29 766
Wijziging van de Wet Milieubeheer en de Wet op de Economische Delicten ten behoeve van de invoering van een systeem van handel in emissierechten met het oog op het beperken van de emissies van stikstofoxiden (handel in NOx-emissierechten)

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR MILIEU1

Vastgesteld 15 maart 2005

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de leden van de vaste commissie aanleiding gegeven tot het stellen van de volgende vragen en het maken van de volgende opmerkingen.

De commissie brengt in herinnering het debat in de Eerste Kamer omtrent wetsvoorstel 29 565 rond de Implementatiewet handel in broeikasgasemissierechten d.d. 29 september 2004. In dat debat is door de heer Ketting namens de overige fracties van de Kamer het woord gevoerd. De staatssecretaris heeft destijds een aantal toezeggingen gedaan waarop de commissie bij de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel terug wenst te komen.

Allereerst betreft dit het onderliggende sturingsparadigma. De staatssecretaris heeft de Kamer toegezegd varianten van de handel in emissierechten te onderzoeken en de waarde van alloceren dan wel veilen van emissierechten daarbij te betrekken. Hij heeft toegezegd daarop terug te komen bij het wetsvoorstel inzake de NOx emissierechten. Wij hebben daarvan nog niet vernomen en zien de uitkomsten van dit onderzoek en de gedachtevorming graag tegemoet. Kan nader worden ingegaan op de overwegingen om te kiezen voor het voorliggende systeem van handel in emissierechten en niet voor het veilen van rechten?

De commissie zou graag vernemen hoe de staatssecretaris staat ten opzichte van het veilen van emissierechten. In het debat d.d. 29 september 2004 is aan de orde geweest of voor de tweede periode van handel in CO2-emissierechten niet overgegaan zou moeten worden tot het veilen, alsmede of daar Europees al afspraken over gemaakt zouden moeten worden. De stand van zaken op dat punt verneemt de commissie graag van de regering.

Voorts verneemt de commissie gaarne de huidige stand van zaken m.b.t. de formele status en de praktische invulling van de Nederlandse emissieautoriteit (NEA)?

De leden van de fractie van de PvdA wensen overigens nog de volgende vragen te stellen:

De leden van de fractie van de PvdA achten de afstemming van taken en verantwoordelijkheden tussen het ministerie van VROM, het IPO en de Nederlandse emissieautoriteit (NEA) van groot belang voor de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel. De regering heeft aangegeven dit te zullen regelen in een bestuurlijk akkoord. Kan de staatssecretaris nader duiden welke aspecten daarvan deel uit zullen maken en wat zijn inzet erbij is? De leden zouden graag een nadere toelichting krijgen op de wijze waarop vergunningverlening en handhaving worden gecoördineerd. Wat is de stand van zaken omtrent de totstandkoming van deze afspraken en op welke termijn kunnen we naar verwachting een akkoord verwachten tussen de genoemde betrokken partijen verwachten?

De voornoemde leden hebben tevens een vraag omtrent de bestuurlijke boete die krachtens dit wetsvoorstel kan worden opgelegd wanneer het om verwijtbare nalatigheid gaat bij het nakomen van de verplichtingen inzake de emissierechtenhandel. Belangrijk hierbij is dat de regering kiest voor een relatief plafond voor de handel in NOx-emissierechten en niet voor een absoluut plafond zoals de Raad van State voorstelt. De keuze van de regering betekent dat met prestatienormen en dynamische plafonds wordt gewerkt. Op zichzelf kan de PvdA-fractie zich daarin vinden, maar de leden vragen zich wel af hoe de regering een verwijtbare nalatigheid daarbij definieert. Kan de staatssecretaris dit nader toelichten?

De handel in emissierechten werkt volgens de leden van de fractie van de PvdA niet bij de diffuse bronnen, bijvoorbeeld ten aanzien van het autogebruik. Volgens hen zijn daar andere oplossingen noodzakelijk. Wat is de zienswijze van de staatssecretaris op de handel in emissierechten bij diffuse bronnen en welke alternatieve maatregelen staat hij voor? Daarnaast vroegen zij zich af of de staatssecretaris bereid is de doelgroepen van het nieuwe handelssysteem tegen het licht te houden. Moeten bijvoorbeeld de kleine energie-intensieve bedrijven waar slechts enkele mensen werken in de volgende handelsperiode verplicht worden tot deelname?

Acht de staatssecretaris het – tegen de achtergrond van de ervaringen met de invoering van de CO2-emissiehandel – haalbaar om de NOx-emissiehandel deze zomer in te voeren? Acht bij het haalbaar dat bij de inwerkingtreding van het nieuwe systeem ook een deugdelijk monitoringsprotocol gehanteerd kan worden inzake de hoeveelheid uitstoot NOx per individueel bedrijf?

Tot slot hadden de leden van de PvdA-fractie nog enkele vragen omtrent de evaluatie van dit wetsvoorstel. Zij vragen de staatssecretaris met welk evaluatiekader dit zal gebeuren. Kan de regering toezeggen dat dit evaluatiekader vooraf aan beide Kamers zal worden overlegd en zo nodig bediscussieerd? Op welke termijn kan de regering dat doen? Zal de regering dit tevens koppelen aan de discussie omtrent de ZBO's in het toezicht en de handhaving (rol en functioneren van de NEA)? Kan de regering toezeggen dat bij de evaluatie een overzicht zal worden gemaakt van de toe- of afname van de regeldruk na invoering van dit wetsvoorstel?

De leden van de PvdA-fractie wachten met belangstelling de antwoorden van de regering af.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hadden behoefte aan het stellen van de volgende vragen:

Dit wetsvoorstel regelt het beperken van de uitstoot van NOx voor grote industriële emittenten. Dit is echter niet voldoende voor het bereiken van de totale reductie. Kan inzicht worden gegeven in het (voorgenomen) beleid met betrekking tot andere relevante sectoren zoals verkeer, binnenvaart en luchtvaart? Dit niet alleen om te kunnen beoordelen of de totale emissiereductie kan worden bereikt maar tevens of sprake is van een billijke verdeling van lasten.

De in de memorie van toelichting genoemde AMVB (pagina 52–53) is een hoeksteen van dit stelsel. Wordt hier gekozen voor een voorhangprocedure en kan al nader inzicht worden verschaft over de relevante (beleidsmatige) aspecten?

In de memorie van toelichting wordt op pagina 52 gesteld dat «op korte termijn niet verwacht wordt dat een vergelijkbaar systeem voor andere stoffen dan NOx en CO2 zal worden ingevoerd«. Houdt dit een negatief oordeel in over het rapport «Emissiehandel» van het directoraat generaal milieu van VROM (november 2004)?

In de memorie van toelichting wordt op pagina 34 vermeld dat een grootschalige proef wordt uitgevoerd van mei t/m september 2004. Is het resultaat hiervan beschikbaar?

Kan nadere informatie worden verstrekt over het overleg met Corus naar aanleiding van de door dit bedrijf aangevoerde bezwaren?

De voorzitter van de commissie,

Meindertsma

De griffier van de commissie,

Van Dooren


XNoot
1

Samenstelling: Ketting (VVD) (plv.voorzitter), Meindertsma (PvdA) (voorzitter), Lemstra (CDA), Bierman-Beukema (VVD), Van der Lans (GL), Van Middelkoop (CU), Hessing (LPF), Ten Hoeve (OSF), Nap-Borger (CDA), Slagter-Roukema (SP), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Schouw (D66), Putters (PvdA).

Naar boven