30 318
Aanpassing van en verbeteringen in diverse wetten in verband met de invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede enkele andere correcties (Aanpassings- en verzamelwet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)

B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 8 december 2005

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de fractie van de PvdA merkten op dat op diverse plaatsen in de WIA nieuwe delegatiebepalingen worden geïntroduceerd en bestaande bepalingen geherformuleerd. Als voorbeeld noemden deze leden artikel 2.2.4a WIA waar het woord «regels» vervangen wordt door «nadere en zo nodig afwijkende regels».

Bij deze leden riep die formulering de volgende vragen op:

Is de toevoeging «nader en zo nodig afwijkend» ruimer of juist beperkter dan het stellen van regels zonder meer?

In welke gevallen wordt gekozen voor de bevoegdheid tot het stellen van afwijkende regels? Zijn hiervoor criteria ontwikkeld en zo ja welke?

Wordt met «afwijkend» bedoeld afwijkend van het wettelijk regime? Zo ja, wie bepaalt de noodzaak tot afwijking?

Noriskpolis ZW

Artikel 29b ZW krijgt met het onderhavige wetsvoorstel een andere formulering dan die in het recent aanvaarde wetsvoorstel Invoeringswet WIA en eveneens een andere dan was voorzien in het bij de Tweede Kamer ingediende onderhavige wetsvoorstel. De aan het woord zijnde leden moesten bekennen de weg thans enigszins kwijt te zijn. Kan de minister nog eens ingaan op de inhoud van het hergeformuleerde lid 1 sub c dat ziet op de zogeheten 35-min groep? Welke voorwaarden gelden voor de toekenning van deze faciliteit?

Meer in het bijzonder:

– Moet de tweede voorwaarde aldus worden gelezen dat een werknemer die op proef hervat bij een ander bedrijf zijn noriskstatus kwijt is wanneer hij binnen de periode van twee jaar minus dertien weken in dienst treedt bij een andere werkgever, terwijl hij deze behoudt wanneer de aanvaarding van het nieuwe dienstverband plaatsheeft na ommekomst van of in de laatste drie maanden van de wachttijd? Zo ja, wat is hiervan de achterliggende reden? Acht de minister deze voorwaarde voor partijen niet verwarrend? Waarom is niet overwogen het UWV enige ruimte te geven om de toekenning van de polis in gevallen van reintegratie in het eerste of tweede spoor naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid in te vullen?

– Wordt met de woorden «in staat» in de derde voorwaarde gedoeld op een lichamelijk buiten staat zijn, of ook op een niet in staat gesteld worden omdat passende arbeid bij de eigen werkgever niet voorradig is?

– Wordt met de herformulering van de vierde voorwaarde bedoeld een verruiming te geven van die in de aanvaarde Invoeringswet WIA? Zo ja, welke?

Tot slot hadden deze leden een vraag over de delegatiebepaling in het tiende lid. Zien deze leden het goed dat voor de UWV-populatie de toekenningsvoorwaarden in de wet zijn opgenomen en voor de gemeentepopulatie middels een ministeriële regeling zullen worden ingevuld? Zo ja, wat is van dit verschil de achterliggende gedachte?

Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Van Driel

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA), plv. voorzitter, Swenker (VVD), De Wolff (GL), Kalsbeek-Schimmelpenninck, van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA), voorzitter, Vedder-Wubben (CDA), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Westerveld (PvdA) en Schouw (D66).

Plv. leden: Van Middelkoop (CU), Franken (CDA), Biermans (VVD), Thissen (GL), Van den Broek-Laman Trip (VVD), Slagter-Roukema (SP), Terpstra (CDA), Nap-Borger (CDA), Schuyer (D66), Noten (PvdA) en Leijnse (PvdA).

Naar boven