30 678
Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving

E
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 februari 2007

De vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 en Justitie2 hebben bij brief van 22 december 2006 een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving.

De minister heeft daarop bij brief van 1 februari 2007 geantwoord.

De commissies brengen hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijke overleg.

De griffier van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Nieuwenhuizen

BRIEF AAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Den Haag, 22 december 2006

Nadat de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 14 november 2006 eindverslag omtrent wetsvoorstel 30 678, Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving heeft uitgebracht, is binnen deze commissie en de vaste commissie voor Justitie de behoefte gerezen de regering nog enkele vragen ter beantwoording voor te leggen.

De commissies zijn voornemens deze brief alsmede de schriftelijke reactie van de regering, die zij met belangstelling tegemoet zien, te doen drukken als verslag van een schriftelijk overleg.

De leden van de fractie van het CDA wezen er op dat zij op hun vraag in het voorlopig verslag met betrekking tot de discrepantie tussen enerzijds de opmerkingen van de regering over het voorstel van de Europese Commissie met betrekking tot de Detacheringsrichtlijn (Com 2006 159) en anderzijds haar voornemens zoals neergelegd in het onderhavige wetsvoorstel voor zover het de handhaving aangaat, geen antwoord hebben ontvangen. Wil de regering deze vraag alsnog van een antwoord voorzien?

Bij nadere beschouwing wensten de leden van de fracties van CDA, PvdA, SGP, CU en SP nog de volgende vragen te stellen.

Deze fracties vroegen of het invoeren van een nieuwe bestuurlijke boete niet strijdig is met het in deze Kamer onderstreepte principe dat zeer terughoudend omgegaan zou worden met het toepassen van bestuurlijke boetes. Bovendien is afgesproken dat bestuurlijke boetes zoveel mogelijk geïntegreerd zouden worden in de wet OM-afdoening. Bij de behandeling van het voorstel van de wet OM-afdoening (29 484) zijn deze punten uitgebreid aan de orde geweest. In ieder geval werden de genoemde terughoudendheid en een meer systematische aanpak toen nog eens onderschreven door de minister van Justitie.

Dat leidt tot de vraag of er overleg geweest is tussen de ministers van Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de bestuurlijke boetes zoals voorgesteld in het wetsvoorstel. Onderschrijft de regering bovengenoemde principes? Zo nee, waarom is daarvan geen sprake en waarom heeft de minister van Justitie eerder meegedeeld om deze aanpak wel te onderschrijven? Zo ja, waarom is het principe van terughoudendheid en mogelijke reïntegratie in het kader van de wijziging van de onderhavige wet niet toegepast?

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van de Beeten

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Driel

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Nieuwenhuizen

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2007

De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van de vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie, gedateerd 22 december 2006 en ontvangen op 15 januari 2007, over de wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving. Hieronder wordt ingegaan op de vragen die in deze brief zijn gesteld.

De leden van de fractie van het CDA vroegen of de regering in kon gaan op de discrepantie tussen enerzijds de opmerkingen van de regering over het voorstel van de Europese Commissie met betrekking tot de Detacheringsrichtlijn (COM 2006 159) en anderzijds haar voornemen zoals neergelegd in het onderhavige wetsvoorstel voor zover het de handhaving aangaat.

Het fiche van de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen over de mededeling van de Europese Commissie inzake de richtsnoeren betreffende de detachering van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (Kamerstukken II 2005–2006, 22 112, nr. 449 onder 4) is gericht op de handhaving en naleving van de kernarbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de vigerende wet- en regelgeving. Het voornemen tot wijziging van de handhaving van de WML, te bezien mede in relatie tot het openstellen van de grenzen voor werknemer uit de zogenoemde MOE landen, is daarbij ten onrechte niet gemeld.

De leden van de fracties van CDA, PvdA, SGP, CU en SP vroegen of overleg is geweest tussen de ministers van Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de bestuurlijke boete zoals voorgesteld in onderhavig wetsvoorstel. Deze leden stelden verder de vraag of de regering onderschrijft dat het invoeren van een nieuwe bestuurlijke boete zeer terughoudend moet worden toegepast en zoveel mogelijk geïntegreerd zouden worden in de wet OM-afdoening. Ook vroegen zij waarom het principe van terughoudendheid en mogelijke integratie in het kader van de wijziging van de onderhavige wet niet is toegepast.

Ik stel voorop dat over de invoering van bestuurlijke boete in de WML overleg is gevoerd met mijn ambtgenoot van Justitie.

Over de terughoudendheid van de invoering van een bestuurlijke boeteregeling in de WML merk ik op dat de redenen voor de aanpassing van de handhaving van de WML uitgebreid naar voren zijn gebracht in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2005–2006, 30 678, nr. 3, p. 2 en 3) en de memorie van antwoord (Kamerstukken I 2006–2007, 30 678, nr. C, p. 1 en 2). Aangegeven is dat de mogelijkheid tot het indienen van klachten bij de Arbeidsinspectie (AI) en het aanspannen van een civiele procedure wegens onderbetaling weinig worden gebruikt door werknemers, hoewel uit monitor onderzoek blijkt, dat onderbetaling wel voorkomt. In de praktijk komt dan ook niet veel terecht van de handhaving van de verplichtingen die volgen uit de WML. Voorts bestaat de verwachting dat werknemers uit de Midden en Oost Europese lidstaten nog minder dan Nederlandse werknemers bereid zullen zijn om een klacht bij de AI in te dienen of een civiele procedure wegens onderbetaling aan te spannen. Dit zal de effectiviteit van het bestaande instrumentarium tot handhaving van de WML verder verminderen en mogelijk een negatief effect hebben op de bereidheid van werkgevers tot naleving van de WML. De constatering enerzijds, dat ook thans al de naleving van de wet te wensen overlaat en anderzijds dat het niet naleven van de wet naar verwachting zal toenemen met de komst van werknemers uit de nieuwe lidstaten, in combinatie met de geringe effectiviteit van het huidige instrumentarium tot handhaving van de wet, heeft de regering doen besluiten tot aanpassing van de handhaving.

De regering heeft dan ook na zorgvuldige overweging besloten het toezicht op de naleving (c.q. de handhaving) van de WML anders in te vullen en een bestuurlijke boete in te voeren.

Over integratie in de Wet OM-afdoening (Wet van 7 juli 2006, Stb. 330) merk ik op dat in onderhavig wetsvoorstel sprake is van bestuursrechtelijke handhaving en niet van strafrechtelijke handhaving. Om die reden is integratie in de Wet OM-afdoening niet overwogen.

Over de Wet OM-afdoening kan verder nog het volgende worden opgemerkt. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel dat tot de Wet OM-afdoening heeft geleid is aangegeven dat de nieuwe mogelijkheden die de Wet OM-afdoening gaat bieden, waaronder de mogelijkheid om aan bestuursorganen of ambtenaren de bevoegdheid te verlenen een bestuurlijke strafbeschikking uit te vaardigen, aan de hand van de notitie-sanctiestelsels (Kamerstukken II 2005–2006, 29 849, nr. 30) zullen worden meegewogen bij nieuwe beleidsvoornemens. De Wet OM-afdoening zal op de wijze als aangegeven in de brief van mijn ambtgenoot van Justitie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 12 december 2006 (Kamerstukken II 2006–2007, 30 800 VI en 29 271, nr. 29) gefaseerd worden doorgevoerd, waarbij zal worden begonnen om enkele typen zaken met een OM-strafbeschikking af te doen. Het ligt in het voornemen daarna een start te maken met de politiestrafbeschikking, gevolgd door de bestuurlijke strafbeschikking. De mogelijkheid van een bestuurlijke strafbeschikking zal daardoor enige tijd na de inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening, welke wordt voorzien eind van dit jaar, kunnen worden meegewogen bij de tegen die tijd te maken keuze tussen verschillende handhavingsstelsels.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA) (plv. voorzitter), Swenker (VVD), De Wolff (GL), Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA) (voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Westerveld (PvdA) en Schouw (D66).

Plv. leden: Van Middelkoop (CU), Franken (CDA), Biermans (VVD), Thissen (GL), Van den Broek-Laman Trip (VVD), Ruers (SP), Terpstra (CDA), Nap-Borger (CDA), Schuyer (D66), Noten (PvdA) en Leijnse (PvdA).

Samenstelling:

Leden: Holdijk (SGP), Wagemakers (CDA), Witteveen (PvdA), De Wolff (GL), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Ruers (SP), Westerveld (PvdA), Engels (D66) en Franken (CDA).

Plv. leden: Schuurman (CU), Pruiksma (CDA), Jurgens (PvdA), Minderman (GL), Dolle (CDA), Rosenthal (VVD), Biermans (VVD), Kox (SP), Tan (PvdA), Schuyer (D66) en Russell (CDA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Holdijk (SGP), Wagemakers (CDA), Witteveen (PvdA), De Wolff (GL), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Ruers (SP), Westerveld (PvdA), Engels (D66) en Franken (CDA).

Plv. leden: Schuurman (CU), Pruiksma (CDA), Jurgens (PvdA), Minderman (GL), Dolle (CDA), Rosenthal (VVD), Biermans (VVD), Kox (SP), Tan (PvdA), Schuyer (D66) en Russell (CDA).

Naar boven