E
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2006
Bij gelegenheid van de behandeling in uw Kamer van het wetsvoorstel Stroomlijnen
hoger beroep in strafzaken op 3 oktober 2006, is gesproken over de inwerkingtreding
van de Wet (van 5 oktober 2006, Stb. 470) naar aanleiding van enkele
overwegingen hierover van de heer Pruiksma. Ik heb toen de toezegging gedaan
met de Raad voor de rechtspraak te zullen bespreken of inwerkingtreding in één
keer van het wetsvoorstel de goede weg is of dat hierin een fasering moet
worden aangebracht. Voorts heb ik toegezegd de beide Kamers van de Staten-Generaal
te zullen informeren over de wijze waarop de inwerkingtreding budgettair is
afgedekt. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.
Bij dezen deel ik uw Kamer mede dat de wet gefaseerd in werking zal treden.
Het overgrote deel van de wet zal in werking treden met ingang van 1 maart
2007. Dit geldt voor de onderdelen betreffende de regeling inzake het voortbouwend
appel, de regeling hoger beroep van het OM tegen een vrijspraak bij verstek,
de schrapping van het rechtsmiddel verzet, de maximumstrafoplegging door de
enkelvoudige appelrechter, de opheffing van eenparigheidregels in hoger beroep,
de beperking van terugverwijzing naar de rechter in eerste aanleg, de ondergeschikte
wijziging van de tenlastelegging zonder kennisgeving en de verruiming van
unusrechtspraak in appel van economische strafzaken.
Voor een tweetal onderdelen van de nieuwe wet zal de inwerkingtreding
plaatsvinden op 1 juli 2007. Hierbij gaat het om enkele bepalingen inzake
het beperkt verlofstelsel voor overtreding- en misdrijfzaken waarin in eerste
aanleg een boete tot en met 500 euro is opgelegd en een bepaling inzake het
instellen van appel door middel van een brief aan de griffie. De inwerkingtreding
van deze laatstgenoemde onderdelen van de wet vergt een aanpassing van het
primaire processysteem (NIAS). Die aanpassing en implementatie, waaraan de
Raad thans al in goed overleg met de rechtbanken en het openbaar ministerie
werkt, vergt iets meer tijd dan aanvankelijk is voorzien.
De inwerkingtreding van de wet heeft geen budgettaire gevolgen. De baten-lasten
financiering van de rechtspraak brengt met zich dat aanloopkosten van de invoering
van het wetsvoorstel, zoals de aanpassing van het primaire processysteem,
geen consequenties heeft voor te maken budgetafspraken. Voorts is bij gelegenheid
van de consultatie in het kader van de voorbereiding van het wetsvoorstel
door de Raad voor de rechtspraak al ex ante doorgerekend dat het gestroomlijnde
hoger beroep weliswaar volume- en kostprijseffecten zal hebben, maar dat deze
effecten tegen elkaar kunnen worden weggestreept, zodat de invoering per saldo
zo goed als kostenneutraal zal zijn.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin