30 484
Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met openstellen van het recht op een langdurigheidstoeslag in de situatie waarin enige inkomsten zijn ontvangen

B
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 23 juni 2006

Met belangstelling heeft de regering kennis genomen van het voorlopig verslag van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij het onderhavige wetsvoorstel.

Het is juist, zoals de vaste commissie stelt, dat een reguliere bijstandsuitkering voor het overgrote deel is uitgezonderd van de mogelijkheid tot beslaglegging en de langdurigheidstoeslag in het geheel niet. Regels omtrent de beslaglegging zijn te vinden in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In principe zijn alle inkomsten vatbaar voor beslag. Het beslag wordt echter begrensd door de zogenaamde beslagvrije voet. Dit om de bestaanszekerheid van de schuldenaar niet in het gedrang te laten komen. De basishoogte van de beslagvrije voet is rechtstreeks gekoppeld aan de normen in de Wet werk en bijstand (WWB) en bedraagt minimaal 90% van de relevante bijstandsnorm. In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt voorts bepaald dat de mogelijkheid van beslaglegging zich niet uitstrekt tot vorderingen of zaken die door de wetgever expliciet zijn uitgezonderd van beslag. In de regel gaat het dan om uitkeringen voor specifieke kosten (zorg-, huurtoeslag en dergelijke). Voor de langdurigheidstoeslag is in de WWB geen uitzondering gemaakt. De langdurigheidstoeslag is namelijk geen uitkering die bedoeld is voor specifieke kosten, maar een inkomensbestanddeel dat vrij besteedbaar is. Beslaglegging op de langdurigheidstoeslag is daarom mogelijk. De regering ziet gegeven het bovenstaande geen aanleiding de langdurigheidstoeslag van beslag uit te zonderen. De regering is niet beducht voor het effect dat deze toeslagen straks in ruime mate zullen toevallen aan deurwaarders. In het geval er beslag wordt gelegd op een langdurigheidstoeslag zal dit immers leiden tot een verlaging van de af te lossen schuldenlast en op deze wijze in de ogen van de regering een positieve bijdrage leveren aan de schuldsanering van de betrokkene.

In tegenstelling tot hetgeen de vaste commissie blijkens enige vragen daaromtrent vermoedt, ziet dit wetsvoorstel niet op een speciale behandeling voor mensen die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Dit wetsvoorstel regelt een recht op langdurigheidstoeslag in die gevallen, waarin het college van burgemeester en wethouders van oordeel is dat, gelet op het feit dat de inkomsten uit arbeid of in verband met arbeid in de in aanmerking te nemen periode gedurende een zeer korte periode en tot een zeer laag bedrag zijn ontvangen, de betrokkene geen arbeidsmarktperspectief heeft. Daarbij wordt in het wetsvoorstel geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende groepen uitkeringsgerechtigden.

De commissie vraagt waarom de regering amendement 17 van mevrouw Noorman-den Uyl heeft ontraden. Met dit amendement beoogt de indiener dat een bepaalde groep gedeeltelijk arbeidsongeschikten recht krijgt op een langdurigheidstoeslag als zij volledig arbeidsongeschikt worden. Is dat, omdat dit amendement iets regelt dat ook binnen de bestaande wettelijke kaders al kan, zo vraagt de commissie. De afbakening van de doelgroep, die in de praktijk weerbarstiger zal zijn dan op papier, vereist een zorgvuldig met de uitvoerders afgestemde wetswijziging om onbedoelde uitbreiding van de doelgroep en competentiekwesties tussen UWV en gemeenten te voorkomen. Het bezwaar tegen het onderhavige amendement is dat er geen afstemming met de uitvoerders heeft plaatsgevonden en dat het daardoor de vorengenoemde risico’s met zich meebrengt. Om die reden is het amendement ontraden. Wel is reeds toegezegd dat ik bereid ben om in overleg met VNG, gemeenten en UWV te bezien op welke wijze het beste invulling kan worden gegeven aan de belangen van de onderhavige doelgroep.

Behoudens de leden van de VVD wensen de leden van de in de commissie vertegenwoordigde fracties te vernemen welke de overwegingen zijn om de periode van 60 maanden, waarin iemand geen inkomsten uit of in verband met arbeid heeft ontvangen niet te verkorten tot 36 maanden. De overwegingen van de regering zijn de volgende. Het doel van de langdurigheidstoeslag is een tegemoetkoming voor diegenen die langdurig een inkomen op bijstandsniveau hebben en door gebrek aan arbeidsmarktperspectief geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Bij de vormgeving van de langdurigheidstoeslag is vastgesteld dat er een substantiële groep personen is die na drie à vier jaar toch nog uitstroomt naar werk. Het verkorten van de referteperiode vergroot dus voor een substantiële groep de kans op armoedevaleffecten t.o.v. een referteperiode van vijf jaar.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

Naar boven