30 552
Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid

C
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 3 november 2006

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de navolgende opmerkingen en het stellen van de navolgende vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met waardering kennis genomen van het wetsvoorstel.

Centraal doel van dit wetsvoorstel is het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid. Deze mogelijkheid wordt echter ook al gegeven in art. 17 van de Arbowet 1998, zoals ook opgemerkt door de Raad van State. Graag vernemen deze leden van de staatssecretaris waarom deze bepaling niet is toegepast om e.e.a. te realiseren in plaats van een zo tijdrovende procedure voor een wetswijziging?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij delen de opvatting van de regering dat de evaluatie van de Arbeidsomstandighedenwet wijst in de richting van een overgang van middelvoorschriften naar doelvoorschriften. In de uitwerking daarvan bestaat naar het oordeel van deze leden wel behoefte aan zo groot mogelijke duidelijkheid in de vorm van wetenschappelijk vastgestelde grenswaarden. Zij vragen de regering hoe het staat met de vaststelling van deze grenswaarden.

Voorts hebben de leden van de PvdA-fractie zich enigszins verbaasd over het gebrek aan scherpte in de omschrijving van het begrip «gezondheid». De regering argumenteert hier dat «gezondheid» een breed en dynamisch begrip is, waarvan de betekenis aan verandering onderhevig is, maar dat overigens het oude begrip «welzijn» te breed is om onder het gezondheidsbegrip van deze wet te vallen. Welbevinden in psychisch-sociaal opzicht, voorzover dat wordt beïnvloed door de arbeidssituatie, behoort echter wel tot het gezondheidsbegrip. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of het, gezien het belang van het gezondheidsbegrip in de Arbeidsomstandighedenwetgeving, niet dienstig zou zijn aansluiting te zoeken bij een beproefde definitie die internationaal gangbaar is. Graag zien zij nader toegelicht welke precies de definitie van «gezondheid» die in het onderhavige wetsvoorstel wordt gehanteerd en hoe deze zich verhoudt tot de definities die door de World Health Organization en de Europese Unie worden gebruikt.

Tenslotte vragen de leden van de PvdA-fractie nog een nadere toelichting op de informatierechten inzake het arbobeleid. Zij hadden er kennis van genomen dat de regering in de memorie van antwoord aan de Tweede Kamer uitgebreid toelicht welke verplichtingen in de WOR hier op zien. Graag vernemen deze leden of bekend is wat het feitelijk «gebruik» van deze WOR-bepalingen is: is bekend hoeveel ondernemingsraden en pvt-en daardwerkelijk met enige regelmaat worden ingelicht over het arbobeleid of aspecten daarvan? Voorts vragen deze leden wat precies de inhoud en strekking is van de bij nota van wijziging genoemd op pg 5, laatste volle alinea, van de nota naar aanleiding van het verslag (stuk nr. 11) aangebrachte verandering. Vormt dit een uitbreiding van de informatierechten van de personeelsvertegenwoordiging of alleen een nadere verduidelijking?

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennis genomen van het genoemde wetsvoorstel.

Het doel van dit wetsvoorstel,

• verantwoordelijkheid van werkgever en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid te vergroten;

• de regelgeving zoveel mogelijk te beperken, te vereenvoudigen en te verduidelijken is goed uitgewerkt.

Ook kan de VVD-fractie haar instemming uiten met de wijze waarop de Europese dimensie is behandeld, omdat terughoudend is omgegaan met het toevoegen van meer regels dan betrokken Europese Richtlijnen in deze bevatten.

In de Tweede Kamer zijn diepgaande vragen behandeld over elementen van dit wetsvoorstel waar de staatssecretaris adequaat op heeft geantwoord. Het feit dat er een grote lastenverlichting plaats vindt, die vooral het Midden- en Kleinbedrijf ten goede komt, stemt deze leden tot vreugde.

Er resten de VVD-fractie nog een tweetal opmerkingen.

Uit de op 23 juni j.l. verschenen «Eerste evaluatie nieuwe Zorgverzekering» van de Nederlandse Zorgautoriteit (toen nog in oprichting) blijkt, dat verzekeraars op dit mmoment nog slechts beperkt gebruik maken van de mogelijkheid om bedrijven met een goed arbobeleid gunstiger voorwaarden te bieden, zoals een lagere premie. Zou het wellicht mogelijk zijn om in de voorlichtingscampagne over de wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet dit punt nu mee te nemen, dit kan een incentive zijn voor bedrijven/sectoren om tot snellere vorming van arbocatalogi te komen.

Een tweede opmerking gaat over de door de staatssecretaris genoemde systematiek die in het kader van het Programma Versterking Arbeidsveiligheid wordt ontwikkeld waarbij de arbeidsveiligheidsrisico’s kwantitatief kunnen worden geanalyseerd. Is er al enig zicht op het tijdstip waarop deze analyse ter beschikking komt? De VVD-fractie is van mening dat gegevens ook belangrijk zijn voor de vorming van de arbocatalogi.

Met belangstelling zien de leden van de VVD-fractie de antwoorden van de staatssecretaris tegemoet.

De leden van de SP-fractie hebben begrip voor het streven van de regering om de Arbowetgeving te versimpelen, en het aantal regels te beperken.

Ook is het hen duidelijk dat de wet wordt aangepast aan de EU richtlijnen.

Maar zij concluderen ook dat met dit wetsvoorstel een aantal beschermende maatregelen die hoorden tot de verworvenheden bij de veiligheid van arbeidsomstandigheden weer verdwijnen.

Deze leden vragen de regering waarom het opstellen van grenswaarden niet langer een publieke zaak is, is dat alleen te verantwoorden met het argument van het schrappen van te veel regels? Waarom wordt, om een voorbeeld te noemen, niet vastgehouden aan al bekende normen als niet zwaarder tillen dan 23 kilo? Waarom worden bij het vaststellen van normen alleen vastgehouden aan de vier terreinen waarvoor de EU richtlijnen heeft vastgesteld, en wordt er geen gebruik gemaakt van de al ontwikkelde expertise in Nederland op andere terreinen?

Hoe kan de regering voorkomen dat vage voorschriften als «de werknemer mag niet aan te hard geluid worden blootgesteld» leiden tot vruchteloze onderhandeling omdat de normen niet zijn vastgelegd, en dus overgelaten wordt aan verschillende interpretaties?

Hoe kan de regering verantwoorden dat er optimale bescherming tot stand komt door het overleg tussen werkgevers en werknemers?

De verloskundigen hebben laten weten dat het wetsvoorstel geen verbetering biedt voor vrouwen na de zwangerschap. Zij verwachten dat de situatie eerder zal verslechteren. Wat kan de regering daarover zeggen?

Waarom is in het nieuwe wetsvoorstel het arbospreekuur geschrapt, terwijl juist dat een laagdrempelige fenomeen is waar werknemers met klachten terecht kunnen?

De fracties van D66 en de OSF hebben met instemming kennis genomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998. De fracties zijn het eens met de daarin gekozen lijn om te komen tot vereenvoudiging van de regelgeving en tot het leggen van meer verantwoordelijkheid voor de arbeidsomstandigheden bij werkgevers en werknemers vertegenwoordigers. Ze menen dat het gekozen systeem, uitgaande van de brede zorgplicht die geformuleerd is in art. 3 lid 1 van het wetsvoorstel, en waar mogelijk verplichtingen, formulerend in doelvoorschriften, effectief en op de situatie aangepast kan leiden tot verantwoorde arbeidsomstandigheden. Er resten de fracties nog twee vragen.

De regeling van het overleg tussen werkgever en ondernemingsraad wordt door de nieuwe formulering van art. 12 lid 2 (actief informatie wisselen) naar het gevoel van de beide fracties niet heel duidelijk omkaderd. In het oude art.5 lid 3 was uitdrukkelijk sprake van het jaarlijks in het overleg aan de orde komen van het plan van aanpak, maar dit artikel verdwijnt. De fracties vrezen dat daardoor de informatie die naar de OR of werknemersvertegenwoordiging gaat algemener van aard en ook minder frequent zal worden. Kan dat er niet gemakkelijk leiden dat de betrokkenheid van de OR bij de arbo problematiek en vooral het zicht daarop kleiner wordt dan wenselijk is?

Verder wordt in het wetsvoorstel het bestaande art. 32 ongewijzigd gelaten, terwijl het oorspronkelijk toch de bedoeling was om niet alleen opzet maar ook redelijkerwijs te verwachten gevolgen, dus nalatigheid, tot strafbaar feit te maken. Is het vereiste van opzet niet zo zwaar dat ook bij duidelijke nalatigheid van een werkgever waardoor ernstige gevolgen optreden, er nauwelijks strafrechtelijke sancties mogelijk zijn? Is dan voor

zulke geval de boete, ook al wordt het maximale bedrag daarvan verdubbeld, niet toch een relatief lichte straf die op zich niet voldoende is om het rechtsgevoel te bevredigen?

De voorzitter van commissie,

Van Driel

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA), plv. voorzitter, Swenker (VVD), De Wolff (GL), Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA), voorzitter, Vedder-Wubben (CDA), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Westerveld (PvdA) en Schouw (D66).

Plv. leden: Van Middelkoop (CU), Franken (CDA), Biermans (VVD), Thissen (GL), Van den Broek-Laman Trip (VVD), Slagter-Roukema (SP), Terpstra (CDA), Nap-Borger (CDA), Schuyer (D66), Noten (PvdA) en Leijnse (PvdA).

Naar boven