30 016
Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het preventief inzetten van reïntegratie-instrumenten, het opdragen van de reïntegratietaak aan overheidswerkgevers, het ondersteunen van WAO-herbeoordeelden bij scholing, het subsidiëren van scholing in het kader van de WAJONG en enkele andere wijzigingen in wetten die de reïntegratie-instrumenten betreffen

C
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 27 juni 2005

De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van het voorlopige verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij het wetsvoorstel tot wijziging van onder meer de Werkloosheidswet dat beoogt de reïntegratie-instrumenten preventief in te zetten, de reïntegratietaak aan overheidswerkgevers op te dragen en WAO-herbeoor- deelden te ondersteunen bij scholing en scholing in het kader van de WAJONG te subsidiëren.

De regering dankt de commissie voor haar bereidheid het verslag binnen een korte termijn op te stellen.

Uit het verslag leidt de regering af dat, evenals in de Tweede Kamer, bij de fracties steun bestaat voor het wetsvoorstel.

De vragen van de leden van de commissie zien alle op de in het wetsvoorstel voorgestelde verschuiving van de reïntegratieverantwoordelijkheid naar overheidswerkgevers.

Het was deze leden opgevallen dat voor deze toedeling dezelfde argumenten worden gehanteerd als voor private werkgevers. Voor overheidswerkgevers geldt het uitgangspunt dat financiële prikkels vanzelf tot een effectief en efficient reïntegratiebeleid zullen leiden nog sterker dan voor marktpartijen, zo begrijpen zij de minister. De regering acht het aan private werknemers toekomende instrument van de (individuele) reïntegratieovereenkomst (IRO) voor overheidswerknemers wenselijk noch noodzakelijk. Echter, een IRO is behalve een recht voor de werknemer, ook een signaal voor de overheid, zo merkten deze leden op. Naarmate werknemers minder tevreden zijn over de bemoeienis van de eigen werkgever zullen zij vaker hun toevlucht tot zo'n IRO nemen. Deze leden vragen of de minister het eens is met deze stelling.

Door dit wetsvoorstel wordt de reïntegratieverantwoordelijkheid voor overheidswerknemers die werkloos zijn geheel bij de overheidswerkgever gelegd. Aangezien de overheidswerkgever eigenrisicodrager is voor de betaling van de WW-uitkeringen, is hij er financieel bij gebaat om zijn werknemer die werkloos is geworden (of dreigt te worden) zo snel en efficiënt mogelijk naar ander werk toe te leiden. De overheidswerkgever kan in samenspraak met de werknemer komen tot maatwerk. De IRO heeft tot doel om uitkeringsgerechtigden, die de eigen reïntegratie vorm en inhoud willen geven, de mogelijkheid te bieden om buiten de formele aanbestedingsprocedure van het UWV om een reïntegratiebedrijf te contracteren. De overheidswerkgever heeft daarentegen niet te maken met een formele aanbestedingsprocedure. De werkloze overheidswerknemer kan met zijn overheidswerkgever derhalve afspreken de reïntegratieondersteuning naar eigen inzicht vorm te geven.

Deze leden vroegen zich voorts af of de regering haar veronderstelling dat overheidswerkgevers een effectief en efficiënt reintegratiebeleid voeren, ooit toetst. Onderneemt zijn ambtsgenoot op Binnenlandse Zaken hierop actie en zo ja, wordt de minister van deze toets op de hoogte gehouden? Wordt er ergens geregistreerd of en zo ja hoe vaak gemeenten, provincies of ministeries een eigen werkzoekende bij het UWV aanmelden voor sanctionering? Is de regering bekend hoelang bij werknemers in dienst van een gemeente, provincie of het rijk de gemiddelde werkloosheidsduur bedraagt en hoe deze duur zich verhoudt tot de werkloosheidsduur bij werknemers in de markt?

Daar de verantwoordelijk bij de overheids(sector)werkgever ligt, wordt er nu op centraal niveau niet bezien of het door de overheidswerkgevers gevoerde reïntegratiebeleid effectief en efficiënt is. Ik ben voornemens om twee jaar na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel een evaluatie te laten uitvoeren van de reïntegratie-inspanningen van de overheidswerkgevers ten behoeve van hun ontslagen werknemers. Deze evaluatie zou zo vorm gegeven kunnen worden dat de ervaringen van uitkeringsgerechtigden en werkgevers middels een representatieve steekproef in kaart worden gebracht. Ook kan een meer kwantitatieve evaluatie inzicht bieden in mogelijke verschillen tussen de werkloze overheidswerknemers en werklozen in de marktsector qua aantal werklozen en duur van de werkloosheid. Beide Kamers worden hierover voor 1 januari 2008 geïnformeerd.

Het UWV legt via de reguliere verantwoordingsinformatie verantwoording af over de opgelegde sancties. De sancties die aan (ex-)overheidswerk- nemers zijn opgelegd, maken daarvan onderdeel uit. Er vindt geen expliciete uitsplitsing plaats tussen ex-overheidswerknemers en andere werklozen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven