29 704
Wijziging van de Politiewet 1993 in verband met het versterken van de bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie, alsmede de opheffing van de Raad voor het Korps landelijke politiediensten

F
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2007

Bij het overleg op 24 april jl. met uw Kamer over het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met het versterken van de bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie, alsmede de opheffing van de Raad voor het Korps landelijke politiediensten (29 704) heb ik u toegezegd de uitgewerkte criteria voor de «evaluatie van de samenwerking en het gemeenschappelijk functioneren van de politiekorpsen»1 aan uw Kamer te zenden. Met deze brief geef ik hier, mede namens mijn ambtgenote van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, gevolg aan.

Op 13 juli 2007 zijn de tussen de politieministers en de korpsbeheerders gemaakte samenwerkingsafspraken aan de Tweede Kamer gezonden (TK 2006–2007, 30 880, nr. 6). De samenwerkingsafspraken fungeren als evaluatiecriteria in die zin dat de effectieve realisering van deze afspraken beslissend is voor het al dan niet voortzetten van de behandeling van de Politiewet 200. (30 880). Op 26 september 2007 is deze brief in een AO besproken met de Vaste Commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Justitie. Dit heeft een vervolg gehad in het VAO op 11 oktober 2007. Het bovenbedoelde overleg heeft niet geleid tot bijstelling van de samenwerkingsafspraken.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin.


XNoot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling inhoudelijke ondersteuning onder griffienummer 139857.

Naar boven