30 320
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen van de telastlegging (stroomlijnen hoger beroep)

E
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2006

Bij gelegenheid van de behandeling in uw Kamer van het wetsvoorstel Stroomlijnen hoger beroep in strafzaken op 3 oktober 2006, is gesproken over de inwerkingtreding van de Wet (van 5 oktober 2006, Stb. 470) naar aanleiding van enkele overwegingen hierover van de heer Pruiksma. Ik heb toen de toezegging gedaan met de Raad voor de rechtspraak te zullen bespreken of inwerkingtreding in één keer van het wetsvoorstel de goede weg is of dat hierin een fasering moet worden aangebracht. Voorts heb ik toegezegd de beide Kamers van de Staten-Generaal te zullen informeren over de wijze waarop de inwerkingtreding budgettair is afgedekt. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.

Bij dezen deel ik uw Kamer mede dat de wet gefaseerd in werking zal treden. Het overgrote deel van de wet zal in werking treden met ingang van 1 maart 2007. Dit geldt voor de onderdelen betreffende de regeling inzake het voortbouwend appel, de regeling hoger beroep van het OM tegen een vrijspraak bij verstek, de schrapping van het rechtsmiddel verzet, de maximumstrafoplegging door de enkelvoudige appelrechter, de opheffing van eenparigheidregels in hoger beroep, de beperking van terugverwijzing naar de rechter in eerste aanleg, de ondergeschikte wijziging van de tenlastelegging zonder kennisgeving en de verruiming van unusrechtspraak in appel van economische strafzaken.

Voor een tweetal onderdelen van de nieuwe wet zal de inwerkingtreding plaatsvinden op 1 juli 2007. Hierbij gaat het om enkele bepalingen inzake het beperkt verlofstelsel voor overtreding- en misdrijfzaken waarin in eerste aanleg een boete tot en met 500 euro is opgelegd en een bepaling inzake het instellen van appel door middel van een brief aan de griffie. De inwerkingtreding van deze laatstgenoemde onderdelen van de wet vergt een aanpassing van het primaire processysteem (NIAS). Die aanpassing en implementatie, waaraan de Raad thans al in goed overleg met de rechtbanken en het openbaar ministerie werkt, vergt iets meer tijd dan aanvankelijk is voorzien.

De inwerkingtreding van de wet heeft geen budgettaire gevolgen. De baten-lasten financiering van de rechtspraak brengt met zich dat aanloopkosten van de invoering van het wetsvoorstel, zoals de aanpassing van het primaire processysteem, geen consequenties heeft voor te maken budgetafspraken. Voorts is bij gelegenheid van de consultatie in het kader van de voorbereiding van het wetsvoorstel door de Raad voor de rechtspraak al ex ante doorgerekend dat het gestroomlijnde hoger beroep weliswaar volume- en kostprijseffecten zal hebben, maar dat deze effecten tegen elkaar kunnen worden weggestreept, zodat de invoering per saldo zo goed als kostenneutraal zal zijn.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven