30 484
Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met openstellen van het recht op een langdurigheidstoeslag in de situatie waarin enige inkomsten zijn ontvangen

A
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 14 juni 2006

De vaste commissie vroeg of zij het goed ziet dat een reguliere bijstandsuitkering voor het overgrote deel is uitgezonderd van de mogelijkheid tot beslaglegging en de langdurigheidstoeslag in het geheel niet. Zo ja, kan de staatssecretaris de redenen voor dit verschil nog eens benoemen en daarbij betrekken dat de toeslag is bedoeld om een extraatje te geven aan mensen die langdurig in de bijstand zitten en die verondersteld moeten worden straks kosten te krijgen vanwege bijvoorbeeld het kapotgaan van de koelkast (Handelingen, 2006, 5053)? Is deze toeslag daarmee in de visie van de staatssecretaris niet een minimumbehoefteregeling, althans daarmee niet op één lijn te stellen? Is de staatssecretaris niet beducht voor het effect dat deze toeslagen straks in de praktijk in ruime mate zullen toevallen aan deurwaarders die hieruit als eerste de eigen incassokosten voldoen en het resterende overmaken aan die ene schuldeiser die de lucht van de uitbetaling van deze toeslag heeft gekregen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom acht hij dit risico aanvaardbaar?

Wat is de achtergrond achter de speciale behandeling in dit wetsvoorstel voor mensen die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn? Betekent de introductie van dit criterium uit de WIA dat gemeenten nu ook zullen moeten gaan differentiëren in de populatie volledig arbeidsongeschikten tussen degenen die op termijn mogelijk nog kunnen herstellen en zij voor wie iedere verbeteringsperspectief ontbreekt? Zo ja, wat is de zin van deze extra voorwaarden? En wat zijn de gevolgen voor gemeenten die de norm lankmoediger uitleggen dan bijvoorbeeld de medische beslisautoriteit van het UWV? Riskeren zij in zo’n geval dat de rijksoverheid de toegekende toeslag niet aan de betalende gemeente vergoedt? Zo ja, dreigt hier dan niet een hoge mate van niet-gebruik, in de zin dat gemeenten onnodig beducht zullen worden om de toeslag aan volledig arbeidsongeschikten uit te betalen, temeer nu de normstelling terzake nog zo weinig is uitgekristalliseerd?

Ziet de commissie het goed dat het geschil rondom amendement nr. 17 van mevrouw Noorman-den Uyl zich toespitst op de vraag of hetgeen in dit amendement wordt voorgesteld ook binnen de bestaande wettelijke kaders al kan? Zo nee, waarom heeft de staatssecretaris de aanvaarding van dit amendement ontraden? Zo ja, wie is in geval van een toekenning binnen deze kaders de financier (rijk of gemeente)?

Behalve de VVD-fractie wensten alle in de commissie vertegenwoordigde fracties van de staatssecretaris te vernemen welke zijn overwegingen zijn om de periode van 60 maanden waarin iemand geen inkomsten uit of in verband met arbeid mag hebben gehad niet te verkorten tot 36 maanden.

De voorzitter van de commissie,

Van Driel

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA), plv. voorzitter), Swenker (VVD), De Wolff (GL), Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA), voorzitter, Vedder-Wubben (CDA), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Westerveld (PvdA) en Schouw (D66).

Plv. leden: Van Middelkoop (CU), Franken (CDA), Biermans (VVD), Thissen (GL), Van den Broek-Laman Trip (VVD), Slagter-Roukema (SP), Terpstra (CDA), Nap-Borger (CDA), Schuyer (D66), Noten (PvdA) en Leijnse (PvdA).

Naar boven