Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 29942 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 29942 nr. A |
31 oktober 2006
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is dat de Faillissementswet wordt gewijzigd teneinde de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen te vereenvoudigen en de toegang tot de regeling beheersbaar te houden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:
Vervallen
Artikel 285 komt te luiden:
1. In het verzoekschrift of in een daarbij te voegen bijlage worden opgenomen:
a. een staat als bedoeld in artikel 96;
b. een opgave van de goederen van de schuldenaar, met vermelding van eventueel daarop rustende rechten van pand en hypotheek en retentierechten die daarop uitgeoefend kunnen worden;
c. een gespecificeerde opgave van de inkomsten van de schuldenaar, hoe ook genaamd en ongeacht de titel van verkrijging, die de schuldenaar pleegt te verwerven of kan verwerven, onder vermelding van de wijzigingen die daarin over de eerstvolgende drie jaar redelijkerwijs voorzienbaar zijn;
d. een gespecificeerde opgave van de vaste lasten van de schuldenaar;
e. indien de schuldenaar is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, een opgave van de gegevens, bedoeld onder c en d betreffende de echtgenoot onderscheidenlijk de geregistreerde partner;
f. een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, alsmede over welke aflossingsmogelijkheden de verzoeker beschikt, afgegeven door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van de woon- of verblijfplaats van de schuldenaar. Het college kan deze bevoegdheid mandateren aan een gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet financiële dienstverlening of aan krachtens artikel 48, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op het consumentenkrediet aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel categorieën daarvan;
g. een opgave van de aard en het bedrag van de vorderingen ter zake waarvan de schuldenaar zich als borg of anderszins als medeschuldenaar heeft verbonden;
h. indien de schuldenaar aan zijn schuldeisers een buitengerechtelijke schuldregeling heeft aangeboden die niet is aanvaard, de inhoud van het ontwerp van de schuldregeling, de reden waarom de schuldregeling niet is aanvaard alsmede met welke middelen, bij aanvaarding van de schuldregeling, bevrediging van schuldeisers zou kunnen plaatsvinden;
i. een opgave van andere gegevens van belang om een zo getrouw mogelijk beeld te bieden van de vermogens- en inkomenspositie van de schuldenaar en van de mogelijkheden voor schuldsanering.
2. De colleges van burgemeester en wethouders, een daartoe gemandateerde kredietbank of een daartoe aangewezen natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan de afgifte van verklaringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f.
In artikel 286 wordt de zinsnede «en die bedoeld in artikel 285, tweede lid» vervangen door: , bedoeld in artikel 285, eerste lid.
Artikel 287 komt te luiden:
1. De rechtbank zal met de meeste spoed op het verzoekschrift uitspraak doen. De uitspraak geschiedt bij vonnis. Artikel 6, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. De toepassing van de schuldsaneringsregeling gaat in bij de aanvang van de dag waarop de rechter die toepassing heeft uitgesproken.
2. Indien in of bij het verzoekschrift gegevens als bedoeld in artikel 285, eerste lid, ontbreken, kan de rechtbank de schuldenaar een termijn van ten hoogste een maand gunnen om de ontbrekende gegevens te verstrekken. De griffier brengt het orgaan of de persoon, bedoeld in artikel 285, tweede lid, hiervan onverwijld op de hoogte. Indien na deze termijn nog steeds gegevens ontbreken, wordt de schuldenaar niet-ontvankelijk verklaard.
3. Het vonnis, bedoeld in het eerste lid houdt in de benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder.
4. De rechtbank is in spoedeisende zaken bevoegd, gelet op de belangen van partijen, een voorlopige voorziening bij voorraad te geven. De voorlopige voorziening wordt gevraagd in het verzoekschrift of, indien dit al is ingediend, bij afzonderlijk verzoekschrift. De artikelen 256, 257 en 258 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing. Op hoger beroep zijn de artikelen 358 tot en met 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.
5. De rechtbank geeft in het vonnis, bedoeld in het eerste lid, last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen gedurende een termijn van dertien maanden. De bewindvoerder kan gedurende de toepassing van de schuldsaneringsregeling de rechter-commissaris verzoeken om wijziging van de termijn of om een nieuwe last gedurende een bepaalde termijn.
6. Indien het verzoekschrift op de voet van artikel 284, vierde lid, door burgemeester en wethouders is ingediend, wordt het verzoek niet toegewezen dan nadat de schuldenaar is opgeroepen om te worden gehoord. Dit geldt niet voor zover het verzoek strekt tot het geven van een voorlopige voorziening bij voorraad.
7. Indien het verzoekschrift op de voet van artikel 284, vierde lid, door burgemeester en wethouders is ingediend en in het verzoekschrift of in een daarbij gevoegde bijlage gegevens als bedoeld in artikel 285, eerste lid, ontbreken, stelt de rechtbank burgemeester en wethouders in de gelegenheid om binnen een termijn van een maand de ontbrekende gegevens te verstrekken.
Na artikel 287 worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:
1. De schuldenaar kan in het verzoekschrift, bedoeld in artikel 284, eerste lid, de rechtbank verzoeken één of meer schuldeisers die weigert of weigeren mee te werken aan een vóór indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
2. De rechtbank stelt terstond dag, uur en plaats vast waarop zij de schuldenaar en schuldeiser of schuldeisers op wie het verzoek betrekking heeft, zal horen, onverminderd artikel 287, tweede lid.
3. De griffier roept de schuldenaar op bij brief en roept de schuldeiser of schuldeisers op bij aangetekende brief, tenzij de rechter anders bepaalt.
4. De rechtbank doet op de dag van de zitting of anders uiterlijk op de achtste dag daarna uitspraak op het verzoekschrift. De uitspraak geschiedt bij vonnis.
5. De rechtbank wijst het verzoek toe indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Artikel 300, lid 1, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing.
6. Indien de rechtbank het verzoek toewijst, veroordeelt de rechtbank de schuldeiser die instemming met de schuldregeling heeft geweigerd, in de kosten.
7. Indien de rechtbank het verzoek afwijst, beslist zij op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, indien de schuldenaar het verzoek daartoe handhaaft.
1. Voorafgaand aan de behandeling van het verzoek, bedoeld in artikel 287a, eerste lid, kan de schuldenaar onderscheidenlijk kunnen burgemeester en wethouders indien een verzoek op de voet van artikel 284, vierde lid, is ingediend, middels het verzoekschrift, bedoeld in artikel 284, eerste lid, de rechtbank verzoeken een voorlopige voorziening te geven indien er sprake is van een bedreigende situatie.
2. Onder een bedreigende situatie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektra of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering.
3. Artikel 287a, tweede, derde en vierde lid, is van toepassing.
4. De voorlopige voorziening strekt tot het van toepassing verklaren van de artikelen 304 of 305 alsmede tot een verbod tot het opzeggen of ontbinden van de zorgverzekering.
5. De voorlopige voorziening wordt uitgesproken voor de duur van maximaal zes maanden.
6. Een gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet financiële dienstverlening of een krachtens artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet aangewezen natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan wel categorie daarvan, die namens de schuldenaar de buitengerechtelijke schuldregeling uitvoert, brengt na afloop van de voorziening, bedoeld in het eerste lid, verslag uit aan de rechtbank.
Artikel 288 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en tweede lid van artikel 288 komen te luiden:
1. Het verzoek, bedoeld in artikel 284, eerste lid, wordt slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is:
a. dat de schuldenaar niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;
b. dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest; en
c. dat de schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
2. Het verzoek wordt evenwel afgewezen:
a. indien de schuldsaneringsregeling reeds op de schuldenaar van toepassing is;
b. indien de poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling niet is uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet;
c. indien de schuldenaar schulden heeft welke voortvloeien uit een onherroepelijke veroordeling als bedoeld in artikel 358, vierde lid, ter zake van een of meer misdrijven, welke veroordeling onherroepelijk is geworden binnen vijf jaar vóór de dag van het verzoekschrift, tenzij de rechter aanleiding ziet een langere termijn in acht te nemen; of
d. indien minder dan tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, ten aanzien van de schuldenaar de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest, tenzij deze toepassing is beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder a of b of op grond van artikel 350, derde lid, onder d, om redenen die de schuldenaar niet waren toe te rekenen.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:
3. Het verzoek kan in afwijking van het eerste lid, onder b, en het tweede lid, onder c, worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden, onder controle heeft gekregen.
Artikel 289 komt te luiden:
1. Het vonnis waarbij de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt uitgesproken, kan tevens de vaststelling inhouden van de dag, uur en plaats waarop de verificatievergadering zal worden gehouden.
2. Indien de dag, uur en plaats waarop de verificatievergadering zal worden gehouden niet in het vonnis, bedoeld in het eerste lid, zijn vastgesteld, kunnen deze op een later tijdstip door de rechter-commissaris worden vastgesteld, ambtshalve, of op verzoek van de schuldenaar of van de bewindvoerder.
3. Indien de rechtbank of de rechter-commissaris de verificatievergadering bepaalt, wordt daarbij tevens de dag vastgesteld waarop uiterlijk de schuldvorderingen bij de bewindvoerder moeten worden ingediend.
4. Tussen de in het derde lid bedoelde dag en de dag van de verificatievergadering moeten ten minste veertien dagen verlopen.
5. De verificatievergadering zal niet eerder worden gehouden dan twee maanden na de dag van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
In artikel 290, tweede lid, wordt «rechtbank» vervangen door «rechter-commissaris» en vervalt de zinsnede: op voordracht van de rechter-commissaris,.
Artikel 291, tweede lid, komt te luiden:
2. Het verslag bevat een met redenen omkleed oordeel over de betrouwbaarheid van de door de schuldenaar overgelegde staat en bescheiden.
Artikel 292 komt als volgt te luiden:
1. Tegen de uitspraak tot toewijzing van het verzoek om een bevel tot instemming met een schuldregeling, bedoeld in artikel 287a, eerste lid, kunnen de schuldeisers die het verzoek betrof gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak in hoger beroep komen.
2. Tegen de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan noch door schuldeisers noch door andere belanghebbenden verzet, hoger beroep of cassatie worden ingesteld.
3. Tegen de uitspraak tot afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan de schuldenaar gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak in hoger beroep komen. Wanneer het verzoekschrift tevens een verzoek inhield als bedoeld in het eerste lid, wordt dit verzoek eveneens aan het gerechtshof voorgelegd.
4. Het hoger beroep wordt ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatshebben binnen twintig dagen na de dag van de indiening van het verzoekschrift. De uitspraak vindt niet later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoekschrift ter terechtzitting.
5. Van het arrest, waarbij het verzoek van de schuldenaar bedoeld in de eerste zin van het derde lid, en indien van toepassing tevens het verzoek bedoeld in de tweede zin van het derde lid, door het gerechtshof is afgewezen, kan de schuldenaar gedurende acht dagen na die van de uitspraak in cassatie komen.
6. Van het arrest, waarbij het verzoek van de schuldeisers bedoeld in het eerste lid, door het gerechtshof is afgewezen, kunnen deze schuldeisers gedurende acht dagen na die van de uitspraak in cassatie komen.
7. Het beroep in cassatie wordt ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.
8. Indien het verzoek van de schuldenaar in hoger beroep of cassatie wordt verworpen, kan de schuldenaar niet ambtshalve in staat van faillissement worden verklaard.
9. Wordt de toepassing van de schuldsaneringsregeling pas in hoger beroep of cassatie uitgesproken, dan geeft de griffier van het rechtscollege daarvan onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank, waarbij de schuldenaar zijn verzoek heeft ingediend. De rechtbank gaat terstond na die kennisgeving over tot benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder.
In artikel 293, tweede lid, wordt de zinsnede: «de verlening van de schuldsanering» vervangen door «de toepassing van de schuldsaneringsregeling» en wordt «artikel 287, negende lid» vervangen door: artikel 287, vijfde lid.
Artikel 294 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder a, vervalt de zinsnede: de voorlopige en definitieve.
2. In het eerste lid vervalt onderdeel e en worden de onderdelen f, g en h geletterd e, f en g.
3. In het eerste lid, onderdeel f (nieuw), wordt de zinsnede «bedoeld in artikel 354» vervangen door: bedoeld in artikel 354 en 354a.
4. In het vierde lid wordt de zinsnede «het eerste lid onder a tot en met h» vervangen door: het eerste lid, onder a tot en met g,.
In artikel 294a, eerste lid, wordt de zinsnede «artikel 294, eerste lid, onder a tot en met h» vervangen door: artikel 294, eerste lid, onder a tot en met g,.
Artikel 295 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. De rechter-commissaris kan op verzoek van de schuldenaar, de bewindvoerder dan wel ambtshalve bij schriftelijke beschikking het bedrag, bedoeld in het tweede lid, verhogen met een in die beschikking vast te stellen nominaal bedrag. De rechter-commissaris kan aan zijn beschikking voorwaarden verbinden en terugwerkende kracht verlenen.
2. In het vierde lid, onder d, vervalt de zinsnede: , totdat het saneringsplan is vastgesteld,.
3. Aan het zesde lid wordt een zin toegevoegd, die luidt: Artikel 21a is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 295a vervalt.
Artikel 298 vervalt.
Artikel 299 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onder c, komt te luiden:
c. vorderingen die strekken tot schadevergoeding ter zake van tekortschieten na de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling in de nakoming van een vóór die uitspraak op de schuldenaar verkregen verbintenis;
2. Het eerste lid, onder e, komt te luiden:
e. na de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling onvoldaan gebleven vorderingen op de schuldenaar die ontstaan krachtens artikel 10 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek uit hoofde van een ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling reeds bestaande rechtsbetrekking.
Artikel 301, derde lid, komt te luiden:
3. De gelegde beslagen vervallen met ingang van de dag waarop de toepassing van de schuldsaneringsregeling is uitgesproken. De inschrijving van een desbetreffende, op verzoek van de bewindvoerder af te geven verklaring van de rechter-commissaris machtigt de bewaarder van de openbare registers tot doorhaling.
In artikel 302 vervalt: de definitieve.
Artikel 303 komt te luiden:
1. Met ingang van de dag van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling is de schuldenaar wettelijke noch bedongen rente verschuldigd over vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt.
2. De renteverplichting herleeft met terugwerkende kracht zodra de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd op voet van artikel 312, tweede lid, of met ingang van de dag waarop de uitspraak tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling krachtens artikel 350, derde lid, onder c tot en met g, in kracht van gewijsde is gegaan.
3. De rechtbank kan in de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling of bij beschikking het eerste lid buiten toepassing verklaren ten aanzien van rente die verschuldigd is over een hypotheek die is gevestigd op het huis waarin de schuldenaar woonachtig is, indien dat in het belang van de boedel is. De rechter-commissaris kan dit op verzoek van de bewindvoerder bij schriftelijke beschikking verklaren indien dit in het belang van de boedel is, nadat de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard.
Artikel 305 wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden: Indien de schuldenaar huurder is, kan de bewindvoerder, of met diens machtiging de schuldenaar, de huur tussentijds doen eindigen, mits de opzegging geschiedt overeenkomstig de opzegtermijnen van de artikelen 228, lid 2, 271, lid 2, en 293, lid 2, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
2. Een tekortkoming door de schuldenaar in de nakoming van een financiële verplichting, voortvloeiend uit de huurovereenkomst met betrekking tot zijn woonruimte, welke tekortkoming plaatsvond vóór de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, levert geen grond op voor opzegging of ontbinding van de huurovereenkomst. Is een vonnis tot ontruiming van de woonruimte wegens een dergelijke tekortkoming uitgesproken vóór de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, dan wordt de tenuitvoerlegging van het vonnis opgeschort voor de duur van de schuldsaneringsregeling, mits de lopende huurpenningen tijdig worden voldaan. De huurovereenkomst wordt voor de duur van de schuldsaneringsregeling verlengd.
3. In het vierde lid wordt «het eerste en tweede lid» vervangen door: het eerste, tweede en derde lid.
Artikel 309 vervalt.
Artikel 313 komt te luiden:
1. De artikelen 24 tot en met 31, 34 tot en met 38a, 40 tot en met 52, 54 tot en met 56 en 60a tot en met 63a zijn van overeenkomstige toepassing.
2. De in de eerste volzin van artikel 63a, eerste lid, bedoelde beslissing kan ook op verzoek van de schuldenaar dan wel ambtshalve worden gegeven door de rechter die de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitspreekt.
Artikel 315, tweede lid, komt te luiden:
2. Niettemin kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen de beschikkingen die zijn genomen overeenkomstig de artikelen 21, onder 4, 34, 58, eerste lid, 59a, derde lid, 94, tweede lid, 102, tweede lid, 125, 127, vierde lid, 176, tweede lid, en de beschikkingen bedoeld in de artikelen 287, vijfde lid, 289, tweede lid, 290, tweede lid, 295, derde lid, 296, derde lid, artikel 299b, derde en vijfde lid, 310, eerste lid, 311, eerste lid, 316, tweede lid, 318, tweede lid, 320, tweede en vierde lid, 324, derde lid, 328a, tweede lid, 332, vierde lid en 347, tweede lid.
In artikel 316, eerste lid, vervalt onderdeel c en wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt.
Artikel 318 wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden: De bewindvoerder brengt binnen twee maanden na de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en uiterlijk tien dagen voor de dag waarop de verificatievergadering zal worden gehouden een verslag uit over de toestand van de boedel en vervolgens telkens na verloop van zes maanden een verslag over de voortgang van de schuldsaneringsregeling.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «worden verlengd» vervangen door: worden gewijzigd.
Artikel 320 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De rechter-commissaris kan op verzoek van de bewindvoerder tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling telkens voor een daarbij vast te stellen periode een voorschot op het salaris toekennen.
2. In het derde lid wordt «artikel 338, vierde lid of artikel 350» vervangen door: artikel 350 of artikel 354a.
3. In het achtste lid wordt de zinsnede «het door de rechtbank vast te stellen bedrag» vervangen door: het door de rechter die het eindsalaris van de bewindvoerder bepaalt, vast te stellen bedrag.
In artikel 322 vervalt de tweede volzin.
Artikel 326 vervalt.
Het opschrift van de vijfde afdeling komt te luiden: Vijfde afdeling. Verificatie van vorderingen.
Het opschrift «Paragraaf 1. Verificatie van vorderingen» vervalt.
Na artikel 328 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
1. De rechter-commissaris kan de bewindvoerder verzoeken hem binnen acht dagen na dagtekening van het verzoek te melden of hij de verificatie van de vorderingen wenst voor te leggen aan de verificatievergadering. In het bevestigende geval stelt de rechter-commissaris dag, uur en plaats vast waarop de verificatievergadering zal worden gehouden en geeft de bewindvoerder hiervan onverwijld kennis aan alle bekende schuldeisers en de schuldenaar bij schriftelijke oproeping, tenzij de rechter-commissaris anders bepaalt.
2. Indien de bewindvoerder geen verificatievergadering wenst, kan de rechter-commissaris bepalen dat de verificatievergadering slechts pro forma gehouden zal worden op een door hem te bepalen dag en plaats en dat de vorderingen als geverifieerd zullen gelden zoals door de bewindvoerder in overeenstemming met de artikelen 112, 113 en 114 aangegeven, tenzij een schuldeiser binnen acht dagen na dagtekening van de in de tweede volzin bedoelde oproeping mededeling doet aan de rechtbank dat hij gebruik wenst te maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 116, tweede zin, en 119, eerste lid. De bewindvoerder geeft van deze beschikking onmiddellijk kennis aan alle bekende schuldeisers en de schuldenaar bij schriftelijke oproeping, tenzij de rechter-commissaris anders bepaalt.
3. Ontvangt de rechtbank een mededeling van een of meer schuldeisers als bedoeld in het tweede lid, dan stelt de rechter-commissaris een dag, uur en plaats vast waarop de verificatievergadering zal worden gehouden. De bewindvoerder geeft hiervan onverwijld kennis aan alle bekende schuldeisers en de schuldenaar bij schriftelijke oproeping, tenzij de rechter-commissaris anders bepaalt.
4. In geval van het tweede lid ligt een afschrift van de lijsten als bedoeld in artikel 114 ter griffie van de rechtbank ter inzage gedurende acht dagen na dagtekening van de kennisgeving van de pro forma zitting dan wel, indien een verificatievergadering wordt gehouden, tot de dag van die vergadering.
5. Met ingang van de dag van de pro forma zitting, gelden de vorderingen als geverifieerd zoals door de bewindvoerder ingevolge artikel 112 vastgesteld.
Het opschrift «Paragraaf 2. Het ontwerp van akkoord» wordt vervangen door: Zesde afdeling. Het akkoord.
Het derde tot en met zesde lid van artikel 329 komen te luiden:
3. Aanbieding van een akkoord is ook toegelaten indien een akkoord eerder tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling is verworpen of de homologatie is geweigerd. De in de vorige volzin bedoelde bevoegdheid kan één keer worden uitgeoefend.
4. De rechter-commissaris stelt dadelijk na nederlegging van het akkoord dag, uur en plaats vast waarop over het aangeboden akkoord ten overstaan van hem zal worden geraadpleegd en beslist.
5. Indien er nog geen dag, uur en plaats voor een verificatievergadering is bepaald, stelt de rechter-commissaris deze vast overeenkomstig artikel 289, tweede tot en met vijfde lid. Over het akkoord wordt in de vergadering na afloop van de verificatie dadelijk geraadpleegd en beslist.
6. De bewindvoerder geeft van de nederlegging en, indien van toepassing, van de dag bedoeld in het vijfde lid, onverwijld schriftelijk kennis aan alle bekende schuldeisers. Indien het vijfde lid van toepassing is, doet de bewindvoerder tevens onverwijld aankondiging in de Staatscourant van de nederlegging en van de dag bedoeld in dat lid.
In artikel 330, onderdeel a, vervalt: definitieve.
Artikel 331 vervalt.
Artikel 332 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt telkens de zinsnede «ter vergadering verschenen erkende en voorwaardelijk toegelaten schuldeisers van vorderingen» vervangen door: ter vergadering verschenen schuldeisers van erkende en voorwaardelijk toegelaten vorderingen.
2. In het vierde lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «de schuldeisers van vorderingen» vervangen door: de ter vergadering verschenen schuldeisers van erkende en voorwaardelijk toegelaten vorderingen.
3. In het vierde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «een of meer schuldeisers» vervangen door: een of meer ter vergadering verschenen schuldeisers.
Artikel 333 vervalt.
Het opschrift «Paragraaf 3. Raadpleging over voortzetting van de schuldsanering en het ontwerp van saneringsplan» vervalt.
Artikel 334 vervalt.
Artikel 335 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden: Is een akkoord aangenomen of vastgesteld, dan bepaalt de rechter-commissaris vóór het sluiten van de verificatievergadering dag en tijd voor de terechtzitting waarop de rechtbank achtereenvolgens zal behandelen:.
2. In het eerste lid vervallen de onderdelen c en d, onder vervanging van de punt-komma aan het slot van onderdeel b door een punt.
3. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
3. Is een akkoord afgewezen, dan wordt de schuldsaneringregeling voortgezet, tenzij artikel 350 van toepassing is.
Artikel 336 vervalt.
Het opschrift «Zesde afdeling. Behandeling door de rechtbank» vervalt.
Artikel 337, tweede lid, komt te luiden:
2. Ieder van de schuldeisers ten aanzien van wier vorderingen de schuldsaneringsregeling werkt, kan in persoon, bij schriftelijk gemachtigde of bij procureur de gronden uiteenzetten waarop hij de homologatie van een akkoord wenst of haar bestrijdt.
Artikel 338 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, die luidt: De schuldsaneringsregeling wordt voortgezet, tenzij artikel 350 van toepassing is.
2. Het vierde, vijfde en zesde lid vervallen.
Artikel 339 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «de artikelen 337, tweede lid, aanhef en onder a, en derde lid» vervangen door: de artikelen 337, tweede en derde lid.
2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
3. In het (nieuwe) derde lid vervalt de tweede volzin.
Artikel 340, vierde lid, komt te luiden:
4. Bij het vonnis waarbij de ontbinding van het akkoord wordt uitgesproken, kan de schuldenaar tevens in staat van faillissement worden verklaard indien er baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen.
De artikelen 341 tot en met 346 en het opschrift «Zevende afdeling. Het saneringsplan» vervallen.
De achtste afdeling wordt vernummerd tot zevende afdeling.
Artikel 347, eerste lid, komt te luiden:
1. Zodra de toepassing van de schuldsaneringsregeling is uitgesproken, verkeert de boedel van rechtswege in staat van insolventie en gaat de bewindvoerder over tot vereffening en tegeldemaking van de tot de boedel behorende goederen voor zover daaromtrent in de uitspraak of door de rechter-commissaris niet anders is bepaald, zonder dat daartoe toestemming of medewerking van de schuldenaar nodig is.
In artikel 348 komt de eerste volzin te luiden: De rechter-commissaris kan op verzoek van de schuldenaar, bewindvoerder of een schuldeiser alsmede ambtshalve op een door hem te bepalen dag, uur en plaats een vergadering van schuldeisers beleggen, teneinde hen zo nodig te raadplegen over de wijze van vereffening van de boedel alsmede over andere onderwerpen de schuldsanering betreffende en zo nodig verificatie te doen plaatsvinden van de schuldvorderingen die na afloop van de ingevolge artikel 289, derde lid, bepaalde termijn zijn ingediend en niet reeds overeenkomstig artikel 127 geverifieerd zijn.
Het opschrift «Negende afdeling. Beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling» wordt vervangen door: Achtste afdeling. Termijn en beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Voor artikel 350 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
1. De termijn van de schuldsaneringsregeling bedraagt drie jaar, te rekenen van de dag van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, die dag daaronder begrepen. In afwijking daarvan kan de rechter de termijn op ten hoogste vijf jaar stellen, indien voor de gehele termijn tevens een nominaal bedrag wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 295, derde lid.
2. De rechter-commissaris kan bij schriftelijke beschikking de termijn ambtshalve, dan wel op verzoek van de bewindvoerder, de schuldenaar, of een of meer schuldeisers wijzigen. De termijn bedraagt ten hoogste vijf jaar. De bewindvoerder geeft van de gewijzigde termijn onverwijld kennis aan de schuldeisers. De rechter-commissaris dient de schuldenaar in de gelegenheid stellen te worden gehoord, alvorens te beslissen de termijn te verlengen.
3. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechtbank in het kader van artikel 350 of 352 de termijn ambtshalve dan wel op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de bewindvoerder, schuldenaar of een of meer schuldeisers wijzigen. Tegen dit vonnis kunnen de schuldeisers die om de wijziging gevraagd hebben en kan de schuldenaar gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak in hoger beroep komen. Artikel 351, tweede tot en met vijfde lid, is van toepassing.
Artikel 350 komt te luiden:
1. De rechtbank kan de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigen op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de bewindvoerder, van de schuldenaar dan wel van een of meer schuldeisers. Zij kan zulks ook ambtshalve doen.
2. Alvorens te beslissen roept de rechtbank de schuldenaar op teneinde door haar te worden gehoord. Tevens kan zij schuldeisers en de bewindvoerder daartoe oproepen.
3. Een beëindiging bedoeld in het eerste lid geschiedt indien:
a. de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, zijn voldaan;
b. de schuldenaar in staat is zijn betalingen te hervatten;
c. de schuldenaar een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt of door zijn doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmert dan wel frustreert;
d. de schuldenaar bovenmatige schulden doet of laat ontstaan;
e. de schuldenaar tracht zijn schuldeisers te benadelen;
f. feiten en omstandigheden bekend worden die op het tijdstip van de indiening van het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling reeds bestonden en die reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen overeenkomstig artikel 288, eerste en tweede lid;
g. de schuldenaar aannemelijk maakt niet in staat te zijn aan zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen te voldoen.
4. De uitspraak geschiedt bij vonnis. In de gevallen bedoeld in het derde lid, onder a en b, en bij het ontbreken van enige baten voor uitdeling, blijft verificatie van vorderingen alsmede het opmaken van en uitdelingslijst achterwege en eindigt de schuldsanering door het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis.
5. Indien de beëindiging geschiedt op grond van het bepaalde in het derde lid, onder c tot en met g, en er baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen, verkeert de schuldenaar van rechtswege in staat van faillissement zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank benoemt terstond een rechter-commissaris en een curator.
6. Van de beëindiging wordt door de bewindvoerder aankondiging gedaan in de Staatscourant of, indien het vijfde lid toepassing vindt, door de curator in de publicatie bedoeld in artikel 14, derde lid.
Artikel 351 komt te luiden:
1. Van het vonnis bedoeld in artikel 350 heeft, in geval van beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling, de schuldenaar, of, in geval de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling geweigerd is, hij die het verzoek tot die beëindiging heeft gedaan, gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak recht van hoger beroep.
2. Het hoger beroep wordt ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen. De griffier van het gerechtshof geeft van die indiening onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
3. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatsvinden binnen twintig dagen na de dag van de indiening van het verzoekschrift.
4. De uitspraak vindt niet later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoekschrift ter terechtzitting. Van het arrest van het gerechtshof wordt door de griffier onverwijld mededeling gedaan aan de griffier van de rechtbank.
5. Gedurende acht dagen na het arrest van het gerechtshof kan de daarbij in het ongelijk gestelde partij in cassatie komen. Het beroep in cassatie wordt ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de Hoge Raad. De griffier van de Hoge Raad geeft van die indiening en van het arrest van de Hoge Raad onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
Na artikel 351 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Uiterlijk drie maanden voordat de termijn volgend uit artikel 349a afloopt, brengt de bewindvoerder verslag uit aan de rechter-commissaris over de wijze waarop de schuldenaar gedurende de schuldsaneringsregeling aan zijn verplichtingen heeft voldaan.
Artikel 352 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «in het tweede lid van artikel 343» vervangen door: in artikel 349a.
2. Het tweede lid wordt geschrapt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
3. Het (nieuwe) tweede lid komt te luiden:
2. De zitting zal niet eerder dan veertien dagen en niet later dan eenentwintig dagen na de beschikking van de rechtbank gehouden worden.
Artikel 353, eerste lid, komt te luiden:
1. Voor de terechtzitting, bepaald ingevolge artikel 352, kunnen de bewindvoerder en de schuldenaar schriftelijk worden opgeroepen. De schuldenaar en bewindvoerder worden opgeroepen indien twijfel bestaat of de schuldenaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet toerekenbaar is tekortgeschoten.
Het derde en vierde lid van artikel 354 vervallen.
Na artikel 354 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
1. Indien nog geen dag voor de verificatievergadering is bepaald en minstens een jaar is verstreken sinds de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, kan de rechtbank op voordracht van de rechter-commissaris, op verzoek van de bewindvoerder dan wel van de schuldenaar een dag bepalen voor de terechtzitting waarop de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt behandeld. De rechtbank bepaalt die zitting slechts als de voordracht of het verzoek vergezeld gaat van een beredeneerde verklaring van de bewindvoerder omtrent de vraag of redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar op zodanige wijze aan zijn verplichtingen kan voldoen dat voortzetting van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. De rechter-commissaris kan de bewindvoerder bevelen deze verklaring op te stellen en aan de rechtbank en de betrokken partijen te doen toekomen.
2. De rechtbank beëindigt de schuldsanering slechts indien redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar op zodanige wijze aan zijn verplichtingen kan voldoen dat voortzetting van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is en van omstandigheden als bedoeld in artikel 350, derde lid, onder c tot en met g niet is gebleken.
3. De rechtbank kan een of meer keren haar beslissing aanhouden voor nader onderzoek. De rechtbank bepaalt de dag waarop de schuldsaneringsregeling eindigt.
4. De bewindvoerder doet van de dag, uur en plaats onverwijld aankondiging in de Staatscourant.
Artikel 355 komt te luiden:
1. Van het vonnis, bedoeld in artikel 354 en in artikel 354a, kunnen de schuldeisers en de schuldenaar gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak in hoger beroep komen.
2. Artikel 351, tweede tot en met vijfde lid, is van toepassing.
Aan artikel 356 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
4. Artikel 194 is van toepassing.
Artikel 357 vervalt.
Artikel 358 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikei 356, tweede lid» vervangen door: artikel 356, tweede lid.
2. Aan het artikel worden vier leden toegevoegd, die luiden:
3. Het eerste lid is tevens van toepassing op boedelschulden, bedoeld in artikel 15d, eerste lid, onder b, voor zover deze niet uit de boedel van de schuldsaneringsregeling voldaan kunnen worden.
4. Onverminderd artikel 288, tweede lid, onder c, is bij beëindiging van de schuldsaneringsregeling het eerste lid niet van toepassing ten aanzien van vorderingen die voortvloeien uit een in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke veroordeling
a. tot betaling van een geldboete als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 4, van het Wetboek van Strafrecht,
b. tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht,
c. tot betaling van een geldbedrag ten behoeve van het slachtoffer als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, of
d. tot betaling van een schadevergoeding aan een benadeelde partij alsbedoeld in artikel 51a Wetboek van Strafvordering.
Met een vordering onder dit lid wordt gelijkgesteld een vordering die voortvloeit uit een in kracht van gewijsde gegane veroordeling tot betaling van schadevergoeding die is vastgesteld door de burgerlijke rechter nadat de strafrechter die over het misdrijf of de overtreding heeft geoordeeld, heeft vastgesteld dat de vordering tot betaling van schadevergoeding of een deel daarvan slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
5. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van een hypotheek die is gevestigd op het huis waarin de schuldenaar woonachtig is, indien op de rente van deze hypotheek artikel 303, derde lid, van toepassing is.
6. Het eerste lid is niet van toepassing indien de schuldenaar tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling is overleden.
De tiende afdeling wordt vernummerd tot negende afdeling.
Artikel 359, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef vervalt de zinsnede: of indien de schuldenaar ingevolge artikel 350, vijfde lid, in staat van faillissement komt te verkeren.
2. Onderdeel c wordt geletterd d en er wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:
c. nieuwe schulden, gedurende de toepassing van de schuldsaneringsregeling ontstaan, niet zijnde boedelschulden, gelden als in het faillissement verifieerbare schulden.
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:
e. rentevorderingen als bedoeld in artikel 303 moeten alsnog worden ingediend.
De elfde afdeling wordt vernummerd tot tiende afdeling.
In artikel 361, eerste lid, wordt «292, tweede lid» vervangen door «292, eerste en derde lid» en wordt «341, eerste lid, 342, eerste lid, 345, vierde lid» vervangen door: 348, 349a, tweede lid.
Artikel 475d, vijfde lid, onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt te luiden:
a. de premie van een door de schuldenaar gesloten ziektekostenverzekering, verminderd met de normpremie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag, voor zover reeds begrepen in de bijstandsnorm zoals die voor de schuldenaar geldt ingevolge het eerste, tweede en vierde lid, en met de krachtens die wet ontvangen zorgtoeslag, telkens wanneer deze premie vervalt terwijl het beslag ligt;.
Aan artikel 76a van het Wetboek van Strafrecht wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
7. De termijn loopt ten aanzien van veroordelingen tot betaling als bedoeld in artikel 358, vierde lid, onder a tot en met c, van de Faillissementswet niet gedurende de tijd dat de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op de veroordeelde van toepassing is.
Aan artikel 561 van het Wetboek van Strafvordering wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
5. Indien het openbaar ministerie uitstel van betaling heeft verleend of betaling in termijnen heeft toegestaan in het kader van een schuldregeling als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet, is het vierde lid niet van toepassing. Indien na het einde van de schuldregeling nog een bedrag resteert, dient dit bedrag te worden voldaan binnen twee jaar en drie maanden na de dag waarop de schuldregeling ten einde is gekomen.
In artikel 48, tweede lid, van de Wet op het consumentenkrediet wordt na «Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat» ingevoegd: voor het verrichten van schuldbemiddeling als bedoeld in het eerste lid een certificaat is vereist en dat.
Indien het bij Koninklijke Boodschap van 22 juli 2000 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met het bevorderen van de effectiviteit van surséance van betaling en faillissement (27 244), tot wet wordt verheven en in werking treedt nadat het onderhavige wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt dat wetsvoorstel als volgt gewijzigd:
1. In artikel LLL wordt in artikel 294a, eerste lid, de zinsnede «artikel 294, eerste lid, onder a tot en met h» vervangen door: artikel 294, eerste lid, onder a tot en met g.
2. De artikelen III, NNN, PPP, QQQ, SSS, TTT, eerste onderdeel, en UUU vervallen.
3. In artikel TTT komt de aanhef van onderdeel 2 te luiden: Het derde lid komt te luiden:.
Indien het bij Koninklijke Boodschap van 16 mei 1986 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (19 529), tot wet is verheven en in werking is getreden, zal op het tijdstip dat zowel die wet als deze wet in werking zal zijn getreden artikel 295, vijfde lid, tweede zin komen te luiden: Artikel 22a is van overeenkomstige toepassing.
1. Ten aanzien van schuldenaren op wie de schuldsaneringsregeling voorlopig van toepassing is verklaard, blijft het recht van toepassing zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, totdat onherroepelijk op het verzoek is beslist. Nadat onherroepelijk is beslist, blijft artikel 350, derde lid, onder f, buiten toepassing.
2. Op een saneringsplan dat op de datum van inwerkingtreding van deze wet door de rechter reeds is vastgesteld, blijft het recht van toepassing zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.
3. Indien na de datum van inwerkingtreding van deze wet de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op grond van artikel 356, tweede lid, is artikel 358, eerste lid, niet van toepassing op vorderingen die voortvloeien uit een strafrechtelijke veroordeling als bedoeld in artikel 358, vierde lid, die minder dan vijf jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, onherroepelijk is geworden. Dit geldt ook voor een vordering die voortvloeit uit een veroordeling tot betaling van schadevergoeding die is vastgesteld door de burgerlijke rechter nadat de strafrechter die over het misdrijf of de overtreding heeft geoordeeld, heeft vastgesteld dat de vordering tot betaling van schadevergoeding of een deel daarvan slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht, en die minder dan vijf jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend onherroepelijk is geworden.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven,
De Minister van Justitie,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20062007-29942-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.