Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30392 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30392 nr. A |
19 oktober 2006
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het nodig is het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankenwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet aan te passen aan Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 260 vervalt.
In het Derde Boek wordt na titel 14 een titel ingevoegd, die luidt:
TITEL 15 VAN RECHTSPLEGING IN ZAKEN BETREFFENDE RECHTEN VAN INTELLECTUELE EIGENDOM
Deze titel is van toepassing op de handhaving van rechten van intellectuele eigendom ingevolge de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankenwet, de Rijksoctrooiwet 1995, de eenvormige Beneluxwet op de Merken, de eenvormige Beneluxwet inzake Tekeningen of Modellen, de Wet houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten, de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005, op procedures krachtens de artikelen 5 en 5a Handelsnaamwet, op procedures inzake geografische benamingen krachtens artikel 13a Landbouwkwaliteitswet en op handhaving van rechten van intellectuele eigendom ingevolge verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PbEG 1994, L11), verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG L 227) en verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (PbEG 2002, L3).
1. Een verbintenis uit onrechtmatige daad wegens inbreuk op een recht van intellectuele eigendom geldt als een rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a.
2. In de procedure op de voet van artikel 843a kan ook overlegging gevorderd worden van ander bewijsmateriaal dat zich in de macht van de wederpartij bevindt.
3. De rechter wijst de vordering af voor zover de bescherming van vertrouwelijke informatie niet is gewaarborgd. Artikel 843a, vierde lid, is niet van toepassing.
1. De voorzieningenrechter kan verlof verlenen tot het treffen van voorlopige maatregelen ter bescherming van bewijs aan de verzoeker die voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er inbreuk op zijn recht van intellectuele eigendom is gemaakt of dreigt te worden gemaakt. Tot deze maatregelen ter bescherming van bewijs kunnen behoren, naast de reeds in de wet geregelde maatregelen, conservatoir bewijsbeslag, gedetailleerde beschrijving en monsterneming ter zake van vermeend inbreukmakende roerende zaken, bij de productie daarvan gebruikte materialen en werktuigen en op de inbreuk betrekking hebbende documenten.
2. De rechter bepaalt zo nodig de wijze waarop beschrijving plaatsvindt of monsters worden genomen en wat met de monsters dient te gebeuren.
3. Deze maatregelen worden genomen zo nodig zonder dat de wederpartij wordt gehoord, met name indien het aannemelijk is dat uitstel de verzoeker onherstelbare schade zal berokkenen, of indien er een aantoonbaar gevaar voor verduistering of verlies van bewijs bestaat.
4. Verlof tot het treffen van de gevraagde maatregel wordt niet gegeven voor zover de bescherming van vertrouwelijke informatie niet is gewaarborgd.
1. Conservatoir beslag tot bescherming van bewijs wordt gelegd met overeenkomstige toepassing van de voorschriften betreffende middelen tot bewaring van zijn recht, met uitzondering van artikel 709, derde lid.
2. Zodra in de hoofdzaak is beslist en deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, vervalt het beslag van rechtswege. Zijn de beslagen zaken in gerechtelijke bewaring gegeven, dan is de bewaarder verplicht tot afgifte daarvan aan de beslagene, tenzij de rechter op vordering van eiser anders heeft bepaald. De rechter kan op verzoek van partijen of ambtshalve nadere aanwijzingen geven.
1. Beschrijving geschiedt door een deurwaarder ter plaatse waar de zaken, bedoeld in artikel 1019b, eerste lid, zich bevinden. De deurwaarder zal de zaken op het door hem daarvan onverwijld op te maken proces-verbaal nauwkeurig beschrijven met opgave van hun beweerdelijk inbreukmakende kenmerken, getal, gewicht en maat overeenkomstig hun aard. Tot deze beschrijving kan ook behoren het op enigerlei wijze vastleggen van de zaken op beeld- of geluidsmateriaal dat wordt gevoegd bij het proces-verbaal en daarvan deel uitmaakt. Het proces-verbaal vermeldt het rechterlijk verlof. De artikelen 440, tweede lid, 443, 444, 444a en 444b zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Monsterneming geschiedt door een deurwaarder ter plaatse waar de zaken, bedoeld in artikel 1019b, eerste lid, zich bevinden. De voorschriften betreffende middelen tot bewaring van zijn recht zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 709, derde lid. Hij zal van elk soort der zaken ten hoogste drie exemplaren aan een door de voorzieningenrechter aan te wijzen bewaarder in gerechtelijke bewaring geven, tenzij de rechter anders bepaalt.
3. Zodra in de hoofdzaak is beslist en deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, is de bewaarder verplicht tot afgifte van de monsters aan de beslagene, tenzij de rechter op vordering van eiser anders heeft bepaald. De rechter kan op verzoek van partijen of ambtshalve nadere aanwijzingen geven.
1. In spoedeisende zaken, met name indien uitstel onherstelbare schade voor de houder van het recht van intellectuele eigendom zou veroorzaken, is de voorzieningenrechter bevoegd een onmiddellijke voorziening bij voorraad te geven op een bij verzoekschrift gedaan verzoek om tegen de vermeende inbreukmaker een bevel uit te vaardigen teneinde een dreigende inbreuk op het recht van intellectuele eigendom van de houder te voorkomen, zonder de vermeende inbreukmaker op te roepen.
2. De voorzieningenrechter kan het verzoek toewijzen onder voorwaarde dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld.
3. De vermeende inbreukmaker kan vorderen dat de voorzieningenrechter die de beschikking inhoudende het bevel genoemd in het eerste lid heeft gegeven, de beschikking herziet, rechtdoende in kort geding.
1. Indien de eiser informatie wenst te verkrijgen van een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten, kan de rechter op gerechtvaardigde en redelijke vordering van de eiser een getuigenverhoor bevelen over al hetgeen de derde bekend is over de herkomst en de distributiekanalen van de inbreukmakende goederen of diensten. Dit verhoor heeft enkel betrekking op het verkrijgen van de in dit lid bedoelde informatie.
2. Naast of in plaats van verhoor van een getuige ter terechtzitting, kan ook overlegging gevraagd worden van de in het tweede lid bedoelde informatie in schriftelijke vorm door de getuige.
De rechter kan op vordering van degene die is getroffen door
a. een beslag dat is gelegd ingevolge artikel 28, derde lid, Auteurswet 1912, artikel 17, tweede lid, Wet op de naburige rechten, artikel 13bis, tweede lid, eenvormige Beneluxwet op de Merken, artikel 14bis, tweede lid, eenvormige Beneluxwet inzake Tekeningen of Modellen, artikel 70, negende lid, Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 en artikel 13a, negende lid, Landbouwkwaliteitswet,
b. een maatregel als bedoeld in artikel 1019b, eerste lid,
c. een bevel als bedoeld in artikel 1019e, eerste lid, of
d. enige andere voorlopige maatregel die is opgelegd krachtens een in artikel 1019 bedoeld recht van intellectuele eigendom, tot voorkoming van een dreigende inbreuk of houdende een verbod op inbreukmakende handelingen of een verbod jegens een tussenpersoon, gelasten dat degene die om deze maatregel heeft gevraagd de door deze maatregel toegebrachte schade op passende wijze vergoedt, indien het beslag ten onrechte is gelegd of het beslag is opgeheven dan wel voor zover de maatregel niet had behoren te worden getroffen of het bevel niet had behoren te worden gegeven of indien wordt vastgesteld dat er geen inbreuk was gemaakt of dreigde.
Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 843a, eerste lid, wordt de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.
1. In zaken betreffende vorderingen tot het gelasten van voorlopige maatregelen als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, als bijlage 1C gevoegd bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (Trb. 1995, 130), bepaalt de voorzieningenrechter bij het treffen van een voorlopige voorziening een redelijke termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak. De voorlopige voorziening verliest haar kracht wanneer een eis in de hoofdzaak niet binnen die termijn is ingesteld en de gedaagde een daartoe strekkende verklaring bij de griffie indient. Is de verklaring ingediend na het verstrijken van de gestelde termijn, dan verliest de voorlopige voorziening haar kracht met de indiening van de verklaring.
2. Heeft de voorzieningenrechter geen termijn als bedoeld in het eerste lid gesteld, dan verliest de voorlopige voorziening haar werking door een verklaring als bedoeld in het eerste lid, wanneer na ten minste 31 dagen, waarvan ten minste 20 werkdagen, geen eis in de hoofdzaak is ingesteld.
3. Bij een verklaring als bedoeld in het eerste lid wordt een afschrift overgelegd van het vonnis. Is daartegen een rechtsmiddel ingesteld, dan wordt dit in de verklaring vermeld. De gedaagde zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van zijn verklaring aan de eiser.
De Auteurswet 1912 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 26c worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:
De rechter kan op vordering van de maker, tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het auteursrecht te maken, bevelen de diensten die worden gebruikt om die inbreuk te maken, te staken.
De voorzieningenrechter kan op vordering van de maker of zijn rechtverkrijgende tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk toestaan onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor vergoeding van de door de maker of zijn rechtverkrijgende geleden schade. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechter voortzetting van de dienstverlening door de tussenpersoon als bedoeld in artikel 26d toestaan.
In artikel 27 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, dat luidt:
2. In passende gevallen kan de rechter de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag.
In artikel 27a, tweede lid, eerste volzin wordt de zinsnede «ook of mede namens een licentienemer» vervangen door: ook namens of mede namens een licentienemer.
Artikel 28 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het auteursrecht geeft aan de gerechtigde de bevoegdheid om roerende zaken, die geen registergoederen zijn en die in strijd met dat recht zijn openbaar gemaakt of een niet geoorloofde verveelvoudiging vormen of die materialen of werktuigen zijn die voornamelijk bij de schepping of vervaardiging van deze zaken zijn gebruikt, als zijn eigendom op te eisen dan wel onttrekking aan het verkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen. Teneinde tot vernietiging of onbruikbaarmaking over te gaan, kan de gerechtigde de afgifte van deze zaken vorderen.
2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde, vijfde, zesde, zevende en achtste lid tot derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid.
3. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:
4. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, worden op kosten van de gedaagde uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.
4. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:
7. Gelijke bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid bestaat ten aanzien van de inrichtingen, producten en onderdelen als bedoeld in artikel 29a alsmede de reproducties van werken als bedoeld in artikel 29b, die geen registergoederen zijn.
5. Na het zevende lid (nieuw) worden drie leden toegevoegd, die luiden:
8. Bij de beoordeling van de maatregelen die de gerechtigde of diens licentienemer kan vorderen ingevolge de bevoegdheden, genoemd in het eerste, tweede en zevende lid, houdt de rechter rekening met de noodzakelijke evenredigheid tussen de ernst van de inbreuk en de gevorderde maatregelen en met de belangen van derden.
9. De rechter kan op vordering van de gerechtigde degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de goederen of diensten die inbreuk maken, aan de gerechtigde mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten. Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.
10. De rechter kan op vordering van de gerechtigde gelasten dat op kosten van degene die inbreuk op diens auteursrecht heeft gemaakt passende maatregelen worden getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak.
De Wet op de naburige rechten wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Behoudens bewijs van het tegendeel wordt voor de houder van een naburig recht gehouden degene die op of in het op grond van deze wet beschermde materiaal als zodanig is aangeduid, of bij gebreke van een dergelijke aanduiding, degene die bij de openbaarmaking of het in het verkeer brengen van dit materiaal als uitvoerende kunstenaar, producent van fonogrammen, producent van eerste vastleggingen van films, of omroeporganisatie, daarvan is bekend gemaakt door degene die het materiaal openbaar maakt of in het verkeer brengt.
Na artikel 15 d worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:
De rechter kan op vordering van de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op zijn naburig recht te maken, bevelen de diensten die worden gebruikt om die inbreuk te maken, te staken.
De voorzieningenrechter kan op vordering van de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk toestaan onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor vergoeding van de door de rechthebbende geleden schade. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechter voortzetting van de dienstverlening door de tussenpersoon als bedoeld in artikel 15e toestaan.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid, wordt een lid ingevoegd, dat luidt:
1. In passende gevallen kan de rechter de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag.
2. In het derde lid (nieuw) wordt tweemaal «eerste lid» vervangen door: tweede lid.
Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, geven de bevoegdheid om opnamen of reproducties daarvan die in strijd met die rechten in het verkeer zijn gebracht alsmede niet geoorloofde opnamen of reproducties, als zijn eigendom op te eisen dan wel onttrekking aan het handelsverkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen. Gelijke bevoegdheid bestaat ten aanzien van roerende zaken die geen registergoederen zijn en die rechtstreeks hebben gediend tot de vervaardiging van de in de eerste zin bedoelde opnamen of reproducties. Bevoegdheid tot opeising bestaat tevens ten aanzien van gelden waarvan aannemelijk is dat zij zijn verkregen door of als gevolg van inbreuk op een van de in de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde rechten. Teneinde tot vernietiging of onbruikbaarmaking over te gaan, kan de gerechtigde de afgifte van deze zaken vorderen.
2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt de zinsnede «Gelijke bevoegdheid tot opeising, dan wel tot vernietiging of onbruikbaarmaking» vervangen door: Gelijke bevoegdheid tot opeising, dan wel tot onttrekking aan het handelsverkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking.
4. Na het vierde lid (nieuw) worden drie leden toegevoegd, die luiden:
5. De maatregelen bedoeld in het eerste en vierde lid worden op kosten van de gedaagde uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.
6. De rechter kan op vordering van de rechthebbende bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de goederen of diensten die inbreuk maken, aan de gerechtigde mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten. Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.
7. Bij de beoordeling van de maatregelen die de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, of diens licentienemer kan vorderen ingevolge de bevoegdheden, genoemd in het eerste en vierde lid, houdt de rechter rekening met de noodzakelijke evenredigheid tussen de ernst van de inbreuk en de gevorderde maatregelen en met de belangen van derden.
Na artikel 18 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
De rechter kan op vordering van de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, gelasten dat op kosten van degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt passende maatregelen worden getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak.
De Databankenwet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Behoudens bewijs van het tegendeel wordt voor de producent van een databank gehouden degene die in de databank als zodanig is aangeduid, of bij gebreke van een dergelijke aanduiding, degene die bij de openbaarmaking van de databank als producent daarvan is bekend gemaakt door degene die haar openbaar maakt.
Aan artikel 2 worden twee leden toegevoegd, die luiden:
5. De rechter kan op vordering van de producent, tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het in het eerste lid bedoelde recht van de producent te maken, bevelen de diensten die gebruikt worden om die inbreuk te maken, te staken.
6. De voorzieningenrechter kan op vordering van de producent tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk op het in het eerste lid bedoelde recht toestaan onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor vergoeding van de door de producent geleden schade. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechter voortzetting van de dienstverlening door de tussenpersoon als bedoeld in het vijfde lid toestaan.
Artikel 5c wordt gewijzigd als volgt:
1. De eerste zin van het eerste lid komt te luiden: Inbreuk op het recht genoemd in artikel 2 en inbreuk op het in artikel 5a, eerste en tweede lid, of artikel 5b bepaalde, geeft de bevoegdheid het geheel of een deel van de inhoud van de databank als bedoeld in artikel 2 en inrichtingen, producten en onderdelen als bedoeld in artikel 5a of databanken als bedoeld in artikel 5b als zijn eigendom op te eisen dan wel onttrekking aan het handelsverkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen.
2. Het derde lid komt te luiden: De maatregelen bedoeld in het eerste lid worden op kosten van de gedaagde uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.
3. Na het vierde lid wordt worden twee leden toegevoegd, die luiden:
5. De rechter kan op vordering van de producent degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de databanken en delen van databanken die inbreuk maken, aan de gerechtigde mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan een derde die op commerciële schaal inbreukmakende databanken of delen van databanken in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze databanken of delen van databanken of bij het verlenen van deze diensten. Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.
6. Bij de beoordeling van de maatregelen die de producent of diens licentienemer kan vorderen ingevolge de bevoegdheden, genoemd in het eerste lid, houdt de rechter rekening met de noodzakelijke evenredigheid tussen de ernst van de inbreuk en de gevorderde maatregelen en met de belangen van derden.
Na artikel 5c worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:
1. Naast schadevergoeding kan de producent van de databank of zijn rechtverkrijgende vorderen dat degene die inbreuk op het databankrecht heeft gemaakt, wordt veroordeeld de door deze ten gevolge van de inbreuk genoten winst af te dragen en dienaangaande rekening en verantwoording af te leggen.
2. In passende gevallen kan de rechter de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag.
3. De producent of diens rechtverkrijgende kan de in het eerste lid bedoelde vorderingen of een van deze ook namens of mede namens een licentienemer instellen, onverminderd de bevoegdheid van deze laatste in een al of niet namens hem of mede namens hem door de producent of diens rechtverkrijgende ingesteld geding tussen te komen om rechtstreeks de door hem geleden schade vergoed te krijgen of om zich een evenredig deel van de door de gedaagde af te dragen winst te doen toewijzen. De in het eerste lid bedoelde vorderingen of een van deze kan een licentienemer slechts instellen als hij bevoegdheid daartoe van de producent of diens rechtverkrijgende heeft bedongen.
De rechter kan op vordering van de producent of zijn rechtverkrijgende gelasten dat op kosten van degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt passende maatregelen worden getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak.
De Handelsnaamwet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 6a worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:
De voorzieningenrechter kan op vordering van eiser tijdelijke voortzetting van de vermeende strijd met de artikelen 5 of 5a toestaan onder de voorwaarde dat gedaagde zekerheid stelt voor vergoeding van de door eiser geleden schade.
1. Indien een handelsnaam wordt gevoerd in strijd met de artikelen 5 of 5a, kan de rechter in passende gevallen de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag. 2.De rechter kan op vordering van degene die de handelsnaam voert gelasten dat op kosten van degene die heeft gehandeld in strijd met de artikelen 3 tot en met 5 b passende maatregelen worden getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak.
De Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484) wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde lid worden twee leden ingevoegd, die luiden:
2. De rechter kan op vordering van de houder van het uitsluitend recht, tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het recht van de houder te maken, bevelen de diensten die worden gebruikt om die inbreuk te maken, te staken.
3. De voorzieningenrechter kan op vordering van de houder van het uitsluitend recht tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk op dit recht toestaan onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor vergoeding van de door de houder geleden schade. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechter voortzetting van de dienstverlening door de tussenpersoon als bedoeld in het tweede lid toestaan.
2. Aan het vierde lid (nieuw) wordt een volzin toegevoegd, die luidt: In passende gevallen kan de rechter de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag.
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt de zinsnede «als zijn eigendom op te eisen dan wel daarvan de vernietiging of onbruikbaarmaking te vorderen» vervangen door: als zijn eigendom op te eisen dan wel onttrekking aan het handelsverkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking te vorderen. Teneinde tot vernietiging of onbruikbaarmaking over te gaan, kan de gerechtigde de afgifte van deze exemplaren vorderen.
2. Na het vijfde lid wordt worden drie leden ingevoegd, die luiden:
6. De maatregelen bedoeld in het eerste en tweede lid worden op kosten van de gedaagde uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.
7. Bij de beoordeling van de maatregelen die de gerechtigde of diens licentienemer kan vorderen ingevolge de bevoegdheden, genoemd in het eerste en tweede lid, houdt de rechter rekening met de noodzakelijke evenredigheid tussen de ernst van de inbreuk en de gevorderde maatregelen en met de belangen van derden.
8. De rechter kan op vordering van de houder van het uitsluitend recht degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de inbreukmakende topografie of het halfgeleiderproduct waarin de inbreukmakende topografie is vervat, aan de houder mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan een derde die op commerciële schaal inbreukmakende topografieën of halfgeleiderproducten waarin de inbreukmakende topografie is vervat in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze topografieën of halfgeleiderproducten of bij het verlenen van deze diensten. Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.
Na artikel 18 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
De rechter kan op vordering van de houder van het uitsluitend recht gelasten dat op kosten van degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt passende maatregelen worden getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak.
Artikel 70 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid, worden twee leden ingevoegd, die luiden:
2. De rechter kan op vordering van de houder van een kwekersrecht, tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreukop zijn kwekersrecht te maken, bevelen de diensten die worden gebruikt om die inbreuk te maken, te staken.
3. De voorzieningenrechter kan op vordering van de houder van een kwekersrecht tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk op dit recht toestaan onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor vergoeding van de door de houder geleden schade. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechter voortzetting van de dienstverlening door de tussenpersoon als bedoeld in het tweede lid toestaan.
2. Onder vernummering van het derde (oud), vierde en vijfde lid tot zesde, zevende en achtste lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:
5. In passende gevallen kan de rechter de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt in de eerste volzin de zinsnede «onverminderd de bevoegdheid van pandhouders» vervangen door «onverminderd de bevoegdheid van licentiehouders en pandhouders» en wordt in de laatste volzin de zinsnede «als bedoeld in het tweede lid» vervangen door: als bedoeld in het vierde lid.
4. De eerste volzin van het achtste lid (nieuw) komt te luiden: De houder van het kwekersrecht heeft de bevoegdheid roerende zaken waarmee een inbreuk op zijn recht wordt gemaakt, of materialen en werktuigen die voornamelijk zijn gebruikt bij de voortbrenging van die zaken, als zijn eigendom op te vorderen dan wel de onttrekking aan het verkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen.
5. Onder vernummering van het zesde lid (oud) tot elfde lid, worden twee leden ingevoegd, die luiden:
9. De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende beslag en executie tot afgifte van roerende zaken, zijn van toepassing. Bij samenloop met een ander beslag, gaat degene die beslag heeft gelegd krachtens dit artikel voor.
10. De maatregelen bedoeld in het achtste lid worden op kosten van de gedaagde uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.
6. Het elfde lid (nieuw) komt als volgt te luiden:
11. De rechter kan op vordering van de houder van het kwekersrecht degene die inbreuk op dienst recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen aan laatstgenoemde bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de goederen of diensten, waarmee de inbreuk is gepleegd, aan de houder van het kwekersrecht mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten. Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.
7. Na het elfde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
12. De rechter kan op vordering van de houder van het kwekersrecht gelasten dat op kosten van degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt passende maatregelen worden getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak.
De Landbouwkwaliteitswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, eerste lid, worden aan het slot, onder vervanging van de punt door een puntkomma, de volgende definitiebepalingen toegevoegd:
verordening 2081/92: verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwprodukten en levensmiddelen (PbEG, L 208);
geografische aanduiding: geografische aanduiding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, van verordening 2081/92;
houder van de geografische aanduiding: een natuurlijke of rechtspersoon, die op grond van verordening 2081/92 gerechtigd is een geografische aanduiding te bezigen.
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
1. De houder van een geografische aanduiding kan zijn recht handhaven jegens een ieder die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, een van de handelingen genoemd in artikel 13, eerste lid, van verordening 2081/92 verricht.
2. De rechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het recht van de houder te maken, bevelen de diensten die worden gebruikt om die inbreuk te maken, te staken.
3. De voorzieningenrechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk op dit recht toestaan onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor vergoeding van de door de houder geleden schade. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechter voortzetting van de dienstverlening door de tussenpersoon als bedoeld in het tweede lid toestaan.
4. Schadevergoeding kan slechts worden gevorderd van degene die de handelingen bewust verricht. Van bewust handelen is in elk geval sprake, indien de inbreuk is gepleegd nadat de betrokkene bij deurwaardersexploot op de strijd tussen de handelingen en de geografische aanduiding is gewezen.
5. In passende gevallen kan de rechter de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag.
6. In plaats van schadevergoeding kan worden gevorderd, dat de gedaagde veroordeeld wordt de door de inbreuk genoten winst af te dragen en dienaangaande rekening en verantwoording af te leggen; indien de rechter echter van oordeel is dat de omstandigheden van het geval geen aanleiding geven tot een dergelijke veroordeling, zal de rechter de gedaagde tot schadevergoeding kunnen veroordelen.
7. De houder van een geografische aanduiding kan de vorderingen tot schadevergoeding of het afdragen van winst ook namens of mede namens de overige houders van de desbetreffende geografische aanduiding instellen.
8. De houder van een geografische aanduiding heeft de bevoegdheid roerende zaken, waarmee een inbreuk op zijn recht wordt gemaakt, of materialen en werktuigen die voornamelijk zijn gebruikt bij de voortbrenging van die zaken als zijn eigendom op te eisen, dan wel onttrekking aan het verkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen. Bij de beoordeling van de vordering wordt een afweging gemaakt tussen de ernst van de inbreuk en de gevorderde maatregelen alsmede de belangen van derden.
9. De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende beslag en executie tot afgifte van roerende zaken, zijn van toepassing. Bij samenloop met een ander beslag, gaat degene die beslag heeft gelegd krachtens dit artikel voor.
10. De maatregelen bedoeld in het achtste en negende lid worden op kosten van de gedaagde uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.
11. De rechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen aan laatstgenoemde bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de goederen of diensten die inbreuk maken, aan de houder van de geografische aanduiding mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten. Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.
12. De rechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding gelasten dat op kosten van degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt passende maatregelen worden getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak.
Indien het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (Trb. 2005, 96), ingevolge artikel 6.2 van het verdrag in werking is getreden, wordt artikel I, onderdeel B, als volgt gewijzigd:
1. In artikel 1019, wordt de zinsnede «de eenvormige Beneluxwet op de Merken, de eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen en modellen» vervangen door: het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen).
2. In artikel 1019g, onder a, wordt de zinsnede «artikel 13bis, tweede lid, eenvormige Beneluxwet op de Merken, artikel 14bis, tweede lid, eenvormige Beneluxwet inzake Tekeningen of Modellen» vervangen door: de artikelen 2.22, tweede lid, en 3.18, tweede lid, Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen).
Deze wet is niet van toepassing op procedures waarvan de dagvaarding of het verzoekschrift vóór of op de dag van inwerkingtreding ervan is uitgebracht.
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20062007-30392-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.