29 976 (R 1780)
Goedkeuring en uitvoering van het op 25 mei 2000 te New York totstandgekomen Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING1

Vastgesteld 27 mei 2008

Het voorbereidend onderzoek geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij onderkennen het dilemma dat hierin voorligt, tussen de wens om onverkort een «straight-18»-regel te hanteren en anderzijds de vrees, dat de krijgsmacht nóg moeilijker in zijn personeelsbehoefte zal kunnen voorzien, als 16- en 17-jarige abituriënten van de middelbare school eerst een jaar in de civiele maatschappij moeten doorbrengen voordat zij bij het leger in dienst kunnen treden.

Zij signaleren evenwel hierdoor nog een aantal leemtes in de implementatie van de aspirant militair ambtenaar in de Nederlandse wetgeving, alsmede willen zij helderheid over de geschiktheid van deze jonge mensen voor het militaire ambt.

De leden van de fractie van de SP hebben met interesse kennis genomen van het voornemen van de Nederlandse regering Goedkeuring te verlenen en uitvoering te geven aan het op 25 mei 2000 te New York totstandgekomen Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten.

De leden van de fractie van de SP zijn van mening dat ten allen tijde voorkomen dient te worden dat kinderen betrokken raken bij gewapende conflicten. In dit opzicht zijn alle pogingen om internationaal ertoe te komen dat kinderen noch actief als noch passief aan gewapende conflicten worden blootgesteld stappen in de goede richting.

Toepassing militair straf

Waar het onderhavige wetsontwerp de (civielrechtelijke) minderjarigheid benadrukt (ref. toestemming ouders), blijft de strafrechtelijke minderjarigheid buiten beschouwing. De leden van de fractie van de PvdA vragen of het juist is, dat de toekomstige aspirant-militair ambtenaren onder het militair strafrecht komen te vallen (en daarmee voor militaire delicten én voor commune delicten)?

Het jeugdstrafrecht verschilt van het volwassenenstrafrecht qua procedure (kinderrechter, rol Raad voor de Kinderbescherming) en qua soort straffen en strafmaat, niet qua delicten. Centraal behoort te staan de pedagogische dimensie van het jeugdstrafrecht. Het gaat dan om een ander niveau van toerekening van strafbaar gedrag en het primaire oogmerk van heropvoeding («van je fouten moet je leren»).

In het militair strafrecht is de positie van minderjarigen wel verdisconteerd in die zin, dat er speciale (jeugd)straffen kunnen worden opgelegd. Militairen, ook minderjarige militairen komen echter voor alle delicten (commune delicten en militaire delicten) voor de militaire kamer van de arrondissementsrechtbank Arnhem. Minderjarige militairen komen dus niet voor een kinderrechter. Het militair strafrecht prevaleert boven het jeugdstrafrecht (zie G.L. Coolen, Militair Straf- en Strafprocesrecht, 2004, pagina 180).

De leden van de fractie van de PvdA vragen of een strijdigheid het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind in bijzonderheid artikel 37 (en 40) inzake het jeugdstrafrecht ontstaat. Nederland heeft een voorbehoud gemaakt om in geval van ernstige delicten voor 16- en 17-jarigen het volwassenenstrafrecht te kunnen toepassen (zie artikel 77b Sr), maar die uitzondering geldt niet voor de toepassing van het militair strafrecht op minderjarige militairen.

Kan de regering aangeven, of de statuswijziging (van militair ambtenaar in aspirant militair ambtenaar) eveneens gevolgen heeft voor de toepassing van het militair straf- en strafprocesrecht op deze minderjarigen? Zo geen wijziging plaats heeft, hoe wordt dan de strijdigheid met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind gemotiveerd of onderbouwd? Kan in dit verband worden aangegeven in hoeveel gevallen nu minderjarige militairen met het strafrecht in aanraking komen, voor commune delicten én voor militaire delicten?

Toepassing militair tuchtrecht

Naast het militair strafrecht is er ook nog het militair tuchtrecht. Er is geen twijfel gelaten dat ook de aspirant militaire ambtenaren onder het militair tuchtrecht vallen (zie kamerstuk 29 976 (R 1780), nr. 7, pagina 5). Er wordt in de regelgeving met betrekking tot het tuchtrecht geen rekening gehouden met minderjarigen. Waar het tuchtrecht aspecten heeft die met het strafrecht overeenstemmen (er is een mogelijkheid om te kiezen een zaak tuchtrechtelijk of strafrechtelijk af te doen), hebben de leden van de fractie van de PvdA de vraag of een volledige toepassing van het op volwassenen gericht tuchtrecht zich niet op gespannen voet bevindt met de uitgangspunten, regelingen en voorzieningen van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Kan dit adequaat worden onderbouwd?

Leerplicht en kwalificatieplicht

De leden van de fractie van de PvdA stellen dat het uit de stukken niet geheel duidelijk wordt of jongeren die nog zonder startkwalificatie zijn en dus nog kwalificatieplichtig zijn in hun militaire opleiding alsnog zo’n kwalificatie kunnen verwerven. Of lijft de krijgsmacht alleen jongeren in, die al een kwalificatie in bezit hebben?

Het oproepen van 17-jarige dienstplichtigen

Vóór 1996 kwam het bij de toepassing van de toenmalige Dienstplichtwet voor dat 17-jarigen reeds voor eerste oefening konden opkomen. Dat leek voordelig voor deze dienstplichtigen in verband met aansluiting met een nieuw studiejaar na afzwaaien, het leek eveneens voordelig voor de krijgsmacht. De dienstplicht is opgeschort door de Kaderwet Dienstplicht, maar de Dienstplichtwet kan worden gereactiveerd. De leden van de fractie van de PvdA vragen of nu door het protocol wordt uitgesloten dat eerder opkomen dan op 18-jarige leeftijd bij zo’n eventueel heractiveren van de dienstplicht is uitgesloten? Zou het geen aanbeveling verdienen dit expliciet aan te passen in hetzij de Kaderwet Dienstplicht, hetzij in de (opgeschorte) Dienstplichtwet?

De leden van de fractie van SP menen dat het streven om ten allen tijde te voorkomen dat kinderen betrokken raken bij gewapende conflicten ook tegelijkertijd ook consequenties dient te hebben voor het optreden van Nederlandse overheid zelf als het gaat om hoe zij omgaat met minderjarigen. In dit opzicht baart het Nederlandse beleid om jongeren jonger dan 18 jaar toe te laten als aspirant-militair de leden van de fractie van de SP zorgen. Hoe ziet de regering dit beleid in het licht van het Facultatief Protocol? In hoeverre is dit beleid in overeenstemming met de letter, maar ook met de geest van dit Protocol?

Gewetensbezwaren

De Wet Gewetensbezwaren Militaire Dienst, hoewel ingevoerd met name met het oog op dienstplichtigen, is formeel ook van toepassing op vrijwillig dienenden. De leden van de fractie van de PvdA vragen of de Wet Gewetensbezwaren Militaire Dienst derhalve ook van toepassing is op aspirant-militair ambtenaren?

De achtergrond van deze vraag is dat niet uitgesloten moet worden geacht, dat een jongere – eenmaal geconfronteerd met het militaire bedrijf – alsnog gewetensbezwaren ontwikkelt tegen persoonlijke vervulling van «militaire dienst in verband met deelname aan het gebruik van middelen van geweld waarbij men door dienstvervulling in de Nederlandse krijgsmacht kan worden betrokken» (formulering artikel 2 Wet Gewetensbezwaren Militaire Dienst). Deze leden realiseren zich bij deze vraag, dat de betrokkene de mogelijkheid heeft om – wanneer hij 18 jaar wordt – het dienstverband met Defensie niet te verlengen, zulks mede door het amendement Eijsink/Voordewindt. De aspirant militair ambtenaar mag echter al «met scherp oefenen», zodat al vóór het 18e jaar dit gewetensconflict zich zal kunnen voordoen.

Kindsoldaten en internationale operaties

De leden van de fractie van de PvdA vragen of het uitgesloten is dat Nederland bij internationale operaties in de status van bevelvoerende mogelijkheid ook het bevel zou moeten voeren over strijdkrachten van landen die wél kindsoldaten zouden kunnen inzetten en het protocol niet geratificeerd hebben? Deze vraag is ingegeven door de berichten dat het Verenigd Koninkrijk medio jaren negentig van de vorige eeuw bij de operaties in voormalig Joegoslavië minderjarige militairen zou hebben ingezet.

Kindsoldaten wereldwijd

Het protocol is gericht om het verschijnsel kindsoldaten wereldwijd uit te bannen. De leden van de fractie van de PvdA vragen wat is op dit moment precies de opstelling en bijdrage van de regering in multilateraal en bilateraal verband ter bestrijding van het misbruik van kinderen als soldaten? Zie onder meer het Slotdocument van de VN-Kindertop van mei 2002 (paragraaf 7).

Geestelijke en morele stabiliteit

Tijdens het beleidsdebat Defensie, dat op 15 april jl. in de Eerste Kamer werd gehouden, is uitvoerig aan de orde geweest, dat van de Nederlandse militairen tegenwoordig veel wordt gevraagd niet eens zozeer qua fysieke gesteldheid, maar vooral qua geestelijke en morele stabiliteit.

Door prof.dr. D.E.M. Verweij, hoogleraar toegepaste ethiek aan de Militaire Defensie Academie, wordt de nadruk hierbij gelegd op de morele competenties, waarover elke militair – ongeacht zijn vooropleiding of rang – dient te beschikken. Zij wijst op het feit, dat de gemiddelde Nederlander morele waarden vroeger veelal ingeprent kreeg in de verzuilingsdriehoek ouders, onderwijs en kerk. Zij constateert, dat deze inprenting tegenwoordig vaak ontbreekt.

De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering aan te geven, of het mogelijk is om «kinderen van 17» al te testen op hun geschiktheid en geestelijke en morele stabiliteit ten behoeve van het uitoefenen van een militaire functie?

Zo ja, dan zijn er twee vervolgvragen: 1) zij worden ongeschikt beoordeeld: is dat dan – gegeven hun leeftijd – meteen een eindoordeel of kan door training en opleiding alsnog een volwassen en competent militair worden gevormd?; en 2) zij worden geschikt beoordeeld: hoe worden zij dan vervolgens getraind in het ontwikkelen van «volwassen» morele competenties?

Zo nee, moet dan niet verzekerd zijn, dat zij bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd alsnog worden gekeurd op hun geschiktheid, voordat zij hun hernieuwde schriftelijke instemming (amendement Eijsink/Voordewind) mogen en kunnen geven?

De leden van de fractie van de PvdA merken op dat hierbij niet volstaat het antwoord, zoals de regering dat tijdens het eerder genoemde beleidsdebat in de Eerste Kamer gaf, dat militairen alsnog worden gekeurd voordat zij op missie kunnen worden gezonden. Ook bij minder spectaculaire activiteiten zoals civiele ondersteuning, hulpverlening bij rampen en functioneren tijdens oefeningen kunnen immers al morele en geestelijke beoordelingsfouten worden gemaakt.

De leden van de fractie van de SP merken op dat jongeren bijzonder kwetsbaar zijn in relatie tot het gebruik van wapens zowel lichamelijk als mentaal. Tijdens de uitzending van Zembla van 6 april jongstleden werd onder meer stilgestaan bij de psychologische effecten van het schieten met scherp voor 17-jarigen. Deze leden vragen of de regering onderzoek heeft gedaan naar deze effecten, ook onder gecontroleerde omstandigheden zoals voorzien is in de motie Voordewind? Wat zijn de conclusies van dit onderzoek geweest?

Financiering militaire ethiek

Enigszins buiten het kader van dit onderhavig wetsontwerp willen de leden van de fractie van de PvdA voorts vragen, hoe de regering gaat organiseren (en financieren) dat de training op morele normen en waarden (=competenties) bij alle manschappen – en niet alleen bij officieren – structureel kan plaats hebben. Deze leden achten het van buitengewoon belang, dat onze Nederlandse militairen niet alleen materieel maar juist ook geestelijk optimaal weerbaar worden uitgezonden op de moeilijke vredesmissies die ons in de komende tijd ongetwijfeld nog te wachten staan.

De voorzitter van de commissie,

De Graaf

De griffier van de commissie,

Hamilton


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van den Berg (SGP), Van der Linden (CDA), Dupuis (VVD), Rosenthal (VVD), Ten Hoeve (OSF), De Graaf (VVD), voorzitter, Vedder-Wubben (CDA), Kox (SP), Russell (CDA), 1e vice-voorzitter, Schouw (D66), Van Driel (PvdA), Eigeman (PvdA), Franken (CDA), Thissen (GL), Van Kappen (VVD), De Boer (CU), K.G. de Vries (PvdA), Willems (CDA), Haubrich-Gooskens (PvdA), Hillen (CDA), Smaling (SP), 2e vice-voorzitter, Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Strik (GL), Kuiper (CU), Elzinga (SP), Vliegenthart (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven