B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIEN1
Vastgesteld 15 september 2006
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft in de commissie
bij de VVD-fractie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen
en het stellen van de volgende vragen.
1. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling
kennisgenomen van genoemd wetsvoorstel. Het wetsvoorstel past in de lijn die,
onder meer met de code-Tabaksblat, het versterkte toezicht op de accountantsorganisaties
en het tuchtrecht voor de accountants in gang heeft gezet. Het wetsvoorstel
kan een verdere bijdrage leveren aan het efficiënt functioneren van de
internationale (en de) openbare kapitaalmarkt. De transparantie en vergelijkbaarheid
van de financiële verslaggeving worden zeer gediend met het naleven van
de verslaggevingsvoorschriften. Nieuwe boekhoudschandalen dienen zo veel als
mogelijk te worden voorkomen. De overheid heeft als taak ervoor te zorgen,
dat de door haar gestelde normen worden nageleefd en dat overtreding daarvan
aan de kaak wordt gesteld.
Genoemde leden zijn ervan overtuigd dat het onderhavige wetsvoorstel een
bijdrage levert aan het vertrouwen dat aan een jaarverslag nationaal en internationaal
moet kunnen worden ontleend. Het wetsvoorstel bevat immers een mechanisme
om op een systematische wijze materiële tekortkomingen in de toepassing
van de financiële verslaggevingsvoorschriften – waaronder de IAS-regelgeving
(International Accountanting Standard) – op te sporen en actie te ondernemen.
Dit brengt de leden van de VVD-fractie overigens tot de vraag wat een materiële tekortkoming is.
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) wordt door het wetsvoorstel
aangewezen als toezichthoudende instantie. Kan de regering, mede in het licht
van de kritiek van de AFM op de onlangs door haar onderzochte 20 jaarverslagen,
hier richting aan geven? De toezichthouder roept het beeld op, dat er met
de externe verslaggeving veel mis is. Gesuggereerd is dat de AFM haar meerwaarde
kan laten zien door langdurig, systematisch en thematisch onderzoek te doen
in plaats van op ondergeschikte punten te reageren. De AFM zou voor standaarden voor de beoordeling van bijvoorbeeld voorzieningen en pensioenverplichtingen
moeten zorgen.
De Raad van State heeft de zorg uitgesproken, dat de vele taken die aan
de AFM zijn en nog worden toebedeeld en de verschillende vormen van toezicht
het publieke toezicht op de financiële markt ondoorzichtig dreigen te
maken. De VVD-leden delen deze zorg nu de AFM in vele wetten als toezichthouder èn
handhaver wordt benoemd. Kan de regering deze zorg, die ondanks opgeworpen
Chinese walls nog steeds bestaat, wegnemen? Chinese walls kunnen er overigens
ook voor zorgen dat «het publiek er niets meer van begrijpt».
Het kan immers zijn dat de ene afdeling van de AFM een misstand kent en een
andere afdeling, die actie zou moeten ondernemen, passief blijft. Is de regering,
nadat de wet van kracht is geworden, bereid om (ook) de Eerste Kamer periodiek
te informeren over haar bevindingen in dezen? Het gaat daarbij niet alleen
om het verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid als bedoeld in artikel
22 van het wetsvoorstel, maar tevens over een verslag met betrekking tot de
rechtmatigheid van de taakuitoefening door de AFM. Overigens achten deze leden
de periode van 5 jaar voor het eerste verslag erg lang. Zij zouden het op
prijs stellen als de regering het eerste – wellicht wat informelere –
verslag na een periode van twee jaar uitbrengt. In de eerste jaren na de inwerkingtreding
zal de AFM immers met de meeste vragen betreffende de rechtmatigheid, de doeltreffendheid
en de doelmatigheid geconfronteerd worden en zal de AFM daarin keuzes moeten
maken.
2. Artikelen
In artikel 10 wordt gesproken over aanmerkelijkeverschillen.
Kan de regering dit begrip verduidelijken c.q. kwantificeren, zo vragen de
leden van de VVD-fractie.
In artikel 12, lid 5 wordt gesproken over een doelmatigheidsverklaring
van de accountant. Dient in deze verklaring niet tevens aandacht te worden
besteed aan de rechtmatigheid en de doeltreffendheid?
In artikel 18, lid 3 wordt gesproken over de toerekening van toezichthandelingen
aan ondernemingen. De leden van de VVD-fractie nemen aan dat met ondernemingen
de instellingen van lid 1 zijn bedoeld.
Dient in artikel 20, lid 5 niet ook verwezen te worden naar het derde
lid?
Kan de regering uitleggen waarom in artikel 23 niet ook is verwezen naar
Hoofdstuk 2?
De leden van de VVD-fractie wijzen ten slotte nog op een aantal foute
verwijzingen in het wetsvoorstel. Zij vragen in dit kader aandacht voor artikel
7 en artikel 12, leden 4 en 5.
Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord acht de commissie
de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Essers
De griffier van de commissie,
Eliane Janssen
XNoot
1Samenstelling: Leden: Schuyer (D66), Ketting (VVD), Terpstra (CDA), Van
Driel (PvdA), Doek (CDA), Van Middelkoop (CU), Biermans (VVD) (plv.voorzitter),
Essers (CDA) (voorzitter), Kox (SP), Leijnse (PvdA) en Thissen (GL).
Plv. leden: Schouw (D66), Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD),
Van Leeuwen (CDA), Bemelmans-Videc (CDA), Van den Berg (SG), Hoekzema (VVD),
Klink (CDA), Van Raak (SP), Rabbinge (PvdA) en Platvoet (GL).