A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte te wijzigen teneinde de tweezijdige legesheffing te
vervangen door een éénzijdige legesheffing en enkele andere
wijzigingen in die wet aan te brengen en in de artikelen 252 en 253 van Boek
7 van het Burgerlijk Wetboek uitvoeringstechnische wijzigingen door te voeren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «partijen» vervangen door:
de verzoeker.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste volzin wordt «welke van beide partijen»
vervangen door: of de verzoeker.
b. De tweede en derde volzin komen te luiden: Deze vergoeding is
verschuldigd door de verzoeker indien deze naar het oordeel van de huurcommissie
geheel of voor het grootste deel, gelet op de strekking van het verzoekschrift,
de in het ongelijk gestelde partij is. Indien de huurcommissie van oordeel
is dat beide partijen in ongeveer gelijke mate in het ongelijk
worden gesteld, kan zij gemotiveerd uitspreken dat de verzoeker de helft van
de vergoeding aan de Staat verschuldigd is.
3. Het vijfde, zesde en zevende lid komen te luiden:
5. De huurcommissie roept de verzoeker bij schriftelijk bericht op,
onder kennisgeving van de ontvangst van het verzoek, tot betaling van het
in het eerste lid bedoelde voorschot op de vergoeding, voor zover dit op dat
tijdstip nog niet is voldaan, binnen vier weken na de datum van verzending
van dat bericht.
6. Ingeval de verzoeker het voorschot op de vergoeding niet binnen
de in het vijfde lid genoemde termijn heeft voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk
verklaard.
7. Indien het verzoek voor de uitspraak wordt ingetrokken, ontvangt
de verzoeker het betaalde voorschot op de vergoeding niet terug.
B
In de artikelen 11, vierde lid, 37, vierde lid, 43, tweede lid, 51 en
52 wordt «de kantonrechter» vervangen door: de rechter.
Ba
Artikel 13, zevende lid, vervalt.
C
In de artikelen 20, eerste lid, aanhef, en 37, eerste lid, eerste volzin,
wordt «beide partijen» vervangen door: de verzoeker.
Ca
In artikel 20, tweede lid, aanhef, wordt «artikel 7:253, tweede
en derde lid» vervangen door: artikel 7:253, vijfde lid.
D
In artikel 28, eerste lid, wordt vóór de eerste volzin een
volzin toegevoegd, luidende: Alvorens een voorbereidend onderzoek in te stellen
of een uitspraak te doen als bedoeld in artikel 4, tweede of derde lid, wordt
de partij die niet de verzoeker is, in kennis gesteld van de inhoud van het
verzoek.
E
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 7:252, vierde
lid» vervangen door: artikel 7:252, derde lid.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «verzoek» vervangen
door: schrijven.
F
In artikel 51 wordt «artikel 7:259, tweede lid» vervangen
door: artikel 7:260, tweede lid.
ARTIKEL II
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 252 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt onderdeel f onder vervanging van de
puntkomma achter onderdeel e door een punt.
2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en
met zesde lid tot derde tot en met vijfde lid.
3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Voor het doen van een voorstel tot verlaging van de huurprijs
dient gebruik te worden gemaakt van een krachtens artikel 47 lid 1 onder c
van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte vastgesteld formulier.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt «lid 4» vervangen
door: lid 3.
5. Het vijfde lid (nieuw) vervalt.
B
Artikel 253 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De huurder kan de huurcommissie binnen drie maanden na het in
lid 1 bedoelde tijdstip verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van
het voorstel, indien:
a. hij noch vóór het in lid 1 bedoelde tijdstip de
daar bedoelde schriftelijke verklaring doet, noch door het betalen van de
voorgestelde huurverhoging doet blijken met die verhoging in te stemmen, en
b. de verhuurder hem binnen zes weken na het in lid 1 bedoelde tijdstip
bij aangetekend schrijven nogmaals van het voorstel in kennis heeft gesteld,
waarbij een afschrift van het voorstel is gevoegd, en hij met het voorstel
tot huurverhoging niet instemt.
De huurder legt bij dit verzoek een afschrift over van het voorstel en
van dat schrijven.
2. Onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid worden na
het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:
3. De huurder wordt geacht de voorgestelde verhoging van de huurprijs
met ingang van de in het voorstel genoemde datum van ingang met de verhuurder
te zijn overeengekomen indien hij, na ontvangst van het in het tweede lid
bedoelde schrijven, niet binnen drie maanden na die datum van ingang een verzoek
tot de huurcommissie heeft gericht.
4. Indien de huurder het in het tweede lid bedoelde verzoek doet,
stelt de huurcommissie de verhuurder daarvan onverwijld in kennis.
ARTIKEL III
1. De huurcommissie, bedoeld in artikel 21 van de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte, behandelt een bij haar aanhangig verzoek als bedoeld
in artikel 253 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dat betrekking heeft
op een voorstel tot verhoging van de huurprijs als bedoeld in artikel 252
van dat boek met ingang van 1 juli 2006 of een latere datum, met toepassing
van het na de inwerkingtreding van deze wet geldende recht.
2. De huurcommissie behandelt in alle andere gevallen dan bedoeld
in het eerste lid een bij haar aanhangig verzoek met toepassing van het op
het tijdstip van het bij haar aanhangig maken geldende recht.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 juli 2006.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,