B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1
Vastgesteld 8 december 2005
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding
gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende
vragen.
De leden van de fractie van de PvdA merkten
op dat op diverse plaatsen in de WIA nieuwe delegatiebepalingen worden geïntroduceerd
en bestaande bepalingen geherformuleerd. Als voorbeeld noemden deze leden
artikel 2.2.4a WIA waar het woord «regels» vervangen wordt door «nadere
en zo nodig afwijkende regels».
Bij deze leden riep die formulering de volgende vragen op:
Is de toevoeging «nader en zo nodig afwijkend» ruimer of juist
beperkter dan het stellen van regels zonder meer?
In welke gevallen wordt gekozen voor de bevoegdheid tot het stellen van
afwijkende regels? Zijn hiervoor criteria ontwikkeld en zo ja welke?
Wordt met «afwijkend» bedoeld afwijkend van het wettelijk
regime? Zo ja, wie bepaalt de noodzaak tot afwijking?
Noriskpolis ZW
Artikel 29b ZW krijgt met het onderhavige wetsvoorstel een andere formulering
dan die in het recent aanvaarde wetsvoorstel Invoeringswet WIA en eveneens
een andere dan was voorzien in het bij de Tweede Kamer ingediende onderhavige
wetsvoorstel. De aan het woord zijnde leden moesten bekennen de weg thans
enigszins kwijt te zijn. Kan de minister nog eens ingaan op de inhoud van
het hergeformuleerde lid 1 sub c dat ziet op de zogeheten 35-min groep? Welke
voorwaarden gelden voor de toekenning van deze faciliteit?
Meer in het bijzonder:
– Moet de tweede voorwaarde aldus worden gelezen dat een werknemer
die op proef hervat bij een ander bedrijf zijn noriskstatus kwijt is wanneer
hij binnen de periode van twee jaar minus dertien weken in dienst treedt bij
een andere werkgever, terwijl hij deze behoudt wanneer de aanvaarding van
het nieuwe dienstverband plaatsheeft na ommekomst van of in de laatste drie
maanden van de wachttijd? Zo ja, wat is hiervan de achterliggende reden? Acht
de minister deze voorwaarde voor partijen niet verwarrend? Waarom
is niet overwogen het UWV enige ruimte te geven om de toekenning van de polis
in gevallen van reintegratie in het eerste of tweede spoor naar de maatstaven
van redelijkheid en billijkheid in te vullen?
– Wordt met de woorden «in staat» in de derde voorwaarde
gedoeld op een lichamelijk buiten staat zijn, of ook op een niet in staat
gesteld worden omdat passende arbeid bij de eigen werkgever niet voorradig
is?
– Wordt met de herformulering van de vierde voorwaarde bedoeld een
verruiming te geven van die in de aanvaarde Invoeringswet WIA? Zo ja, welke?
Tot slot hadden deze leden een vraag over de delegatiebepaling in het
tiende lid. Zien deze leden het goed dat voor de UWV-populatie de toekenningsvoorwaarden
in de wet zijn opgenomen en voor de gemeentepopulatie middels een ministeriële
regeling zullen worden ingevuld? Zo ja, wat is van dit verschil de achterliggende
gedachte?
Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord acht de commissie
de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Van Driel
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen
XNoot
1Samenstelling: Leden: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA), plv. voorzitter,
Swenker (VVD), De Wolff (GL), Kalsbeek-Schimmelpenninck, van der Oije (VVD),
Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA), voorzitter, Vedder-Wubben
(CDA), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Westerveld (PvdA) en Schouw (D66).
Plv. leden: Van Middelkoop (CU), Franken (CDA), Biermans (VVD), Thissen
(GL), Van den Broek-Laman Trip (VVD), Slagter-Roukema (SP), Terpstra (CDA),
Nap-Borger (CDA), Schuyer (D66), Noten (PvdA) en Leijnse (PvdA).