30 027
Herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van enkele inhoudelijke wijzigingen in de Telecommunicatiewet, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Mijnbouwwet en enkele andere daarmee verbandhoudende wetten, de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001, de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997, de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen en diverse andere wetten (Veegwet EZ 2005)

C
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 oktober 2005

Naar aanleiding van een aan haar gerichte brief van de provincie Drenthe van 31 augustus 20051 zond de vaste commissie voor Economische Zaken2 een brief aan de minister van Economische Zaken op 7 september 2005.

De brief van de commissie, alsmede de schriftelijke reactie van de minister worden als verslag van een schriftelijk overleg gedrukt.

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen

AAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Den Haag, 7 september 2005

Op 5 juli 2005 heeft de vaste commissie voor Economische Zaken blanco eindverslag uitgebracht omtrent het wetsvoorstel 30 027 (Veegwet EZ 2005). Het lag in het voornemen van de Kamer het wetsvoorstel als hamerstuk af te handelen op 6 september 2005. Naar aanleiding van een brief van de provincie Drenthe van 31 augustus 2005, die bij brief van het IPO van 5 september 2005 door de overige provincies is ondersteund (zie bijlagen), heeft de commissie besloten de Kamer te verzoeken het wetsvoorstel van de agenda af te voeren teneinde haar in de gelegenheid te stellen u onderstaand verzoek voor te leggen. De Kamer heeft dit verzoek inmiddels ingewilligd. De vaste commissie voor Economische Zaken hecht eraan uw reactie op bovengenoemde brieven te mogen ontvangen. Zij verzoekt u haar uitdrukkelijk mee te delen op grond van welke overwegingen u bent afgeweken van het advies van de Raad van State alle in het wetsvoorstel opgenomen bepalingen met een meer dan louter (wets)technische strekking uit dit wetsvoorstel te verwijderen.

De commissie ziet uw reactie gaarne tegemoet.

De griffier van de commissie,

B. Nieuwenhuizen

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 september 2005

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken een reactie te geven op de brief van de provincie Drenthe alsmede de overwegingen mee te delen op grond waarvan ik ben afgeweken van het advies van de Raad van State alle in het wetsvoorstel opgenomen bepalingen met meer dan louter (wets)technische strekking uit dit wetsvoorstel te verwijderen, bericht ik u als volgt.

In een tweetal brieven hebben de provincie Drenthe en het IPO kenbaar gemaakt zowel procedurele als inhoudelijke bezwaren te hebben tegen de voorgestelde wijziging van de Wet milieubeheer (onderdeel A van artikel IX van het wetsvoorstel). In reactie op deze brieven wil ik opmerken dat abusievelijk inderdaad geen overleg heeft plaatsgevonden over de voorgenomen wijziging. Met de provincie Drenthe en het IPO betreur ik deze gang van zaken. Bovendien moet de kans om met de provincies van gedachten te wisselen over een bevoegdheidsverdeling waarbij rekening wordt gehouden met de gerechtvaardigde belangen van zowel het rijk als de provinciale overheden mijn inziens alsnog worden benut. Dit overleg zal op korte termijn plaatsvinden.

Het wetsvoorstel bevat een groot aantal nuttige wijzigingen die geen verband hebben met deze kwestie. Indien onderdeel A van artikel IX van het wetsvoorstel niet in werking treedt, is het in mijn ogen niet nodig en wenselijk deze wijzigingen aan te houden totdat de resultaten van het overleg bekend zijn. Ik zeg u daarom toe dit onderdeel niet in werking te laten treden zonder instemming van uw Kamer. Over de resultaten van het overleg met de provincies zal ik u zo spoedig mogelijk informeren.

Wat betreft uw verwijzing naar het advies van de Raad merk ik op dat als gevolg van het advies het opschrift van de wet alsmede de considerans zijn aangepast om duidelijker tot uitdrukking te brengen dat het voorstel ook inhoudelijke bepalingen bevat. Duidelijkheid hierover is vanzelfsprekend van groot belang. Zoals ook met zoveel woorden is aangegeven in het nader rapport sluit de enkele aanduiding «veegwet» inhoudelijke wijzigingen niet uit1. Het belangrijkste kenmerk van een «veegwet» is dat om wetgevingseconomische redenen een groot aantal wijzigingen wordt samengebracht die niet noodzakelijkerwijs inhoudelijk met elkaar samenhangen. De aanduiding veegwet zegt in mijn ogen dan ook niet primair iets over het inhoudelijke belang van de wijzigingen, al ligt het uiteraard niet voor de hand om in een dergelijk kader ook een grote wetswijziging op te nemen.

Ik vertrouw er op dat ik met deze reactie uw Kamer voldoende heb geïnformeerd en dat de Kamer met in achtneming van de gedane toezegging de behandeling van het wetsvoorstel alsnog spoedig zal willen voortzetten.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd op het CIP onder griffienr. 133679.2.

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Lemstra (CDA), Bierman-Beukema toe Water (VVD), Van der Lans (GL) (voorzitter), Doesburg (VVD), Walsma (CDA), Pormes (GL), Van den Oosten (VVD), Ten Hoeve (OSF), Sylvester (PvdA), Schouw (D66) en Van Raak (SP). Plv. leden: Franken (CDA), Schuurman (CU), Van Leeuwen (CDA), V.d. Broek-Laman Trip (VVD), vac. (GL), Wagemakers (CDA), vac. (VVD), Eigeman (PvdA), Hamel (PvdA), Engels (D66) en Kox (SP).

XNoot
1

Zie in dit verband onder meer de Veegwet SZW 1998 en de Veegwet SZW 1999.

Naar boven