30 933
Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland te studeren en invoering van het collegegeldkrediet

B
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2007

Bij uw Kamer is het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland te studeren en invoering van het collegegeldkrediet ter behandeling voorgelegd.

De regering heeft het voornemen bij aanvaarding van dit voorstel de genoemde maatregelen met ingang van het komende studiejaar (2007–2008) in te voeren. Het gaat daarbij om twee belangrijke veranderingen voor reeds studerende maar vooral ook voor toekomstige studenten. Het wetsvoorstel is inmiddels door de Tweede Kamer aangenomen en zal door uw Kamer behandeld worden. Zonder afbreuk te doen aan een volwaardige behandeling door uw Kamer, ben ik van oordeel dat de zorgvuldigheid tegenover studenten met zich brengt, dat de voorlichting over de voorgenomen wijzigingen op tijd plaatsvindt.

De tijd tot de door de regering voorziene inwerkingtredingsdatum, 1 september 2007, is echter kort. Het lijkt mij dan ook zeer wenselijk om in het belang van de student de voorlichting over de voorgestelde wijzigingen in de tweede helft van april reeds te starten, overeenkomstig het door mij tijdens de behandeling in de Tweede Kamer geuite voornemen. Studenten kunnen zich dan op de hoogte stellen van de mogelijkheden en hun aanvraag voor studiefinanciering indienen kort na plaatsing van de wet in het Staatsblad. Dan zullen zij ook tijdig voor aanvang van het nieuwe studiejaar een beschikking van de IB-Groep kunnen ontvangen.

Vanzelfsprekend zal deze voorlichting geschieden onder de uitdrukkelijke vermelding van het voorbehoud van parlementaire goedkeuring van de door de regering voorgestelde wijzigingen.

Ik ga ervan uit dat uw Kamer geen bezwaar heeft tegen het in dit stadium starten van de voorlichting met het gemaakte voorbehoud, en zie uit naar een spoedige behandeling van dit wetsvoorstel.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Naar boven