevoegd.

2. Het gestelde na «tot het tijdstip waarop de ontzegging is verstreken» vervalt.

Ga In artikel 175, derde lid, wordt «artikel 8, eerste, tweede of derde lid» vervangen door: artikel 8, eerste, tweede, derde of vierde lid.

I

Artikel 180 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het vijfde lid door een komma wordt daaraan toegevoegd: tenzij het rijbewijs op grond van artikel 123b ongeldig is. In het laatste geval levert de officier van justitie het rijbewijs of de rijbewijzen in bij degene die dat bewijs of die bewijzen heeft afgegeven.

2. In het achtste lid wordt «in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte» vervangen door: buiten Nederland.

ARTIKEL II

Indien de Wet van 7 juli 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening) (Stb. 330) tot wet is verheven en die wet in werking is getreden voor of op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt in artikel I, onderdeel C, van deze wet «het voldoen aan voorwaarden die door de officier van justitie ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld,» vervangen door: een strafbeschikking.

ARTIKEL III

Indien de Wet van 7 juli 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening) (Stb. 330) tot wet is verheven en die wet in werking is getreden voor of op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt in strafzaken waarin voor de datum van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel O, van die wet voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld overeenkomstig artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht, met een strafbeschikking als bedoeld in artikel 123b, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 gelijkgesteld het voldoen aan voorwaarden die door de officier van justitie ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld.

ARTIKEL IV

Indien deze wet in werking treedt of is getreden voor het tijdstip waarop de Wet van 7 juli 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening) (Stb. 330) in werking treedt, wordt op dat tijdstip in artikel 123b, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 «het voldoen aan voorwaarden die door de officier van justitie ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld,» vervangen door: een strafbeschikking.

ARTIKEL V

Indien deze wet in werking treedt of is getreden voor het tijdstip waarop de Wet van 7 juli 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening) (Stb. 330) in werking treedt, blijven in strafzaken waarin voor de datum van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel O, van die wet voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld overeenkomstig artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht, de wettelijke bepalingen die door artikel IV van deze wet gewijzigd worden, van toepassing zoals zij luidden voor het in werking treden van deze wet.

ARTIKEL VA

Artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994 is niet van toepassing op voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet begane strafbare feiten.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De minister van Justitie,

De minister van Verkeer en Waterstaat,

Naar boven