B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN
DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel gaf de commissie aanleiding
tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de VVD-fractie deelden mee kennis
te hebben genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Gezien de voorgeschiedenis
is nu niet aan de orde of dit wetsvoorstel voorgelegd
moet worden aan het parlement. Artikel 57a van de Grondwet heeft dat bepaald.
Wel aan de orde is of in dit wetsvoorstel op een goede manier uitvoering wordt
gegeven aan de grondwettelijke opdracht.
De VVD-fractie heeft daar nog een aantal vragen over:
Kan de minister meedelen of dit wetsvoorstel wel met tweederde meerderheid
moet worden aanvaard, en of voorliggend wetsvoorstel grondwettig is (zie artikel
C. A. J. M. Kortmann 7-4-2006 in Nederlands Juristen Blad)?
De leden van de fractie van de PvdA sloten
zich bij deze vraag aan.
De VVD-fractie heeft bij de herziening van de Grondwet herhaalde malen
aangedrongen op de mogelijkheid van een stemoverdracht. De reden waarom dat
niet is gebeurd, is dat een vervanger volwaardig mee moet kunnen draaien in
het bestuurlijk proces. Verwacht de minister dat kamerleden, statenleden en
raadsleden in 16 weken daartoe in staat zijn?
Het is de VVD-fractie niet duidelijk waarom gekozen is voor 3 maal 16
weken. Bij de behandeling van de wijziging van de Grondwet heeft de minister
nadrukkelijk en herhaalde malen gesteld dat het om 1 maal 16 weken zou gaan.
In hoge uitzondering zou een tweede keer gehonoreerd kunnen worden, aldus
de minister in 2002.
De enige motivatie die de VVD-fractie heeft kunnen vinden in de Handelingen
van de Tweede Kamer van 15 maart 2006 om nu 3 maal 16 weken in de wet
op te nemen is wel erg mager.
De minister zegt: «beperking tot een of twee periodes zou ik niet
correct vinden tegenover met name de vrouwen, want binnen vierjaar kan een
vrouw meer dan één keer zwanger zijn. Ik zou het afkeuren als
slechts voor een zwangerschap vervangingsmogelijkheid wordt gegeven»:
Kan de minister nog eens helder beargumenteren waarom er nu, in tegenstelling
tot hetgeen in het verleden is gezegd, toch voor die 3 maal 16 weken is gekozen?
In de Tweede Kamer is een amendement aanvaard waardoor nu ook de Nederlandse
Europarlementariërs onder dit wetsvoorstel vallen. De minister heeft
zijn ernstige twijfel uitgesproken of dit amendement niet strijdig is met
Europese regels. De VVD-fractie wil graag zeer helder in beeld hebben wat
de consequenties van dit amendement zijn. Is er nu wel of geen strijdigheid
is met Europese regels?
De leden van de SGP-fractie alsmede de leden
van de CU-fractie hadden met belangstelling doch
tevens met gemengde gevoelens van het voorstel, dat uitvoering geeft aan de
artikelen 57a en 129, derde lid Grondwet, kennis genomen. Naar aanleiding
van het voorstel legden deze leden enkele vragen aan de regering voor.
De maximale vervangingsperiode wordt thans bepaald op driemaal 16 weken,
terwijl in de proeve sprake was van eenmaal 16 weken. Deze leden willen graag
vernemen op welke overwegingen de keuze voor driemaal de oorspronkelijke periode
berust.
Het voorstel bevat tevens een regeling voor Nederlandse europarlementariërs.
Deze leden zouden het op prijs stellen om zo nauwkeurig mogelijk geïnformeerd
te worden over de huidige stand van zaken met betrekking tot voornemens of
voorstellen terzake op het niveau van het Europees Parlement.
Onder verwijzing naar een bijdrage van C. A. J. M. Kortmann
in NJB van 7 april jl., waarin onder meer wordt gesteld dat «de
constitutionaliteit van het wetsvoorstel op zijn minst dubieus is»,
stellen ook deze leden de vraag waarom regering (en Tweede Kamer) zich op
het standpunt stelt/stellen dat het gehele wetsvoorstel, óók
voor zover het géén betrekking heeft op Kamerleden en hun geldelijke
voorzieningen, een tweederde meerderheid van beide Kamers zou vereisen.
De voorzitter van de commissie,
Witteveen
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen
XNoot
1Samenstelling: Leden: Holdijk (SGP), Van Heukelum (VVD), Luijten (VVD),
Pastoor (CDA), Meindertsma (PvdA), Bemelmans-Videc (CDA) (plv.voorzitter),
Dölle (CDA), Platvoet (GL), Witteveen (PvdA) (voorzitter), Hessing (LPF),
Ten Hoeve (OSF), Van Raak (SP) en Engels (D66).
Plv. Leden: Van Middelkoop (CU), Hoekzema (VVD), V.d. Broek-Laman Trip
(VVD), Pruiksma (CDA), Van Thijn (PvdA), Lemstra (CDA), Vedder-Wubben (CDA),
Thissen (GL), Tan (PvdA), Kox (SP) en Schuyer (D66).