20 043 Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa

BB/ nr. 108 VERSLAG VAN DE ZITTING 2017 (EERSTE DEEL)

Vastgesteld 7 maart 2017

1. Inleiding

De delegatie uit de beide Kamers der Staten-Generaal naar de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa (PACE) heeft van 23 t/m 27 januari 2017 deelgenomen aan het eerste deel van de zitting van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa in 2017 in Straatsburg. Zij brengt hiermee verslag uit van de behandeling van de tijdens deze vergadering geagendeerde onderwerpen en van de bijdragen van haar leden aan het debat over die onderwerpen.

Aan begin van de vergaderweek koos de Assemblee de Spaanse afgevaardigde, Pedro Agramunt, opnieuw tot haar Voorzitter. Mevrouw Oomen-Ruijten werd wederom voor een jaar tot vicepresident van de Assemblee gekozen.

Tijdens een regeling van werkzaamheden op maandag 23 januari heeft de heer Kox, voorzitter van de fractie van Verenigd Europees Links, de vergadering opgeroepen niet in te stemmen met een voorstel van het Bureau van de Assemblee – een commissie die de President van de Assemblee adviseert over o.a. de agenda van de deelsessie – om, in afwijking van een advies van het zgn. Monitoring Committee en het Political Affairs Committee, geen debat te houden over het functioneren van democratische instellingen in Turkije. Een stemming over zijn voorstel om dit debat, zoals voorgesteld door de genoemde commissies, doorgang te laten vinden bleek na een stemming de vereiste twee-derde meerderheid niet te hebben verkregen.

Traditiegetrouw heeft de delegatie in de lunchpauze van de eerste vergaderdag een briefing ontvangen van ambassadeur Elderenbosch. De ontwikkelingen in Turkije, waar een delegatie uit de «European Committee for the Preventon of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) zich onlangs op de hoogte had gesteld van de situatie van de vele door de regering-Erdogan gevangen gezette ambtenaren, militairen, journalisten, wetenschappers en andere vermeende aanhangers van de zgn. Gülen-beweging en waarover deze delegatie eind februari 2017 een rapport zal uitbrengen, vormden een eerste onderwerp van aandacht. Vervolgens lichtte de ambassadeur recentelijk mislukte pogingen van de President van de PACE om de delegatie van de Russische Federatie ertoe te bewegen weer actief deel te nemen aan de werkzaamheden van de Assemblee toe. Tot slot besteedden ambassadeur en delegatie aandacht aan de uitvoering van de uitspraken van het EHRM door Azerbeidzjan, een van de 47 lidstaten van de Raad van Europa.

2. Progress Report

De gebruikelijke presentatie van het zgn. Progress Report en een tweetal verslagen over verkiezingswaarnemingsmissies in Bulgarije en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gaf de heer Kox aanleiding op een drietal zaken nader in te gaan. In de eerste plaats wees hij op de geruchten met betrekking tot corruptie die binnen de PACE zou hebben plaatsgevonden en die alle leden van de Assemblee raken. Hij stemde van harte in met het besluit van de President om een diepgaand onderzoek te laten instellen door de Rules Committee. De Assemblee zal over de uitkomsten van dat onderzoek een debat moeten voeren. Duidelijk is dat als PACE-leden zich schuldig maken aan misdragingen de PACE als zodanig niet meer in de positie is om anderen de maat te nemen.

De heer Kox ging ook in op het besluit van de delegatie van de Russische Federatie om ook in 2017 niet deel te nemen aan de activiteiten van de PACE. Hij vroeg de Italiaanse rapporteur Nicoletti onderzoek te doen naar de mogelijkheden de regels van de Assemblee zodanig aan te passen dat alle landen en parlementen worden vertegenwoordigd en aan de PACE-activiteiten kunnen deelnemen.

In de derde plaats refereerde de heer Kox aan het feit dat twee van de belangrijkste commissies van de PACE hadden voorgesteld een spoeddebat te houden over het functioneren van de democratische instellingen in Turkije. De rapporteurs die onlangs uit Turkije waren teruggekeerd, maar ook een aantal leden van de Turkse delegatie, steunden dat voorstel. Al met al wenste een meerderheid van de Assemblee zo’n debat, maar was het dankzij de geldende regels mogelijk dat zo’n debat nu niet zal worden gehouden. Ook op dat punt verdienen de regels herziening, aldus de heer Kox.

3. Interventie uit het Comité van Ministers door de Minister van Buitenlandse Zaken van Cyprus, de heer Ioannis Kasoulides; vragenronde

De heer Omtzigt herinnerde aan het neerhalen van de MH17 in de zomer van 2015. Dat was het eerste ongeluk na meer dan 10 jaar waarvan geen radarbeelden aan de onderzoekers beschikbaar werden gesteld. Rusland zei dat ze waren «gedeleted» en Oekraïne wijzigde het aanvankelijke verhaal dat ze «in bewerking» waren in de mededeling dat ze kapot waren gegaan. En de VS lieten weten in het geheel geen foto’s te hebben. Op eerdere verzoeken aan Poetin en Poroshenko om uitleg kregen de nabestaanden nooit antwoord, hetgeen voor de heer Omtzigt aanleiding was geweest het Comité van Ministers te verzoeken navraag te doen bij de regeringen van Rusland en Oekraïne te doen. De heer Omtzigt vroeg de heer Kasoulides om ervoor te zorgen dat de nabestaanden nu wel antwoord krijgen.

Mevrouw Oomen-Ruijten wees erop dat zij in eerdere ontmoetingen met de Cypriotische Minister van hem te horen had gekregen dat de problemen met Turkije alleen door middel van een dialoog kunnen worden opgelost. Nu er na 12 jaar weer onderhandelingen op gang komen is de vraag of en zo ja, welke rol er zou zijn weggelegd voor leden van de Raad van Europa.

De antwoorden van de Minister zijn terug te vinden in AS (2017), CR 02, blz 6 en 9.

4. Verkiezing nieuwe Nederlandse rechter bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens

Op dinsdag 24 januari heeft de Assemblee zich in een geheime stemming uitgesproken over de benoeming van een nieuwe Nederlandse rechter bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de vacature die in september 2016 is ontstaan door het vertrek van mr. J. Silvis. Uit een door het Committee for the Elections of Judges opgemaakte voordracht met daarop achtereenvolgens de namen van de heer Martin Kuijer, mevrouw Jolien Schukking en de heer Rick Lawson koos de Assemblee mevrouw Schukking met 104 stemmen als opvolger van de heer Silvis, terwijl de heren Kuijer en Lawson respectievelijk 57 en 18 stemmen op hun naam brachten.

5. Rede van de heer Joannes Hahn, Europees Commissaris voor Europees nabuurschapsbeleid, tevens belast met de uitbreidingsonderhandelingen; vragenronde

Namens de fractie van de Europese Volkspartij heeft de heer Omtzigt de commissaris erop gewezen dat de EU jaarlijks € 23 miljoen steekt in het Turkse gevangenisstelsel met het doel de tekortkomingen die dit stelsel volgens de CPT heeft weg te nemen. De CPT heeft daarover een rapport opgemaakt. Heeft de commissaris het rapport, dat pal na de mislukte coup in Turkije werd geschreven, al gelezen? Zo niet, zal hij dat snel willen doen om te kunnen besluiten of de Europese Commissie deze jaarlijkse bijdrage zal blijven geven? Het antwoord van de commissaris is te lezen in AS (2017) CR 03, blz. 4.

6. Rede van de heer Nicos Anastasiades, President van Cyprus; vragenronde

De heer Overbeek, sprekend namens de fractie van Verenigd Europees Links, concludeerde dat een van kernpunten van het Cypriotische regeringsbeleid de veiligheid betreft. Het huidige zgn. borgingssysteem, zo had de president opgemerkt, kan niet meer werken in de toekomst. De heer Overbeek vroeg de president wat nader in te gaan op de verschillende scenario’s, zoals het Kosovo-scenario en het Noord-Ierland-scenario, waarover nu overleg wordt gevoerd. Het antwoord van de president kan worden gevonden AS (2017) CR 03, blz. 13.

7. Vragenuurtje met de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, de heer Thorbjørn Jagland

Tijdens het gebruikelijke vragenuurtje met Secretaris-Generaal Jagland heeft de heer Van de Ven namens de ALDE-fractie verwezen naar het eerder in de week door de Assemblee genomen besluit om geen zgn. urgent debate te houden over de situatie in Turkije. Hij vroeg de heer Jagland wat het doel van de inspanningen van de Raad van Europa is en of hij vooruitgang ziet in Turkije. Zo ja, hoe valt die vooruitgang te kwantificeren? De reactie van de heer Jagland is te vinden in AS (2017) CR 04, blz. 8

8. Rede van de heer Klaus Werner Iohannis, President van Roemenië; vragenronde

De heer Kox, die namens de fractie van Verenigd Europees Links het woord voerde, dankte de President voor zijn beschouwingen over de relatie tussen Roemenië en Moldavië, het land dat door Roemenië als eerste werd erkend. Sedertdien zijn de betrekkingen, zacht gezegd, nogal gecompliceerd. De ideeën van president Iohannis over de toekomst van Moldavië en over Europese integratie wijken nogal af van die van nieuw gekozen president van Moldavië, Igor Dodon, die geen voorstander is van een associatieverdrag met de EU en voor neutraliteit van zijn land pleit. De heer Kox wilde graag weten welke rol president Iohannis ziet weggelegd voor Roemenië bij het slechten van de scheidslijnen tussen Transniestrië en de rest van Moldavië. Het antwoord van de president is te vinden in AS (2017) CR 05, blz. 26

9. De situatie in Libanon en de uitdagingen met betrekking tot regionale stabiliteit en Europese veiligheid (document nr. 14226)

Mevrouw Van Miltenburg heeft namens de ALDE-fractie het woord gevoerd over dit door de commissie voor Politieke Aangelegenheden en Democratie uitgebrachte rapport. Met rapporteur Zech was zij het eens dat Libanon een uniek land is; het kent een religieuze verscheidenheid en is ondanks de vele conflicten redelijk welvarend en een democratie, hoe imperfect die in onze ogen ook moge zijn. Het Libanese onderwijssysteem is goed en het Libanese volk is goed opgeleid. Op papier heeft Libanon alle kansen om een welvarerend land te blijven. Maar het land wordt ook geconfronteerd met veel problemen.

Sedert het uitbreken van de oorlog in Syrië heeft de PACE tal van resoluties aanvaard inzake de situatie van de vluchtelingen in Libanon. Op een totale bevolking van 4,5 miljoen mensen telt het land nu tussen de 1 en 1,5 miljoen Syrische vluchtelingen. Ook al doet het zijn uiterste best om het vluchtelingenprobleem op te lossen, er zijn eenvoudigweg te veel vluchtelingen om te kunnen voorzien in de meest basale behoeften van hen allen. Het rapport van de heer Zech behandelt zowel de voortgaande vluchtelingencrisis als de constitutionele crisis die het land meer dan 2,5 jaar in haar greep hield en pas in oktober 2016 werd beëindigd met de verkiezing van Michel Aoun tot president. Ofschoon het de Libanese politici veel tijd kostte, vonden zij een uitweg uit de constitutionele crisis ondanks het feit dat – aldus rapport – «veel Libanese politici … ervan overtuigd zijn dat beslissingen aangaande Libanon in het buitenland (Riyad, Thehran, Moskou of Washington) worden genomen». Mevrouw Van Miltenburg zei van mening te zijn dat dit kennelijke gebrek aan zelfbeschikking een grote bedreiging voor de Libanese natie en haar bevolking is. Zij ondersteunde daarom de conclusie van het rapport dat de PACE het Libanese parlement hulp zou moeten aanbieden op de wijze zoals de Libanezen dat wensen.

Met betrekking tot de vluchtelingencrisis merkte mevrouw Van Miltenburg op de opvatting, dat de internationale gemeenschap solidaiteit zou moeten tonen, te delen.

Gelukkig doet zij dat al enige tijd; veel individuele landen, maar ook de VN, de EU en vele ngo’s bieden hulp. Er worden voorts verscheidene pogingen gedaan om de oorlog in Syrië te beëindigen en tot vrede te komen zodat alle vluchtelingen naar huis kunnen terugkeren. Het stoppen van de oorlog zou natuurlijk het beste zijn voor iedereen in en buiten de regio.

10. Joint debate: «Investeerder-staat-arbitrage in internationale investeringsovereenkomsten en de verenigbaarheid met mensenrechten» (doc.nr. 14225) en «Nieuwe generatie handelsverdragen en hun gevolgen voor sociale rechten, gezondheidszorg en duurzame ontwikkeling (doc.nr. 14219)

De heer Omtzigt heeft namens het Committee on Legal Affairs and Human Rights een rapport gepresenteerd (document nr. 14255) waarin aandacht wordt besteed aan het fenomeen dat in internationale investeringsovereenkomsten of bilaterale investeringsverdragen bepalingen inzake geschillenbeslechting worden opgenomen waarin clausules voorkomen die het buitenlandse investeerders toestaat om de gaststaat voor particuliere arbitragecommissies te dagen. Deze zgn. Investor-State Dispute Settlement (ISDS)-clausules hebben ernstige gevolgen voor de mensenrechten, de rechtshandhaving, de democratie en de nationale soevereiniteit. Daarbij gaat het om vragen inzake de eerlijke rechtsgang, de transparantie ervan, de gelijke toegang tot de arbiter, het discriminatieverbod, de rechtszekerheid en de dreiging dat dit soort procedures leiden tot wankelmoedigheid van de regelgever.

Het recht op bescherming van de eigendom geldt ook voor buitenlandse investeerders. Effectieve bescherming van buitenlandse investeringen bevordert de duurzame, langetermijninvesteringen die weer zorgen voor economische groei en banen. Het door de Europese Commissie voorgestelde Investment Court System (ICS) is erop gericht de gebreken van de traditionele ISDS-mechanismen te corrigeren zonder de bescherming van buitenlandse investeerders exclusief aan de rechters van de gaststaten te laten. Het Committee on Legal Affairs and Human Rights beschouwt de vervanging van de ISDS-clausules door een permanent, multilateraal ICS als een redelijk compromis tussen de status quo van de bestaande ISDS-mechanismen enerzijds en de volledige renationalisatie van de investeringsbescherming anderzijds. Het moedigt de invoering ervan door alle betrokken partijen onder voorwaarden aan.

De heer Omtzigt heeft het rapport op vrijdag 27 januari mondeling toegelicht. Hij wees er op dat de kernvraag in het rapport luidt wie beslist in het geval er onenigheid rijst tussen de gaststaat en de buitenlandse investeerder over de interpretatie van de internationale overeenkomst waarop de investeringskwestie is gebaseerd. Is dat de internationale rechter in het gastland, dan wel een ad hoc arbitragecommissie, bestaande uit een door elk der partijen aangewezen arbiter en een, door deze beide arbiters gekozen, derde persoon, of is dat het toekomstige ICS, zoals de EU-commissie voorstelt? Op deze procedurele kwesties heeft artikel 6 van het ECRM betrekking waar het gaat om toegang tot de rechter, gelijkheid voor de wet, en de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Aan de Raad van Europa en zijn Assemblee komt een legitieme rol toe als gesprekspartner in Brussel. Immers, terwijl de EU de bevoegdheid heeft om handels- en investeringsverdragen te sluiten met derde landen, dienen deze landen de EVRM-verplichtingen van de lidstaten op het gebied van de mensenrechten en de democratie te respecteren.

De heer Omtzigt wees op het feit dat tijdens de hoorzittingen die aan het schrijven van het rapport vooraf waren gegaan tegengestelde meningen en een aantal alternatieven waren gepresenteerd. Het meest vergaande alternatief, volop verdedigd door de tegenstanders van TTIP, CETA en andere verdragen, is de volledige renationalisatie van de investeringsbescherming. Daarmee zou de bescherming van buitenlandse investeringen volledig bij de gerechten van gastlanden komen te liggen, maar dat zou betekenen dat men weer terug zou zijn bij de aanleiding tot het in gang zetten van de ontwikkeling van het bestaande ISDS-systeem. Nationale rechtbanken hebben in het verleden internationale overeenkomsten trouwens genegeerd op grond van werkelijke of door hen aanwezig geoordeelde belangen, of – zoals in sommige landen – op grond van belangen van nationale elites die toevallig ook invloed uitoefenen op de rechtbanken. De heer Omtzigt zei tal van voorbeelden te kennen van partijdige rechtbanken die helaas niet beperkt blijven tot landen waar de rechtshandhaving zich nog in de kinderschoenen bevindt. Het rapport bevat voorbeelden van rechtbanken in de VS, vooral op het niveau van de staten, die verplichtingen uit internationale overeenkomsten waaraan de VS zich hebben verbonden en die buitenlanders ten voordeel zouden strekken, miskennen.

Het voorgestelde internationale gerechtssysteem is, zo vervolgde de heer Omtzigt, ontworpen om de valkuilen van de huidige ISDS-mechanismen te vermijden. Delen van het ISDS-systeem doen geheimzinnig aan, de regels zijn niet duidelijk genoeg en soms rijzen claims de pan uit; het systeem is kortom te gesloten en niet voldoende publiek.

Men dient niet uit het oog te verliezen waarom betrouwbare, effectieve bescherming van buitenlandse investeringen wenselijk is. Een stabiele wettelijke omgeving die aanmoedigt tot het doen van duurzame langetermijninvesteringen is nodig want zij genereert banen, economische groei en stabiliteit. Zonder een effectief afgedwongen stelsel van regelgeving hebben buitenlandse investeringen de neiging de vorm aan te nemen van korte termijn «hit and run»-acties waarbij de investeerder maximaal gewin verwacht zo lang de bescherming duurt hetgeen hem ertoe dwingt het politieke proces in het gastland met alle mogelijke middelen ten eigen bate te beïnvloeden.

De heer Omtzigt wees vervolgens op een verschil van mening over de wenselijkheid van het introduceren van het ICS van de EU-Commissie tussen de commissie voor Sociale Zaken, Gezondheid en Duurzame Ontwikkeling, in een eerder rapport over dit vraagstuk en de commissie voor Juridische Zaken en Mensenrechten. Men kan daarover van mening blijven verschillen, maar als het ICS wordt geïntroduceerd zijn enkele strikte regels nodig. De eerste is dat men niet meer kan claimen dan de werkelijke schade, hetgeen overigens in lijn is met artikel 1 van het EVRM. In de tweede plaats zou het ICS tot een optioneel protocol in TTIP en CETA omgewerkt moeten worden, hetgeen betekent dat landen al dan niet tot investeringsbescherming kunnen besluiten. Als zij dat wensen kunnen ze of dat protocol niet tekenen, dan wel zich er na een jaar uit terugtrekken waarna de bestaande investeringen nog gedurende 5 of 6 jaren beschermd blijven ter wille van de rechtszekerheid.

De heer Omtzigt wees nog op de noodzaak oog te hebben voor een onderwerp dat de EU aangaat. Volgens de regels van het Verdrag van Wenen kunnen landen te allen tijde tot een internationale overeenkomst toetreden, maar moeten zij ook altijd in staat zijn de overeenkomst op te zeggen. De EU gaat over handel en kan dus handelsverdragen sluiten. Het in het rapport gedane voorstel houdt in dat landen de bevoegdheid blijven houden op enig moment te besluiten van investeringsbescherming af te zien.

De heer Overbeek, sprekend namens de fractie van Verenigd Europees Links, wees erop dat de twee aanhangige rapporten het vraagstuk vanuit verschillende gezichtspunten benaderen. Hij zei zich te willen onthouden van een bespreking van het rapport van de heer Omtzigt en zich te willen concentreren op de verschillen tussen beide rapporten. Naar het oordeel van zijn fractie bevat rapport nr. 14219 van de hand van de heer Davies een overtuigend argument tegen het opnemen van ICS-bepalingen in nieuwe generatie handels- en investeringsovereenkomsten, in het bijzonder als het gaat om akkoorden tussen ontwikkelde landen.

Wettelijke bescherming van investeerders is veelomvattend en stevig, dus er is in beginsel geen behoefte aan het opzetten van het ICS. Het opnemen van het ICS is daarom of overbodig en onnodig of het schept nieuwe rechten waartoe alleen buitenlandse, maar geen «eigen» investeerders, toegang hebben. Het rapport van de heer Omtzigt gaat aan deze ongelijkheid voorbij. In de tweede plaats schept de manier waarop het ICS is vormgegeven, zoals de heer Davies laat zien, rechtsonzekerheid omdat is nagelaten tegelijkertijd het leerstuk van de precedentwerking te introduceren. Op die manier mist het ICS consistentie en confronteert het zowel investeerders als overheden met onvoorspelbaarheid. Dat staat haaks op de vaak gehoorde argumenten vóór het ICS, aldus de heer Overbeek.

Overeenkomsten tot bescherming van investeringen bestaan klaarblijkelijk en in de mate waarin nieuwe, veelomvattende overeenkomsten nog steeds zullen worden gesloten – hetgeen in toenemende mate onzeker is – mag worden aangenomen dat zij zulke bepalingen zullen bevatten. Het is dus eigenlijk noodzakelijk een beter beeld te krijgen van de omstandigheden waaronder dat zou kunnen gebeuren.

Om te voorkomen dat de Assemblee van gedachten wisselt over twee resoluties die elkaar wederzijds uitsluiten zei de heer Overbeek een voorstel te hebben gedaan om beide ontwerpresoluties zodanig te amenderen dat tot uitdrukking wordt gebracht dat beide partijen instemmen met het feit dat ze van mening verschillen over de uiteindelijke wenselijkheid van het ICS en dat ze het eens zijn over een aantal minimum waarborgen aangaande enkele van de zwaarst bekritiseerde aspecten van het ICS die ertoe moeten leiden dat ICS-clausules volledig verenigbaar zijn met bepalingen in en jurisprudentie op het EVRM, dat er voor overheden een «exit-optie» komt met een redelijke uitstapperiode en dat recentelijk geleden schade, daargelaten toekomstige winsten, kunnen worden verhaald. De heer Overbeek zei dat zijn fractie de zo aangepaste resoluties zou kunnen aanvaarden

De heer Van de Ven heeft eveneens aan dit debat deelgenomen en heeft daarin het woord gevoerd namens de fractie van de ALDE. Over het rapport Investeerder-staat-arbitrage van de heer Omtzigt merkte hij op dat zijn fractie kan instemmen met de conclusie van de heer Omtzigt inzake de oprichting van een permanent multilateraal ICS, zoals eerder bepleit door de EU in relatie tot het Transatlantic Trade and Investment Partnership(TTIP). Een openbaar hof van arbitrage is een uitstekende suggestie voor de toekomstige beslechting van geschillen met investeringsstaten die zouden kunnen rijzen naar aanleiding van grensoverschrijdende investeringen van ondernemers. Niettemin zei de heer Van de Ven na lezing van het rapport van de heer Omtzigt de indruk te hebben gekregen dat de auteur niet veel praktische ervaring heeft opgedaan met geschillenbeslechting door internationale «investor-State» arbiters en met grensoverschrijdende geschillenbeslechting.

De heer Van de Ven zei zich te willen beperken tot enkele aspecten van het rapport. In de eerste plaats zullen kleine en middelgrote ondernemingen zich geen grensoverschrijdende geschillenbeslechting kunnen permitteren als zij 50% van 8 miljoen US dollars, zijnde het gemiddelde bedrag van een zaak in een «investor-State procedure», moeten uitgeven. Naar hun aard kunnen alleen grote ondernemingen zich aan internationale geschillenbeslechting door middel van arbitrage onderwerpen. De heer Van de Ven zei er evenmin van overtuigd te zijn dat gaststaten de underdog zijn in onderhandelingen die leiden tot investeringsovereenkomsten met buitenlandse ondernemers. Dat leek hem geen realistische beeld van een sterke onderhandelingspositie van een soevereine staat tegenover de positie van een particuliere onderneming. Overheden spelen van nature de hoofdrol.

De ALDE-fractie stelt, aldus de heer Van de Ven, vast dat het voorstel van de rapporteur om een ICS op te richten degelijk en levensvatbaar is. De enige reden om tegen de conclusies van het rapport te stemmen is de onderliggende argumentatie en de redengeving voor de oprichting van een ICS. Aangaande het rapport Nieuwe generatie handelsverdragen van de heer Davies deelde de heer Van de Ven mee dat de ALDE-fractie de conclusies ervan niet onderschrijft. Het niet doorgaan van de handelsverdragen Trans-Pacific Partnership (TPP) en vermoedelijk ook het

TTIP. kan het uitgangspunt van dit rapport niet schragen dat sprake is van een nieuwe generatie handelsverdragen. Ook gaat het rapport uit van een protectionistische benadering met betrekking tot internationale handelsverdragen en partnerships, zelfs van vijandigheid tegenover een van onze

grootste handelspartners. De heer Van de Ven wierp tot slot de vraag op of het recht gebruikt mag worden voor protectionisme.

Aan het slot van het debat heeft de Assemblee, na amendering, een resolutie aanvaard die is te vinden onder nummer 2151.

11. Ontmoeting met afgevaardigden uit de Turkse HDP-Partij

Op donderdag 26 januari 2017 heeft de delegatie een gesprek gevoerd met leden van de Turkse HDP-partij die deel uitmaakt van de oppositie in het Turkse parlement. De Turkse afgevaardigden benadrukten dat het van het grootste belang is dat er snel een monitoringsprocedure ten aanzien van Turkije op gang komt; de mensenrechten, de democratische instituties en de rechtsstaat als zodanig zijn in groot gevaar. De democratische krachten in Turkije voelen zich alleen gelaten door de internationale gemeenschap, die met het oog op het naderende referendum over een wijziging van de Turkse Grondwet zo veel meer zou kunnen doen om te voorkomen dat de macht in het land wordt gemonopoliseerd. De Turkse afgevaardigden deden een op de delegatie aan te dringen op snelle openbaarmaking van het rapport van de «Venice Commission» die op korte termijn afreist naar Turkije en daarna zal rapporteren.

12. Brief aan de President van de PACE

Naar aanleiding van berichten omtrent ongeoorloofde lobbyactiviteiten en aantijgingen van corruptie door voormalige en zittende leden van de PACE heeft de delegatie de President en het Bureau van de PACE per brief van 25 januari 2017 verzocht een diepgaand onderzoek in te stellen. Voorts heeft de delegatie verzocht na te gaan of de bestaande regels van de PACE inzake integriteit en de naleving daarvan verzekeren dat de leden voldoen aan de hoogste standaarden, terwijl eveneens dient te worden onderzocht in hoeverre die regels in de toekomst ook voor oud-leden zouden moeten gelden.

De brief van de delegatie is als bijlage1 bij dit verslag opgenomen.

De voorzitter van de delegatie, Schrijver

De griffier van de delegatie, Nieuwenhuizen


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven