29 849
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening)

J
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 maart 2008

Mijn ambtsvoorganger heeft tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van het ontwerp van wet inzake de OM-afdoening (Kamerstukken 29 849, Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening)) de toezegging gedaan om met het College van procureurs-generaal de suggestie te bespreken om, wanneer de verdachte ter zitting verschijnt, systematisch af te zien van een verhoging, en hierover – binnen de grenzen van de vertrouwelijkheid van het overleg met de procureurs-generaal – te rapporteren aan de Eerste Kamer.

Ten einde deze toezegging gestand te doen heb ik overleg gevoerd met het College van procureurs-generaal over de op de terechtzitting te vorderen straf in geval de verdachte verzet heeft ingesteld tegen de strafbeschikking. Het resultaat van dit overleg is vastgelegd in bijgaande Aanwijzing OM-afdoening1. In deze aanwijzing is in paragraaf 4.1 een passage opgenomen die deze materie betreft. Deze luidt als volgt:

«In principe zal ter terechtzitting het uitgangspunt voor de strafeis van de officier van justitie de bij strafbeschikking opgelegde straf zijn. Anders dan bij een transactie, dat een aanbod is ter voorkoming van strafvervolging, is door het uitvaardigen van de strafbeschikking de vervolging aangevangen. De bestrafte kan verzet doen, omdat hij het niet eens is met de feitelijke beoordeling van de zaak en/of met de hem opgelegde straf. Het doen van verzet is echter niet geheel vrijblijvend. Als er redenen zijn om aan te nemen dat verzet uitsluitend is gedaan ter uitstel van de executie of om de procesgang te vertragen, kan in beginsel een hogere straf worden gevorderd. Een dergelijke situatie kan voorkomen wanneer de bestrafte in het verzetschrift geen gronden heeft aangegeven en eveneens verstek laat gaan ter terechtzitting, danwel verschijnt maar geen inhoudelijk verweer voert. In deze gevallen kan een tot maximaal 20% hogere straf worden gevorderd. De bestrafte wordt hierop gewezen in de toelichting bij de strafbeschikking.»

Ik vertrouw Uw Kamer hiermee tot voldoening te hebben geïnformeerd.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Dit stuk ligt ter inzage op de afdeling Inhoudelijke Ondersteuning onder griffienr. 139224.01.

Naar boven