29 814
Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 in verband met een gewijzigde organisatie van de deskundige bijstand bij het arbeidsomstandighedenbeleid en de daarmee samenhangende bepalingen

B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 1 maart 2005

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de navolgende opmerkingen en het stellen van de navolgende vragen.

De leden van de fractie van GroenLinks zijn er nog niet van overtuigd dat het wetsvoorstel artikel 7 lid 8 van Richtlijn 89/391/EEG correct implementeert. Het voorgestelde artikel 13 lid 4 lijkt naar de opvatting van deze leden met zijn open en algemeen gestelde normen niet te voldoen aan de eisen die de Richtlijn aan de lidstaten stelt.

Kan de regering nog eens op deze kwestie ingaan en daarbij aandacht besteden aan het feit dat veel bedrijven thans geen RI&E kennen en dus ook niet altijd formuleren welke eisen aan deskundige bijstand moeten worden gesteld.

Heeft de regering omtrent artikel 13 contact met de Europese Commissie gehad?

Hoe is de kaderrichtlijn op dit punt in andere lidstaten geïmplementeerd?

Op grond van welke criteria moet de Arbeidsinspectie een eis tot naleving stellen met betrekking tot de naleving van artikel 13?

Vertrouwende, dat deze vragen volledig en tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Van Driel

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA), (plv. voorzitter), Swenker (VVD), De Wolff (GL), Kalsbeek-Schimmel- penninck van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA)(voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Schouw (D66), Leijnse (PvdA).

Naar boven