30 387
Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer invoering van leerrechten in het hoger onderwijs, herziening van de collegegeldsystematiek, invoering van het collegegeldkrediet en invoering van een nieuw aflossingssysteem (financiering in het hoger onderwijs)

30 832
Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer versterking van de rechtspositie van de student en de verplichte instelling van de raad van toezicht en verbetering van zijn bevoegdheden (rechtspositie studenten en raden van toezicht)

D
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 december 2006

De Eerste Kamer heeft op 5 december 2006 het besluit genomen het wetsvoorstel Financiering in het hoger onderwijs (Kamerstukken I, 2005–2006, 30 387, A) en het wetsvoorstel Rechtspositie studenten en raden van toezicht (Kamerstukken I, 2006–2007, 30 832, A) controversieel te verklaren. Van uw besluit heb ik goede nota genomen.

Ik vermoed dat het controversieel verklaren van de genoemde wetsvoorstellen vooral verband houdt met de invoering van het systeem van de leerrechten. De wetsvoorstellen omvatten echter ook andere elementen onder meer op het terrein van de studiefinanciering.

De aanpassingen in het wetsvoorstel Financiering in het hoger onderwijs, naast de invoering van leerrechten, gericht op wijziging in het studiefinancieringsstelsel betreffen met name de invoering van het collegegeldkrediet en een meer inkomensafhankelijke terugbetalingsregeling. Het collegegeld-krediet is een individuele lening ter hoogte van het werkelijk verschuldigde collegegeld. Door de invoering van het collegegeldkrediet wordt studenten meer financiële armslag geboden. De invoering van een meer inkomensafhankelijke terugbetalingsregeling biedt een grotere flexibiliteit en houdt rekening met de leefomstandigheden van de ex-student. Deze maatregelen zijn door de Tweede Kamer, maar ook daarbuiten, met veel sympathie ontvangen. Het beoogde moment van inwerkingtreding van deze maatregelen is de aanvang van het studiejaar 2007–2008. De Informatie Beheer Groep heeft aangegeven, dat de genoemde maatregelen vanaf dat studiejaar uitvoerbaar zijn. Ik zou het gelet op deze positieve randvoorwaarden betreuren dit moment te moeten laten passeren. Daarom zou ik graag deze maatregelen onderdeel laten uitmaken van een ander wetsvoorstel dat zich hier, wat betreft tijdpad en inhoud, het beste voor leent.

De genoemde wetsvoorstellen bevatten overigens nog een aantal andere onderwerpen die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat zij geen directe relatie hebben met de invoering van leerrechten of de voorgestelde wijzigingen van de studiefinanciering. Zij zijn opgenomen omdat regeling daarvan, in verband met toezeggingen aan de Tweede Kamer of vanuit het algemeen belang, op korte termijn noodzakelijk was in het belang van instellingen en studenten. Het gaat daarbij om de voornemens inzake het positioneren van de universitaire lerarenopleiding (ulo) als een afzonderlijke masteropleiding, de introductie van een woonplaatsvereiste in verband met de instellingsbekostiging, de omkering van de toets macrodoelmatigheid en de toets nieuwe opleiding en de formalisering van de associate degree. Tevens is een bepaling voorgesteld die de opname met terugwerkende kracht in het CROHO regelt van ongedeelde theologische opleidingen, dit vanwege de fusie van twee theologische universiteiten met de Universiteit van Tilburg. Tot slot noem ik in dit verband de verlenging van de experimenten inzake vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing; aanpassing van de Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing op dit punt heeft grote spoed aangezien terugwerkende kracht hierbij niet mogelijk is. Na het vervallen van de genoemde Experimentenwet per 2 september 2007 kan deze wet niet worden verlengd en kunnen de lopende experimenten geen doorgang vinden. Ik wil graag verkennen via welke voorgenomen of al in gang gezette wetswijziging deze wijzigingen alsnog tijdig kunnen worden gerealiseerd.

Gegeven uw besluitvorming maak ik een pas op de plaats bij het invoeren van leerrechten. De VSNU en de HBO-raad heb ik daarover inmiddels geïnformeerd. In ons overleg onderkenden wij het belang om met Studielink wel voortgang te boeken. Studielink ondersteunt op flexibele wijze bekostigingsmodaliteiten en levert een waardevolle bijdrage aan het interactieve informatieverkeer tussen instellingen en studenten. De HBO-raad en VSNU hebben aangegeven dat zij de invoering van Studielink graag onverkort ter hand willen nemen. Ik wil deze inzet steunen en aan de invoering blijven meewerken.

Ik meen met bovenstaande werkwijze te handelen in de geest van het controversieel verklaren van de genoemde wetsvoorstellen door uw Kamer. Graag wil ik bij uw Kamer nagaan of deze werkwijze op bezwaren stuit of aanleiding vormt voor nadere informatie die ik kan aanbieden.

Ik stuur deze brief in afschrift aan de voorzitter van de Tweede Kamer.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

B. J. Bruins

Naar boven