H
MOTIE VAN DE LEDEN DOEK EN SYLVESTER C.S.
Voorgesteld 14 november 2006
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat alle artikelen van dit wetsvoorstel, behalve Artikel
I, onderdeel A, in werking treden op een bij Koninklijk Besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend
kan worden vastgesteld;
overwegende dat nog niet vast staat dat de Europese Unie zal overgaan
tot het vaststellen van een Richtlijn, die gedwongen splitsing, zoals voorzien
in dit wetsvoorstel, zal opdragen aan de lidstaten;
overwegende dat er nog twijfel bestaat omtrent de financiële gevolgen
van de bestaande cross border leasecontracten;
overwegende dat buitenlandse activiteiten en/of allianties door de Nederlandse
energiebedrijven niet het publiek en het onafhankelijk netbeheer in gevaar
mogen brengen;
overwegende dat dit wetsvoorstel mede ten doel heeft evenwichtige marktverhoudingen
tot stand te brengen en gelijke toegang tot de netten, waarbij DTe tot taak
heeft door haar toezicht deze tot stand te brengen:
roept de regering op om een besluit tot effectuering van een splitsing
niet te nemen dan nadat duidelijk is dat de Europese Unie zal overgaan tot
het vaststellen van een dergelijke Richtlijn en ten aanzien van zware risico’s
met betrekking tot de cross border leasecontracten is voorzien,
tenzij het publiek en onafhankelijk netbeheer in gevaar komt. Dit kan
bijvoorbeeld geschieden wanneer sprake is van het verrichten van buitenlandse
activiteiten en/of van het aangaan van grensoverschrijdende allianties, dan
wel bij verstoring van evenwichtige marktverhoudingen en niet-transparante
non-discriminatoire financiële verhoudingen of bij het ontbreken van
gelijke toegang tot de netten:
roept de regering op om tenminste één keer per jaar over
het bovenstaande en de bevindingen van DTe te rapporteren, welke rapportage
voor de eerste keer op 1 november 2007 dient plaats te vinden;
roept de regering tevens op, voorafgaande aan een besluit tot inwerkingstelling
van de bepalingen van de wet met betrekking tot een splitsingsbesluit in overleg
te treden met beide Kamers der Staten-Generaal;
verzoekt de regering voorafgaande aan de stemming over het onderhavige
wetsvoorstel bij brief toe te zeggen overeenkomstig het voorgaande dictum
te zullen handelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Doek
Sylvester
Van der Lans
Ketting
Schouw
Hessing
Ten Hoeve
Van den Berg