28 494
Wijziging van Hoofdstuk III van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening en van afdeling 5 van titel 7 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

D
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID EN SPORT1

Vastgesteld 10 november 2006

Na lezing van de memorie van antwoord bestond binnen de vaste commissie nog behoefte de regering de volgende vragen en opmerkingen voor te leggen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord, maar zijn op enkele punten niet geheel overtuigd.

Indien een patiënt de hulpverlener verzoekt een specifiek gegeven uit diens dossier te vernietigen, rijst de vraag waarom de patiënt dat doet. Zeker in het geval dat de patiënt het verzoek ongemotiveerd doet en deze ook geen antwoord geeft op een desbetreffende vraag van de apotheker, kan er alle aanleiding zijn voor de apotheker met de voorschrijver contact op te nemen. Ook is denkbaar, dat de voorschrijver er dan belang bij blijkt te hebben, dat het gegeven in het dossier van de apotheker niet vernietigd wordt, bijvoorbeeld omdat het overeenstemt met diens eigen dossier, waardoor het gegeven in het apothekersdossier een belangrijke bewijsrol kan gaan spelen. De leden van de CDA-fractie zijn van mening, dat de wetstekst niet in de weg staat aan zo’n overleg en evenmin aan een actie tot verzet zijdens de voorschrijver. Anders gezegd: hen gaat het er niet om, dat zo’n bevoegdheid in de wet opgenomen zou moeten worden, maar middels de parlementaire geschiedenis vast te leggen, dat deze ruimte er uitdrukkelijk is. Het komt de leden van de CDA-fractie voor, dat het ook geheel in overeenstemming is met de systematiek van de wet en de belangenbescherming die de wet beoogt te bieden aan alle betrokken justitiabelen. Kan de minister zich daarin vinden?

Op het punt van de informatie-uitwisseling tussen arts en apotheker onderschrijft de minister de zienswijze van de leden van de CDA-fractie, dat de patiënt in het algemeen geacht mag worden toestemming te verlenen voor die uitwisseling, omdat dat inherent is aan de behandelingsovereenkomst tussen patiënt en arts. De minister merkt dan echter op, dat het schrappen van het vierde lid van artikel 7:446 BW met zich meebrengt, dat een afzonderlijke behandelingsovereenkomst ontstaat met de apotheker en daarom de voordien wel door de minister aangenomen bevoegdheid tot informatie-uitwisseling niet meer vanzelf spreekt. Hij acht het thans noodzakelijk, dat de apotheker uitdrukkelijk toestemming vraagt voor die informatie-uitwisseling.

Deze gedachtegang kunnen de leden van de CDA-fractie noch in praktische, noch in civielrechtelijke zin volgen. Ten eerste zal immers op het moment dat een apotheker behoefte heeft aan overleg met de voorschrijver in het kader waarvan ook informatie moet worden uitgewisseld (bijvoorbeeld over medicatie voorgeschreven door een andere voorschrijver) het niet of niet steeds uitvoerbaar zijn, dat de apotheker eerst aan de patiënt toestemming vraagt. In de tweede plaats valt niet in te zien waarom een bevoegdheid tot informatie-uitwisseling die de minister wel stilzwijgend aanwezig achtte voor de arts uit hoofde van diens behandelingsovereenkomst, niet ook stilzwijgend aanwezig mag worden geacht in de behandelingsovereenkomst tussen de apotheker en de patiënt. De enkele omstandigheid dat de apotheker niet langer de rol van «hulppersoon» vervult in de medische relatie tussen arts en patiënt, doet niets af aan de betekenis van de geheimhoudingsplicht en de vanzelfsprekendheid, dat deze niet in de weg mag staan aan informatie-uitwisseling tussen arts en apotheker. Het komt de leden van de CDA-fractie dan ook uiterst onpraktisch voor, dat apothekers in feite steeds de bevoegdheid moeten bedingen om informatie-uitwisseling te bewerkstelligen. Via de (civielrechtelijke) weg van algemene voorwaarden is dat vrijwel onmogelijk, omdat de voorwaarden dan bij ieder bezoek ter hand moeten worden gesteld. Het Elektronisch Medicatiedossier (EMD) is – zelfs als het volledig en betrouwbaar is – evenmin afdoende, omdat de patiënt bij een bezoek aan een apotheker deze ook bijvoorbeeld mondeling informatie kan geven die later, bijvoorbeeld na raadpleging van het EMD, de apotheker aanleiding kan geven met de voorschrijvende arts contact op te nemen. Het komt de leden van de CDA-fractie dan ook wijzer voor, thans in de parlementaire geschiedenis vast te stellen, dat ook in de behandelingsovereenkomst tussen de patiënt en de apotheker eerstgenoemde geacht wordt toestemming voor gegevensuitwisseling te hebben verleend, zodat de apotheker bij het voeren van overleg met de voorschrijver niet hoeft te vrezen voor een klacht wegens schending van de geheimhoudingsplicht. Kan de minister hier mee instemmen?

De leden van de SP-fractie hebben met waardering de antwoorden gelezen die de minister op de door hen gestelde vragen heeft geformuleerd. Toch zijn er nog enige onduidelijkheden blijven hangen daarom stellen zij nog aanvullend de onderstaande vragen.

Ten aanzien van het onderhavige wetsvoorstel, de consequenties van het vervallen van artikel 19 en vervolgens het bij amendement weer opnemen van dit artikel in de Geneesmiddelenwet stellen deze leden nogmaals de vraag wat de minister denkt van de mening die het veld heeft geventileerd, dat het uitgangspunt dat er per apotheek minstens één apotheker in persoon aanwezig dient te zijn, inhoudt dat aan elke instelling waarbinnen medicijnen op naam worden gesteld, een uniek apothekersdiploma verbonden dient te zijn. Als voorbeelden worden dan GGD-en en verpleeghuizen genoemd. Naar de mening van de leden van de SP-fractie is deze vraag nog niet afdoende beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Van Leeuwen

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Werner (CDA), Van Leeuwen (CDA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD), Swenker (VVD), plv. voorzitter, Hamel (PvdA), Nap-Borger (CDA), Slagter-Roukema (SP), Schouw (D66), Putters (PvdA) en Thissen (GL).

Plv. leden: Pastoor (CDA), Klink (CDA), Schuurman (CU), Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD), Van den Broek-Laman Trip (VVD), Doesburg (PvdA), Van de Beeten (CDA), Meulenbelt (SP), Schuyer (D66), Linthorst (PvdA) en Van der Lans (GL).

Naar boven