30 306
Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2006)

I
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Den Haag, 24 oktober 2006

Tijdens de plenaire behandeling op 13 december 2005 van het Belastingplan 2006 is aan uw Kamer toegezegd in te gaan op de verhouding tussen het wetsvoorstel van de minister van Economische Zaken (wijziging Mededingingswet, nadere gedragsregels voor markt en overheid) en de belastingheffing van overheidsbedrijven.

De voorgenomen wijziging van de Mededingingswet is gericht op het voorkomen van oneerlijke concurrentie door overheden. Door het voorschrijven van gedragsregels wordt de bevoordeling door overheden van hun eigen economische activiteiten ten opzichte van private partijen tegengegaan. Daarnaast wordt de transparantie bevorderd en worden overheden bewuster van de financiële risico’s van ondernemen. Overheidsorganisaties worden verplicht het voornemen om economische activiteiten te starten openbaar te maken. Voorts moeten zij daarbij aangeven of zij hiervoor publiek geld inzetten. Belanghebbende partijen zoals het bedrijfsleven hebben hierdoor de mogelijkheid de overheid aan te spreken op dat voornemen om economische activiteiten te starten. De Nederlandse Mededingingsautoriteit zal als onafhankelijk toezichthouder op een juiste naleving van de gedragsregels toezien.

Het is de verwachting dat het opnemen van gedragsregels in de Mededingingswet leidt tot een meer gelijk speelveld tussen de overheid en private partijen en tot een duidelijker afbakening van publieke en economische activiteiten van de overheid. Daarmee zou een positieve bijdrage kunnen worden geleverd aan het vraagstuk inzake de belastingheffing van overheidsbedrijven. Immers ook ten aanzien van dit vraagstuk blijkt het bepaald niet eenvoudig te zijn om tot een, aan de tijd aangepaste, afbakening te komen van activiteiten die de overheid als overheidstaken uitoefent en andere activiteiten. Dit is bijvoorbeeld gebleken bij de reacties op de Contourenschets, het ingetrokken wetsvoorstel Markt en Overheid en het wetsvoorstel inzake het afschaffen van de vrijstelling vennootschapsbelasting voor gemeentelijke vervoerbedrijven. Een standpuntbepaling inzake de afbakening van activiteiten in het kader van belastingplicht overheidsbedrijven hangende de totstandkoming van nadere gedragsregels voor markt en overheid acht ik niet opportuun.

Ik ben dan ook van mening dat deze nadere standpuntbepaling, gezien hetbelang van de materie, overgelaten moet worden aan een volgend kabinet.

Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven