29 822
Wijziging van de Wet op de jeugdzorg (herstel van enige onvolkomenheden)

C
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 februari 2005

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 23 december 2004 een brief gezonden aan de minister van Justitie en aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waarin zij haar zorg kenbaar maakt over de onzorgvuldige wijze van wetgeving rond dit wetsvoorstel.

De minister van Justitie heeft daarop bij brief van 28 januari 2005 geantwoord.

De commissie brengt hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijke overleg.

De griffier van de commissie,

Janssen

Aan

– De Minister van Justitie

– De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 23 december 2004

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hecht eraan u langs deze weg haar zorg kenbaar te maken over de onzorgvuldige wijze van wetgeving die rond het wetsvoorstel 29 822 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg (herstel van enige onvolkomenheden) heeft plaatsgevonden.

In de eerste plaats wijst zij erop dat het een wetsvoorstel betreft dat enige onvolkomenheden wil herstellen. Dit wijzigingsvoorstel is vervolgens nog een aantal malen gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State, vervolgens in het nader rapport (en bij nota van wijziging). Dit alleen al noopt tot nauwkeurige beoordeling door de Eerste Kamer.

Van deze Kamer werd echter verwacht het aldus gewijzigde wetsvoorstel nog voor het Kerstreces af te doen. De commissie betreurt de snelheid waarmee zij zodoende gedwongen werd het wetsvoorstel te behandelen en verzoekt u haar in de toekomst ruimschoots tijd te bieden voor een zorgvuldige behandeling van wetsvoorstellen. Voorts verzoekt zij u de gesignaleerde herhaalde wijziging, die de Kamer zorgelijk vindt, toe te lichten.

De wnd. griffier van de commissie,

B. Nieuwenhuizen

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 januari 2005

Bij brief van 23 december 2004, nr. 132545, heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport haar zorg kenbaar gemaakt over de naar het oordeel van de commissie onzorgvuldige wijze van wetgeving die rond het wetsvoorstel 29 822 (Wijziging van de Wet op de jeugdzorg (herstel van enige onvolkomenheden)) heeft plaatsgevonden. De commissie doet het verzoek haar in de toekomst ruimschoots tijd te bieden voor een zorgvuldige behandeling van wetsvoorstellen. Voorts verzoekt de commissie de door haar gesignaleerde, herhaalde wijziging die het wetsvoorstel heeft ondergaan, die de Kamer zorgelijk vindt, toe te lichten. Gaarne ga ik, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op de gang van zaken nader in.

Ik stel voorop, dat wij het op hoge prijs hebben gesteld dat de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport haar medewerking heeft willen verlenen aan een tijdige totstandkoming van wat geworden is de wet van 23 december 2004, Stb. 700. Daardoor is het immers ook mogelijk geworden dat de Wet op de jeugdzorg op de beoogde en (uiteraard) als zodanig ook aan het veld gecommuniceerde datum van 1 januari 2005 in werking is kunnen treden.

Met het wetsvoorstel is, zoals de commissie terecht opgemerkt, beoogd enige onvolkomenheden in de Wet op de jeugdzorg te herstellen. Met name betreft het hier de reparatie van enige gebreken in uit een amendement afkomstige bepalingen over de positie van de rechtspersoon die gezinsvoogdijtaken kan uitvoeren met betrekking tot minderjarige vreemdelingen.

Vanzelfsprekend wordt voortdurend getracht bij de opstelling van wetsvoorstellen zo zorgvuldig mogelijk te werk te gaan, en zo goed mogelijk teksten te redigeren. Desalniettemin heeft de Raad van State in zijn advies nog de vinger gelegd op een aantal nog resterende onvolkomenheden. Deze betroffen geen van alle punten van inhoudelijke aard en zijn, zoals in het nader rapport is toegelicht, op één na alle overgenomen.

In het nader rapport is beredeneerd aangegeven dat het wetsvoorstel ook op een aantal andere punten nog is gewijzigd, dus zonder dat het advies van de Raad van State daartoe aanleiding gaf. Het ging hier om enige, na de voorlegging aan de Raad van State gebleken, verkeerde verwijzingen in de Wet op de jeugdzorg (onderdelen F, T, O, P, Q en U), een tweetal tekstuele verbeteringen (onderdelen C en J) en voorts het toevoegen van een overgangsjaar aan artikel 107 van de wet (onderdeel AA, eveneens van artikel I). Het betreft hier mede onjuistheden waarop inmiddels door derden was gewezen. Het lag menen wij voor de hand deze wijzigingen alsnog ook mee te nemen en het zou in ieder geval toch niet juist, en voor bedoelde derden ook weinig begrijpelijk zijn geweest om deze onvolkomenheden te handhaven, uitsluitend omdat de Raad van State deze niet had gesignaleerd.

In de fase van het nader rapport is ook de overgangsbepaling die betrekking heeft op de van rechtswege overgang per 1 januari 2005 van de voogdijen en gezinsvoogdijen van de (gezins-)voogdij-instellingen op de stichtingen aangepast (onderdeel X van artikel I, wijziging van artikel 102). De goede reden daarvoor was gelegen in de door het veld inmiddels geuite wens om die overgang te doen plaatsvinden op een wijze die de administratieve lasten die daarmee zijn gemoeid beperkt. Tenslotte is in de nader rapportfase erin voorzien dat de rechtspersoon, die inmiddels is aanvaard als de in artikel 302, tweede lid, Boek 1 BW bedoelde rechtspersoon (Stichting Nidos), ook de voorlopige voogdij kan uitoefenen over bepaalde minderjarigen, met name die welke onbegeleid op Schiphol aankomen. Deze wijziging van onderdeel K van artikel I (in het verlengde waarvan ook enkele andere onderdelen van het wetsvoorstel zijn gewijzigd, te weten de onderdelen B, onder 1, G en N van artikel I), waarvan de wenselijkheid eveneens eerst later is opgekomen, kan niet als redactioneel worden aangemerkt. Zij lag echter wel volstrekt voor de hand aangezien hiermee slechts een bestendiging van een inmiddels gegroeide praktijk mogelijk zou worden gemaakt. Juist (en uitsluitend) over dit punt is door de vaste commissie voor Justitie uit de Tweede kamer een vraag gesteld, welke kennelijk tot tevredenheid in de nota naar aanleiding van het verslag kon worden beantwoord.

Vervolgens zijn inderdaad bij nota van wijziging wederom nog twee wijzigingen in wetsvoorstel 29 822 aangebracht. Zoals uit de daarop in de nota naar aanleiding van het verslag gegeven toelichting blijkt, ging het bij de eerste wijziging om een nog niet eerder opgemerkte, verkeerde verwijzing (in onderdeel M van artikel I). Voorts was inmiddels bij het ministerie van Justitie geconstateerd, dat artikel 104, eerste lid, van de Wet op de Jeugdzorg geen basis bevatte voor subsidiëring van de instellingen met een landelijk bereik van haar jeugdreclasseringstaken. Een voorziening alsnog (vervat in onderdeel Ya van artikel I) was zonder meer geboden, immers in overeenstemming met de voor 1 januari 2005 bestaande situatie.

Het geheel overziende menen wij dat telkenmale op goede grond wijzigingen zijn voorgesteld. Dit neemt niet weg dat, gelet op de aard van het wetsvoorstel (herstel van onvolkomenheden) ook wij liever zouden hebben gezien dat het wetsvoorstel zoals dit aan de Raad van State was voorgelegd, niet met de reparatie van niet weinige nog weer andere gebreken en gebrekjes behoefde te worden aangevuld. Een en ander is evenwel in dit dossier onvermijdelijk gebleken. Als gezegd, wij waarderen het zeer dat de commissie het wetsvoorstel nog voor het Kerstreces heeft willen afdoen. Indien de commissie evenwel het gevoel heeft dat zij het wetsvoorstel, waarvan zij – vanwege de herhaalde tussentijdse wijziging – een nauwkeurige beoordeling geboden achtte, met een minder verantwoorde snelheid heeft moeten behandelen, betreuren wij dat met de commissie. Het verzoek de Eerste Kamer haar ruimschoots tijd te bieden voor een zorgvuldige behandeling van wetsvoorstellen, is bij ons vanzelfsprekend in vruchtbare aarde gevallen.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Samenstelling: Werner (CDA), Van Leeuwen (CDA) (voorzitter), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD), Swenker (VVD), Hamel (PvdA), Nap-Borger (CDA), Slagter-Roukema (SP), Schouw (D66), Putters (PvdA) en Thissen (GL).

Naar boven