28 238
Verlenging van de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege

C
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 10 juli 2007

Met belangstelling hebben wij kennisgenomen van het voorlopig verslag inzake het wetsvoorstel verlenging van de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Wij zijn verheugd over de instemming van de PvdA-fractie en de VVD-fractie met dit wetsvoorstel. Graag beantwoorden wij de gestelde vragen.

Amendement Teeven/de Roon

De leden van de commissie vragen een bevestiging van de veronderstelling dat ter beschikking gestelden van wie op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd en die van de drie jaars-termijn uit mochten gaan, alsnog rekening moeten houden met een nieuwe totale termijn van negen jaar.

De leden van de PvdA-fractie stellen tevens de vraag of de staatssecretaris voornemens is de kwestie met betrekking tot de rechtszekerheid inzake het amendement Teeven/De Roon aan de Raad van State voor te leggen. Zij vragen daarbij naar de overwegingen die aan deze keuze ten grondslag hebben gelegen.

De aanvaarding van dit amendement heeft bewerkstelligd dat de verlengde duur van de voorwaardelijke beëindiging ook van toepassing is op de tbs-gestelden voor wie de straf al voorwaardelijk beëindigd is. De staatssecretaris van Justitie heeft bij brief van 26 maart 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 28 238, nr. 13) aangegeven hiertegen bedenkingen te hebben, gelet op het rechtszekerheidsbeginsel. Van het voorleggen van dit amendement aan de Raad van State is afgezien. Daarbij is de rol van de rechter bij de verlenging van de duur van de voorwaardelijke beëindiging doorslaggevend geweest. De rechter spreekt zich jaarlijks of tweejaarlijks uit over de verlenging. Hierdoor wordt naar onze mening het effect van de werking van het amendement in voldoende mate verzacht.

Bevorderen van uitstroom van ter beschikking gestelden

De leden van de fracties van de SGP en CU hebben begrepen dat naast het terugdringen van de kans op recidive bij ter beschikking gestelden, ook een doel van het wetsvoorstel is het bevorderen van uitstroom van ter beschikking gestelden uit de TBS-inrichtingen. Met het oog op laatstgenoemde doelstelling stellen deze leden de vraag of de regering in staat is een schatting of indicatie te geven van het effect indien het wetsvoorstel de met deze doelstelling beoogde uitwerking heeft.

Het wetsvoorstel zal bewerkstelligen dat de behandelduur van de tbs afneemt, omdat de rechter in een eerder stadium zal besluiten de tbs voorwaardelijk te beëindigen. Als er van wordt uitgegaan dat het wetsvoorstel in 2008 in werking treedt kan medio 2012 een winst ontstaan van een zestal plaatsen. Deze vermindering zal zich, naar verwachting, in de periode daarna doorzetten. Zoals beschreven in het Plan van aanpak terbeschikkingstelling en forensische zorg in strafrechtelijk kader (Kamerstukken II 2006/07, 29 452 en 30 250, nr. 48) maakt dit wetsvoorstel onderdeel uit van een totaal pakket aan maatregelen gericht op het bevorderen van de uitstroom. Naar verwachting zal dit totale pakket in 2008 een winst opleveren van 17 plaatsen, in 2009 in totaal 55 plaatsen en in 2010 een aantal van 97 plaatsen.

Rol reclassering

De leden van de fractie van de PvdA wijzen er op dat tijdens de behandeling in de Tweede Kamer meerdere malen de cruciale rol van de reclassering aan de orde is geweest. Deze rol krijgt vorm door begeleiding van 120 uren (in plaats van 30) per half jaar en een 24-uurs beschikbaarheid. Voorts gaf de staatssecretaris aan dat zal worden voorzien in professionalisering bij de reclassering in forensisch psychologisch opzicht. Welke beleidsontwikkeling heeft de staatssecretaris hieromtrent voor ogen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, en welke middelen zullen hiermee gemoeid zijn en op welke wijze heeft de staatssecretaris hierin budgettair garanties veilig gesteld?

Het toezicht op tbs-gestelden is een belangrijk onderdeel van de uitvoering van de tbs-maatregel. Dit toezicht wordt tijdens het proefverlof en de voorwaardelijke beëindiging van de tbs door de reclassering uitgevoerd. Het kabinet is in navolging van de parlementaire onderzoekscommissie van oordeel dat intensiever en meer deskundig toezicht door de reclassering nodig is om recidiverisico’s vroegtijdig te signaleren en zo mogelijk te voorkomen. De doelstelling is ook dat door een kwalitatief beter toezicht tbs-gestelden eerder in aanmerking kunnen komen voor proefverlof of voorwaardelijke beëindiging van de tbs als gevolg waarvan de uitstroom uit tbs-klinieken wordt bevorderd. Om dit te bereiken zal er een afzonderlijk reclasseringsprodukt intensief toezicht worden ontwikkeld. De reclassering krijgt daarbij meer tijd om toezicht te houden, waarbij de intensiteit van het toezicht moet worden vergroot. Deze extra tijd en inspanning zullen met name worden ingezet ten behoeve van meer controle-activiteiten door de reclassering, het verhogen van de gespreksfrequentie met de tbs-gestelde en meer contact met het netwerk van de tbs-gestelde. Ook het sociale netwerk van de tbs-gestelde zal worden betrokken bij het toezicht. Voor deze benadering is gekozen, omdat het netwerk de tbs-gestelde in sociale situaties en omstandigheden ontmoet, waarop de reclassering geen zicht heeft. Op deze manier kan men beter inschatten of de tbs-gestelde ook in een niet gecontroleerde omgeving zijn geleerde vaardigheden toepast. Deze informatie is van belang voor risico-taxatie en geeft meer handvaten voor gerichte interventies. Daarnaast wordt een 24-uurs-bereikbaarheidsdienst bij de reclassering ingesteld om de rol van de reclassering als toezichthouder goed te kunnen vervullen. De reclassering gaat het toezicht zo inrichten dat ook buiten kantooruren en in het weekend voortvarend op risico’s of ernstige incidenten kan worden gereageerd.

Het verbeteren van de kwaliteit en de invulling van het reclasseringstoezicht ziet ook op forensisch psychiatrische deskundigheidsbevordering van reclasseringswerkers die toezicht houden op justitiabelen. De benodigde expertise wordt ook bereikt door daadwerkelijke betrokkenheid van de tbs-kliniek bij het toezicht. Dit toezicht moet een gezamenlijk traject worden van tbs-klinieken en reclasseringsorganisaties. Ook is ten behoeve van het vergroten van de forensisch psychiatrische deskundigheid van reclasseringswerkers een onderwijsspecialisme ontwikkeld. De reclassering zal personen van deze opleiding werven en opleidingsprogramma’s inkopen voor het huidige personeel. In 2007 is voor het realiseren van deze maatregelen een budgettair kader van 1,8 miljoen euro. Dit kader loopt verder op tot 4,2 miljoen in 2010. Vanaf dat jaar zal structureel 4,2 miljoen euro beschikbaar zijn voor de uitvoering van deze maatregelen.

Onbegeleid verlof

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de fracties van SGP en CU hoe de begeleiding door de kliniek bij onder andere onbegeleid verlof plaatsvindt, verwijzen wij naar het hiervoor gegeven antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie naar de rol van de reclassering.

Hervatting evaluatie

De fracties van SGP en CU tonen begrip voor het uitstel van de evaluatie van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden. Zij wijzen op de in artikel 85 van de Bvt genoemde termijn en vragen of de regering een indicatie kan geven tegen welk kalenderjaar de volgende evaluatie van de Bvt naar verwachting kan plaatsvinden. In antwoord hierop kunnen wij u mededelen dat deze evaluatie zeer binnenkort van start gaat.

Wettelijke basis voor long stay-afdelingen nodig?

Verder vragen de hiervoor genoemde leden of voor de long stay-afdelingen niet een formeel-wettelijk kader vereist is, in plaats van beleidsregels, gelet op het feit dat deze praktijk op gespannen voet lijkt te staan met het wettelijk (en jurisprudentieel) benoemde uitgangspunt dat de tbs-maatregel is gericht op terugkeer in de samenleving, aldus deze leden.

Voor de regering staat van oudsher de preventieve functie van de maatregel van de tbs voorop. Het ingrijpen van de overheid heeft tot doel het beveiligen van de samenleving tegen onaanvaardbare risico’s die het gedrag van de betrokkene oplevert. Dit gedrag kan aanleiding zijn om de ter beschikking gestelde op te nemen in een long stay-voorziening. Naar onze mening is de long stay-voorziening zorgvuldig ingebed in het formeel-wettelijke kader van de terbeschikkingstelling. In artikel 11, derde lid, jo artikel 11, eerste en tweede lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) is vastgelegd dat de overplaatsing van ter beschikking gestelden naar een andere inrichting op last van de minister van Justitie plaatsvindt. Op grond van artikel 69, eerste lid, sub a, Bvt kan tegen een plaatsingsbesluit beroep worden ingesteld. Onder deze bepalingen moet ook de plaatsing in een long stay-afdeling worden begrepen. Verder wordt voor alle ter beschikking gestelden (ook die in een long stay-afdeling zijn opgenomen) periodiek door de rechter beoordeeld of de terbeschikkingstelling moet worden verlengd. Dit vindt plaats op vordering van de officier van justitie, die zich baseert op een verlengingsadvies dat door de kliniek, op grond van artikel 46 Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) is opgemaakt. Wanneer de terbeschikkingstelling meer dan zes jaar gaat duren, wordt er naast dit advies van de kliniek krachtens artikel 509o, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering ook nog een advies opgemaakt door twee onafhankelijke deskundigen. De kliniek dient in haar verlengingsadvies aan te geven of, en zo ja waarom, verlenging van de maatregel noodzakelijk is. Doorgaans informeert de kliniek in dit advies over het verloop van de behandeling en geeft zij een schatting van het recidivegevaar. Gezien het feit dat de tbs-gestelde in een long stay voorziening geen behandeling ontvangt welke gericht is op resocialisatie, dient de kliniek ten aanzien van deze categorie aan te geven dat de long stay indicatie onverkort van toepassing is en dat het voortduren van het verblijf op de long stay afdeling noodzakelijk is.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Naar boven