30 327
Regels inzake de verwerking van politiegegevens (Wet politiegegevens)

D
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2007

Bij brief van 13 december 2006 heeft het College bescherming persoonsgegevens mij in overweging gegeven om het advies van het college over het concept-Besluit politiegegevens, dat binnenkort voor advies zal worden voorgelegd aan de Raad van State, ter kennis te brengen van de Vaste commissie voor Justitie van Uw Kamer. Gezien het voorlopig verslag van Uw Kamer over het wetsvoorstel politiegegevens (Kamerstukken I, 2006–2007, 30 327, B) en de dwarsverbanden tussen het concept-Besluit politiegegevens en het wetsvoorstel politiegegevens, acht het College het aangewezen dat het advies over het ontwerp-Besluit politiegegevens aan de Vaste Commissie voor Justitie van Uw Kamer wordt aangeboden.

Naar aanleiding van het verzoek van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) doe ik u hierbij in afschrift het advies van het college over het concept-Besluit politiegegevens toekomen1. Met de inhoud van dit advies zal terdege rekening worden gehouden voordat het concept-Besluit politiegegevens aan de Raad van State wordt voorgelegd. De door het CBP naar voren gebrachte punten zijn in zijn algemeenheid van meer technische aard (autorisaties, verstrekking van politiegegevens aan derden en aan het buitenland, protocollering en audits). In de nota van toelichting bij dit concept-besluit zal in een afzonderlijke paragraaf aandacht worden geschonken aan de verwerking van het advies van het CBP.

Wel wijs ik op de themaverwerking, ten aanzien waarvan het CBP vaststelt dat in het concept-besluit als misdrijven die aanleiding kunnen vormen voor een dergelijke verwerking, worden aangewezen terroristische misdrijven en de misdrijven van mensenhandel en mensensmokkel (pagina’s 4 en 5). Het CBP verwijst naar het negatieve advies over de mogelijkheid van de themaverwerking als zodanig maar meent dat het met de aanvaarding van dit instrument voor de hand ligt dat deze verwerking mogelijk wordt gemaakt voor terroristische misdrijven. Naar het oordeel van het CBP is echter onvoldoende gebleken van de noodzaak van de themaverwerking voor de bestrijding van mensenhandel en mensenmokkel.

De opvattingen van het CBP over de wenselijkheid van de themaverwerking als zodanig en de aanwijzing van de ernstige misdrijven ten aanzien waarvan die verwerking mogelijk kan zijn, worden door mij niet gedeeld. Ik meen dat een adequate wettelijke regeling gewenst is die de politie in staat stelt een meer permanente informatiepositie op te bouwen omtrent de betrokkenheid van personen bij handelingen die relevant kunnen zijn voor en kunnen wijzen op het beramen of plegen van misdrijven die een ernstig gevaar voor de rechtsorde opleveren. In de memorie van antwoord aan Uw Kamer (Kamerstukken I, 2006–2007, 30 327, C) ben ik, naar aanleiding van vragen van de leden van de fractie van de PvdA, nader in gegaan op de noodzaak van de themaverwerking en de daaraan verbonden waarborgen (pagina’s 8 tot en met 11). Daarbij ben ik, naar aanleiding van een vraag van voornoemde fractie, eveneens in gegaan op de keuze van de mensenhandel en mensensmokkel, als misdrijven die voor de themaverwerking in aanmerking zouden moeten kunnen komen (pagina 7).

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben ingelicht,

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling inhoudelijke ondersteuning onder griffienummer 136376.05.

Naar boven