30 582
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht (verlenging verjaring inzake overtredingen na stuiting)

A
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2006

Hierbij vraag ik je medewerking bij het volgende.

Bij koninklijke boodschap van 2 juni jl. is bij de Tweede Kamer ingediend het wetsvoorstel inzake verlenging verjaring inzake overtredingen na stuiting, nadat de Raad van State daarover een blanco advies had uitgebracht (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 582).

De Tweede Kamer zal, zo is overeengekomen met de Vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer, het wetsvoorstel op 15 juni 2006 als hamerstuk aanvaarden.

De voorgestelde wetgeving betreft spoedwetgeving. Ik hecht er zeer aan dat deze wetgeving reeds op 1 juli a.s. in werking zal kunnen treden. In verband hiermee verzoek ik je te willen bevorderen dat ook de Eerste Kamer het wetsvoorstel op de kortst mogelijke termijn kan afhandelen.

De redenen voor dit verzoek zijn de volgende.

Op 1 januari 2006 is nieuwe wetgeving inzake opheffing verjaringstermijn bij zeer ernstige delicten in werking getreden. Deze wetgeving is ook van toepassing op oude feiten die op 1 januari 2006 nog niet zijn verjaard, dus ook op lopende strafprocedures inzake die feiten. In de nieuwe wetgeving zit ook een nieuwe regeling inzake stuiting van de verjaring. Door een daad van strafvervolging wordt de verjaring gestuit en vangt een nieuwe verjaringstermijn aan. Onder de oude wetgeving was de werking van de stuiting in de tijd onbegrensd. De nieuwe regeling begrenst het effect van stuiting op de duur van de verjaring tot een periode van tweemaal de voor het desbetreffende strafbaar feit geldende verjaringstermijn vanaf de dag waarop de oorspronkelijke verjaringstermijn is aangevangen. Als gevolg hiervan is de maximale termijn voor de verjaring van overtredingen vier jaar. Deze periode blijkt in de praktijk te kort te zijn. Strafzaken inzake overtredingen (, in hoger beroep of cassatie aanhangig,) zijn niet steeds binnen vier jaar afgedaan en moeten na overschrijding van die termijn

voortijdig wegens verjaring worden beëindigd. De voorgestelde wetgeving beoogt dit gevolg te redresseren en de maximale verjaringstermijn voor overtredingen te verlengen tot tien jaar.

De indringende wens om de voorgestelde reparatiewetgeving op 1 juli a.s. in werking te laten treden en in verband daarmee mijn hierboven gedane verzoek tot spoedbehandeling daarvan vloeien voort uit de dringende noodzaak het aantal voortijdige beëindigingen van strafzaken door verjaring zo veel mogelijk te beperken.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven