30 336
Regels inzake het toezicht op en de handhaving van de voorschriften voor financiële verslaggeving van effectenuitgevende instellingen alsmede tot wijziging van enige wetten (Wet toezicht financiële verslaggeving)

B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIEN1

Vastgesteld 15 september 2006

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft in de commissie bij de VVD-fractie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van genoemd wetsvoorstel. Het wetsvoorstel past in de lijn die, onder meer met de code-Tabaksblat, het versterkte toezicht op de accountantsorganisaties en het tuchtrecht voor de accountants in gang heeft gezet. Het wetsvoorstel kan een verdere bijdrage leveren aan het efficiënt functioneren van de internationale (en de) openbare kapitaalmarkt. De transparantie en vergelijkbaarheid van de financiële verslaggeving worden zeer gediend met het naleven van de verslaggevingsvoorschriften. Nieuwe boekhoudschandalen dienen zo veel als mogelijk te worden voorkomen. De overheid heeft als taak ervoor te zorgen, dat de door haar gestelde normen worden nageleefd en dat overtreding daarvan aan de kaak wordt gesteld.

Genoemde leden zijn ervan overtuigd dat het onderhavige wetsvoorstel een bijdrage levert aan het vertrouwen dat aan een jaarverslag nationaal en internationaal moet kunnen worden ontleend. Het wetsvoorstel bevat immers een mechanisme om op een systematische wijze materiële tekortkomingen in de toepassing van de financiële verslaggevingsvoorschriften – waaronder de IAS-regelgeving (International Accountanting Standard) – op te sporen en actie te ondernemen. Dit brengt de leden van de VVD-fractie overigens tot de vraag wat een materiële tekortkoming is.

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) wordt door het wetsvoorstel aangewezen als toezichthoudende instantie. Kan de regering, mede in het licht van de kritiek van de AFM op de onlangs door haar onderzochte 20 jaarverslagen, hier richting aan geven? De toezichthouder roept het beeld op, dat er met de externe verslaggeving veel mis is. Gesuggereerd is dat de AFM haar meerwaarde kan laten zien door langdurig, systematisch en thematisch onderzoek te doen in plaats van op ondergeschikte punten te reageren. De AFM zou voor standaarden voor de beoordeling van bijvoorbeeld voorzieningen en pensioenverplichtingen moeten zorgen.

De Raad van State heeft de zorg uitgesproken, dat de vele taken die aan de AFM zijn en nog worden toebedeeld en de verschillende vormen van toezicht het publieke toezicht op de financiële markt ondoorzichtig dreigen te maken. De VVD-leden delen deze zorg nu de AFM in vele wetten als toezichthouder èn handhaver wordt benoemd. Kan de regering deze zorg, die ondanks opgeworpen Chinese walls nog steeds bestaat, wegnemen? Chinese walls kunnen er overigens ook voor zorgen dat «het publiek er niets meer van begrijpt». Het kan immers zijn dat de ene afdeling van de AFM een misstand kent en een andere afdeling, die actie zou moeten ondernemen, passief blijft. Is de regering, nadat de wet van kracht is geworden, bereid om (ook) de Eerste Kamer periodiek te informeren over haar bevindingen in dezen? Het gaat daarbij niet alleen om het verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid als bedoeld in artikel 22 van het wetsvoorstel, maar tevens over een verslag met betrekking tot de rechtmatigheid van de taakuitoefening door de AFM. Overigens achten deze leden de periode van 5 jaar voor het eerste verslag erg lang. Zij zouden het op prijs stellen als de regering het eerste – wellicht wat informelere – verslag na een periode van twee jaar uitbrengt. In de eerste jaren na de inwerkingtreding zal de AFM immers met de meeste vragen betreffende de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid geconfronteerd worden en zal de AFM daarin keuzes moeten maken.

2. Artikelen

In artikel 10 wordt gesproken over aanmerkelijkeverschillen. Kan de regering dit begrip verduidelijken c.q. kwantificeren, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

In artikel 12, lid 5 wordt gesproken over een doelmatigheidsverklaring van de accountant. Dient in deze verklaring niet tevens aandacht te worden besteed aan de rechtmatigheid en de doeltreffendheid?

In artikel 18, lid 3 wordt gesproken over de toerekening van toezichthandelingen aan ondernemingen. De leden van de VVD-fractie nemen aan dat met ondernemingen de instellingen van lid 1 zijn bedoeld.

Dient in artikel 20, lid 5 niet ook verwezen te worden naar het derde lid?

Kan de regering uitleggen waarom in artikel 23 niet ook is verwezen naar Hoofdstuk 2?

De leden van de VVD-fractie wijzen ten slotte nog op een aantal foute verwijzingen in het wetsvoorstel. Zij vragen in dit kader aandacht voor artikel 7 en artikel 12, leden 4 en 5.

Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Essers

De griffier van de commissie,

Eliane Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schuyer (D66), Ketting (VVD), Terpstra (CDA), Van Driel (PvdA), Doek (CDA), Van Middelkoop (CU), Biermans (VVD) (plv.voorzitter), Essers (CDA) (voorzitter), Kox (SP), Leijnse (PvdA) en Thissen (GL).

Plv. leden: Schouw (D66), Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD), Van Leeuwen (CDA), Bemelmans-Videc (CDA), Van den Berg (SG), Hoekzema (VVD), Klink (CDA), Van Raak (SP), Rabbinge (PvdA) en Platvoet (GL).

Naar boven