D
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Op 20 oktober 2005 zond de vaste commissie voor Economische Zaken1 een brief aan de minister van Economische Zaken, die
zijn schriftelijke reactie aan de commissie toezond op 2 maart 2006.
De commissie brengt hiermee van deze briefwisseling als volgt verslag
uit.
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen
BRIEF AAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Den Haag, 20 oktober 2005
Uw brief van 30 september jl., houdende een reactie op een aan u
gerichte brief van de vaste commissie voor Economische Zaken van 7 september
jl. inzake wetsvoorstel 30 027 (Veegwet EZ
2005) is aan de orde geweest in een vergadering van de commissie op 18 oktober
2005.
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft waardering voor de handreiking
die u hebt geboden om de aan u voorgelegde procedurele en inhoudelijke bezwaren
ten aanzien van wetsvoorstel 30 027 (Veegwet EZ 2005) weg te nemen. Zij
is evenwel van oordeel dat met die handreiking de positie van de provincies
in het nog te voeren overleg met het rijk onvoldoende wordt gewaarborgd.
De commissie constateert voorts dat u op de door haar gemaakte opmerkingen
over het afwijken van het advies van de Raad van State in materiële zin
niet bent ingegaan.
De commissie is bereid, indien u ervoor zou kiezen op korte termijn een
wetsvoorstel in te dienen dat is ontdaan van onderdeel A van artikel IX, te
bevorderen dat dat met de grootst mogelijke spoed wordt afgehandeld.
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 maart 2006
Naar aanleiding van de brief van 20 oktober 2005 van de vaste commissie
voor Economische Zaken bericht ik u als volgt.
In uw brief van 20 oktober 2005 heeft de commissie aangegeven bereid
te zijn het wetsvoorstel 30 027 (Veegwet EZ 2005) met de grootst mogelijke
spoed af te handelen, indien ervoor wordt gekozen om het wetsvoorstel te ontdoen
van artikel IX, onderdeel A. Inmiddels heb ik een novelle in procedure gebracht
die hiertoe strekt. Thans is deze novelle aanhangig bij de Tweede Kamer (wetsvoorstel
30 433).
Ik vertrouw erop dat ik met deze brief uw Kamer voldoende heb geïnformeerd
en dat de Kamer te zijner tijd de behandeling van het wetsvoorstel voortvarend
zal willen voortzetten.
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Van den Berg (SGP), Ketting (VVD), Luijten (VVD) (voorzitter), Maas-de Brouwer (PvdA), Terpstra (CDA), (plv. voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Doek (CDA), Kox (SP), Essers
(CDA), Sylvester (PvdA), Schouw (D66) en Thissen (GL).
Plv. leden: Van Middelkoop (CU), Van den Oosten (VVD), Biermans (VVD),
Doesburg (PvdA), Klink (CDA), Franken (CDA), Van Raak (SP), Lemstra (CDA),
Noten (PvdA), Schuyer (D66) en Van der Lans (GL).