30 229
Regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1

Vastgesteld 9 mei 2006

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de VVD-fractie deelden mee kennis te hebben genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Gezien de voorgeschiedenis is nu niet aan de orde of dit wetsvoorstel voorgelegd moet worden aan het parlement. Artikel 57a van de Grondwet heeft dat bepaald. Wel aan de orde is of in dit wetsvoorstel op een goede manier uitvoering wordt gegeven aan de grondwettelijke opdracht.

De VVD-fractie heeft daar nog een aantal vragen over:

Kan de minister meedelen of dit wetsvoorstel wel met tweederde meerderheid moet worden aanvaard, en of voorliggend wetsvoorstel grondwettig is (zie artikel C. A. J. M. Kortmann 7-4-2006 in Nederlands Juristen Blad)?

De leden van de fractie van de PvdA sloten zich bij deze vraag aan.

De VVD-fractie heeft bij de herziening van de Grondwet herhaalde malen aangedrongen op de mogelijkheid van een stemoverdracht. De reden waarom dat niet is gebeurd, is dat een vervanger volwaardig mee moet kunnen draaien in het bestuurlijk proces. Verwacht de minister dat kamerleden, statenleden en raadsleden in 16 weken daartoe in staat zijn?

Het is de VVD-fractie niet duidelijk waarom gekozen is voor 3 maal 16 weken. Bij de behandeling van de wijziging van de Grondwet heeft de minister nadrukkelijk en herhaalde malen gesteld dat het om 1 maal 16 weken zou gaan. In hoge uitzondering zou een tweede keer gehonoreerd kunnen worden, aldus de minister in 2002.

De enige motivatie die de VVD-fractie heeft kunnen vinden in de Handelingen van de Tweede Kamer van 15 maart 2006 om nu 3 maal 16 weken in de wet op te nemen is wel erg mager.

De minister zegt: «beperking tot een of twee periodes zou ik niet correct vinden tegenover met name de vrouwen, want binnen vierjaar kan een vrouw meer dan één keer zwanger zijn. Ik zou het afkeuren als slechts voor een zwangerschap vervangingsmogelijkheid wordt gegeven»: Kan de minister nog eens helder beargumenteren waarom er nu, in tegenstelling tot hetgeen in het verleden is gezegd, toch voor die 3 maal 16 weken is gekozen?

In de Tweede Kamer is een amendement aanvaard waardoor nu ook de Nederlandse Europarlementariërs onder dit wetsvoorstel vallen. De minister heeft zijn ernstige twijfel uitgesproken of dit amendement niet strijdig is met Europese regels. De VVD-fractie wil graag zeer helder in beeld hebben wat de consequenties van dit amendement zijn. Is er nu wel of geen strijdigheid is met Europese regels?

De leden van de SGP-fractie alsmede de leden van de CU-fractie hadden met belangstelling doch tevens met gemengde gevoelens van het voorstel, dat uitvoering geeft aan de artikelen 57a en 129, derde lid Grondwet, kennis genomen. Naar aanleiding van het voorstel legden deze leden enkele vragen aan de regering voor.

De maximale vervangingsperiode wordt thans bepaald op driemaal 16 weken, terwijl in de proeve sprake was van eenmaal 16 weken. Deze leden willen graag vernemen op welke overwegingen de keuze voor driemaal de oorspronkelijke periode berust.

Het voorstel bevat tevens een regeling voor Nederlandse europarlementariërs. Deze leden zouden het op prijs stellen om zo nauwkeurig mogelijk geïnformeerd te worden over de huidige stand van zaken met betrekking tot voornemens of voorstellen terzake op het niveau van het Europees Parlement.

Onder verwijzing naar een bijdrage van C. A. J. M. Kortmann in NJB van 7 april jl., waarin onder meer wordt gesteld dat «de constitutionaliteit van het wetsvoorstel op zijn minst dubieus is», stellen ook deze leden de vraag waarom regering (en Tweede Kamer) zich op het standpunt stelt/stellen dat het gehele wetsvoorstel, óók voor zover het géén betrekking heeft op Kamerleden en hun geldelijke voorzieningen, een tweederde meerderheid van beide Kamers zou vereisen.

De voorzitter van de commissie,

Witteveen

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Holdijk (SGP), Van Heukelum (VVD), Luijten (VVD), Pastoor (CDA), Meindertsma (PvdA), Bemelmans-Videc (CDA) (plv.voorzitter), Dölle (CDA), Platvoet (GL), Witteveen (PvdA) (voorzitter), Hessing (LPF), Ten Hoeve (OSF), Van Raak (SP) en Engels (D66).

Plv. Leden: Van Middelkoop (CU), Hoekzema (VVD), V.d. Broek-Laman Trip (VVD), Pruiksma (CDA), Van Thijn (PvdA), Lemstra (CDA), Vedder-Wubben (CDA), Thissen (GL), Tan (PvdA), Kox (SP) en Schuyer (D66).

Naar boven