C
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 6 oktober
2005
Naar aanleiding van een aan haar gerichte brief van de provincie Drenthe
van 31 augustus 20051 zond de vaste commissie
voor Economische Zaken2 een brief aan de minister
van Economische Zaken op 7 september 2005.
De brief van de commissie, alsmede de schriftelijke reactie van de minister
worden als verslag van een schriftelijk overleg gedrukt.
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen
AAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Den Haag, 7 september 2005
Op 5 juli 2005 heeft de vaste commissie voor Economische Zaken blanco
eindverslag uitgebracht omtrent het wetsvoorstel 30 027 (Veegwet EZ 2005).
Het lag in het voornemen van de Kamer het wetsvoorstel als hamerstuk af te
handelen op 6 september 2005. Naar aanleiding van een brief van de provincie
Drenthe van 31 augustus 2005, die bij brief van het IPO van 5 september
2005 door de overige provincies is ondersteund (zie bijlagen), heeft de commissie
besloten de Kamer te verzoeken het wetsvoorstel van de agenda af te voeren
teneinde haar in de gelegenheid te stellen u onderstaand verzoek voor te leggen.
De Kamer heeft dit verzoek inmiddels ingewilligd. De vaste commissie voor
Economische Zaken hecht eraan uw reactie op bovengenoemde brieven te mogen
ontvangen. Zij verzoekt u haar uitdrukkelijk mee te delen op grond van welke
overwegingen u bent afgeweken van het advies van de Raad van State alle in
het wetsvoorstel opgenomen bepalingen met een meer dan louter (wets)technische
strekking uit dit wetsvoorstel te verwijderen.
De commissie ziet uw reactie gaarne tegemoet.
De griffier van de commissie,
B. Nieuwenhuizen
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2005
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Economische
Zaken een reactie te geven op de brief van de provincie Drenthe alsmede de
overwegingen mee te delen op grond waarvan ik ben afgeweken van het advies
van de Raad van State alle in het wetsvoorstel opgenomen bepalingen met meer
dan louter (wets)technische strekking uit dit wetsvoorstel te verwijderen,
bericht ik u als volgt.
In een tweetal brieven hebben de provincie Drenthe en het IPO kenbaar
gemaakt zowel procedurele als inhoudelijke bezwaren te hebben tegen de voorgestelde
wijziging van de Wet milieubeheer (onderdeel A van artikel IX van het wetsvoorstel).
In reactie op deze brieven wil ik opmerken dat abusievelijk inderdaad geen
overleg heeft plaatsgevonden over de voorgenomen wijziging. Met de provincie
Drenthe en het IPO betreur ik deze gang van zaken. Bovendien moet de kans
om met de provincies van gedachten te wisselen over een bevoegdheidsverdeling
waarbij rekening wordt gehouden met de gerechtvaardigde belangen van zowel
het rijk als de provinciale overheden mijn inziens alsnog worden benut. Dit
overleg zal op korte termijn plaatsvinden.
Het wetsvoorstel bevat een groot aantal nuttige wijzigingen die geen verband
hebben met deze kwestie. Indien onderdeel A van artikel IX van het wetsvoorstel
niet in werking treedt, is het in mijn ogen niet nodig en wenselijk deze wijzigingen
aan te houden totdat de resultaten van het overleg bekend zijn. Ik zeg u daarom
toe dit onderdeel niet in werking te laten treden zonder instemming van uw
Kamer. Over de resultaten van het overleg met de provincies zal ik u zo spoedig
mogelijk informeren.
Wat betreft uw verwijzing naar het advies van de Raad merk ik op dat als
gevolg van het advies het opschrift van de wet alsmede de considerans zijn
aangepast om duidelijker tot uitdrukking te brengen dat het voorstel ook inhoudelijke
bepalingen bevat. Duidelijkheid hierover is vanzelfsprekend van groot belang.
Zoals ook met zoveel woorden is aangegeven in het nader rapport sluit de enkele
aanduiding «veegwet» inhoudelijke wijzigingen niet uit1. Het belangrijkste kenmerk van een «veegwet»
is dat om wetgevingseconomische redenen een groot aantal wijzigingen wordt
samengebracht die niet noodzakelijkerwijs inhoudelijk met elkaar samenhangen.
De aanduiding veegwet zegt in mijn ogen dan ook niet primair iets over het
inhoudelijke belang van de wijzigingen, al ligt het uiteraard niet voor de
hand om in een dergelijk kader ook een grote wetswijziging op te nemen.
Ik vertrouw er op dat ik met deze reactie uw Kamer voldoende heb geïnformeerd
en dat de Kamer met in achtneming van de gedane toezegging de behandeling
van het wetsvoorstel alsnog spoedig zal willen voortzetten.
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst
XNoot
1Ter inzage gelegd op het CIP onder griffienr. 133679.2.
XNoot
2Samenstelling: Leden: Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Lemstra (CDA),
Bierman-Beukema toe Water (VVD), Van der Lans (GL) (voorzitter), Doesburg
(VVD), Walsma (CDA), Pormes (GL), Van den Oosten (VVD), Ten Hoeve (OSF), Sylvester
(PvdA), Schouw (D66) en Van Raak (SP). Plv. leden: Franken (CDA), Schuurman
(CU), Van Leeuwen (CDA), V.d. Broek-Laman Trip (VVD), vac. (GL), Wagemakers
(CDA), vac. (VVD), Eigeman (PvdA), Hamel (PvdA), Engels (D66) en Kox (SP).
XNoot
1Zie in dit verband onder meer de Veegwet SZW 1998 en de Veegwet SZW 1999.