Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29766 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29766 nr. A |
14 december 2004
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is, om de emissies van stikstofoxiden in de lucht onder het voor Nederland geldende emissieplafond voor stikstofoxiden ingevolge richtlijn nr. 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (PbEG L 309) te brengen, in de Wet milieubeheer een regeling te treffen die handel in emissierechten voor stikstofoxiden mogelijk maakt;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1.1, eerste lid, worden na de omschrijving van «de EG-verordening registratie van handel in broeikasgasemissierechten» twee omschrijvingen ingevoegd, luidende:
NOx-emissierecht: overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 16 overdraagbaar recht, uitsluitend teneinde aan het bepaalde bij en krachtens dat hoofdstuk te voldoen, om gedurende een bepaalde periode een emissie van één kilogram stikstofoxiden in de lucht te veroorzaken;
stikstofoxiden (NOx): stikstofmonoxide en stikstofdioxide, uitgedrukt als stikstofdioxide;.
Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onder a, en het derde lid wordt na «broeikasgassen» ingevoegd: of stikstofoxiden.
2. In het tweede lid, onder b, wordt «de emissies van broeikasgassen waarop titel 16.2 van toepassing is» vervangen door: de emissies van broeikasgassen of stikstofoxiden, waarop titel 16.2 onderscheidenlijk titel 16.3 van toepassing is.
Artikel 16.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Na de omschrijving van «register voor handel in broeikasgasemissierechten» wordt ingevoegd:
register voor handel in NOx-emissierechten: register als bedoeld in artikel 16.58, eerste lid;.
b. Na de omschrijving van «verificatie» wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma ingevoegd:
verkoopplafond: het aantal NOx-emissierechten, bedoeld in artikel 16.49, derde lid.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Voor de toepassing van titel 16.3 en de daarop berustende bepalingen wordt onder NOx-installatie verstaan: vaste technische eenheid die een emissie van stikstofoxiden in de lucht veroorzaakt en die behoort tot een categorie die bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen.
Artikel 16.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid.
2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Indien voor een inrichting als bedoeld in het eerste lid tevens de in artikel 16.49, eerste lid, vervatte verboden gelden, hebben de in het eerste lid vervatte verboden tevens betrekking op de emissies van stikstofoxiden in de lucht, die de inrichting veroorzaakt, en zijn de in artikel 16.49, eerste lid, vervatte verboden niet van toepassing. Titel 16.3, met uitzondering van artikel 16.49, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing, voorzover het de emissie van stikstofoxiden in de lucht betreft.
Artikel 16.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In een geval als bedoeld in artikel 16.5, tweede lid, wordt de vergunning gedeeltelijk geweigerd voorzover het de emissies van broeikasgassen, onderscheidenlijk de emissies van stikstofoxiden, betreft, indien een vergunning krachtens artikel 16.5, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 16.49, eerste lid, zou zijn geweigerd in geval uitsluitend het vereiste van een vergunning krachtens artikel 16.5, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 16.49, eerste lid, zou gelden.
Aan artikel 16.20 worden drie leden toegevoegd, luidende:
4. Indien het geval, bedoeld in artikel 16.5, tweede lid, zich voordoet en voor de betrokken inrichting reeds een vergunning krachtens artikel 16.5, eerste lid, is verleend voor het in werking hebben van een inrichting waarin zich een of meer broeikasgasinstallaties bevinden, vult het bestuur van de emissieautoriteit die vergunning aan met voorschriften en bepalingen die betrekking hebben op de emissie van stikstofoxiden in de lucht, die de inrichting veroorzaakt, en die noodzakelijk zijn ter uitvoering van titel 16.3. Met betrekking tot de beslissing terzake en de inhoud van de voorschriften en bepalingen zijn de artikelen 16.5, derde lid, tot en met 16.12 van overeenkomstige toepassing.
5. Indien het geval, bedoeld in artikel 16.5, tweede lid, zich voordoet en voor de betrokken inrichting reeds een vergunning krachtens artikel 16.49, eerste lid, is verleend voor het in werking hebben van een inrichting waarin zich een of meer installaties bevinden, die een emissie van stikstofoxiden in de lucht veroorzaken, vult het bestuur van de emissieautoriteit die vergunning aan met voorschriften en bepalingen die betrekking hebben op de emissie van broeikasgassen in de lucht, die de inrichting veroorzaakt, en die noodzakelijk zijn ter uitvoering van titel 16.2. Met betrekking tot de beslissing terzake en de inhoud van de voorschriften en bepalingen zijn de artikelen 16.5, derde lid, tot en met 16.12 van overeenkomstige toepassing.
6. In geval het vierde of vijfde lid van toepassing is, kan het bestuur van de emissieautoriteit de rechten die de vergunninghouder aan de al eerder verleende vergunning ontleende, niet wijzigen anders dan mogelijk zou zijn met toepassing van het eerste lid.
In artikel 16.22 wordt «inhoudende de verplichting voor het bestuur van de emissieautoriteit aan de vergunning beperkingen aan te brengen of voorschriften te verbinden» vervangen door: inhoudende de verplichting voor het bestuur van de emissieautoriteit aan de vergunning voorschriften te verbinden.
Artikel 16.36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «gedurende de planperiode» vervangen door: ten behoeve van de planperiode.
2. Het derde lid vervalt.
Na titel 16.2 wordt een titel toegevoegd, luidende:
TITEL 16.3. STIKSTOFOXIDEN EN NOX-EMISSIERECHTEN
1. Deze titel is van toepassing op inrichtingen waarin zich een of meer NOx-installaties bevinden.
2. Een emissie van stikstofoxiden in de lucht wordt uitgedrukt in kilogrammen.
3. Artikel 16.2, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Onder inrichtingen als bedoeld in artikel 16.47, eerste lid, worden mede begrepen inrichtingen binnen de Nederlandse exclusieve economische zone.
1. Onverminderd artikel 16.5, tweede lid, is het verboden zonder vergunning van het bestuur van de emissieautoriteit:
a. een inrichting in werking te hebben;
b. een inrichting uit te breiden;
c. een inrichting te veranderen of de werking daarvan te veranderen op zodanige wijze dat dit significante gevolgen heeft voor de emissie van stikstofoxiden in de lucht dan wel voor het monitoringsprotocol dat deel uitmaakt van de vergunning;
d. het voor de betrokken inrichting geldende monitoringsprotocol ingrijpend te veranderen.
2. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16.5, derde lid, tot en met 16.22 is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 16.6, derde lid, tweede volzin, artikel 16.12, vierde lid, en artikel 16.14, derde lid, tweede volzin, en met dien verstande dat:
a. artikel 16.6, tweede lid, artikel 16.12, eerste lid, onder a en b, onder 1°, en derde lid, onder b, en artikel 16.13, eerste lid, geen betrekking hebben op het grondstofgebruik;
b. voorzover in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 16.50 het aantal NOx-emissierechten, bedoeld in dat artikel, is vastgesteld per eenheid product: artikel 16.6, tweede lid, artikel 16.12, eerste lid, onder a en b, onder 1°, en derde lid, onder b, en artikel 16.13, eerste lid, mede betrekking hebben op de productie.
3. In de vergunning wordt het aantal NOx-emissierechten vastgesteld dat in een kalenderjaar per overdracht ten hoogste mag worden overgedragen.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop het verkoopplafond wordt bepaald.
AFDELING 16.3.3. HET ONTSTAAN VAN NOX-EMISSIERECHTEN
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de bescherming van het milieu dan wel ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie voor een bij de maatregel aangegeven tijdvak regels worden gesteld omtrent het aantal NOx-emissierechten dat degene die een inrichting drijft, in een kalenderjaar opbouwt per bij de maatregel aangegeven eenheid brandstof die in de NOx-installatie wordt verbruikt, of, in bij de maatregel aangegeven gevallen, per bij de maatregel aangegeven eenheid product dat in de NOx-installatie wordt vervaardigd.
AFDELING 16.3.4. DE INLEVERING VAN NOX-EMISSIERECHTEN, HET COMPENSEREN VAN EMISSIES IN EEN ANDER KALENDERJAAR EN DE GELDIGHEID VAN NOX-EMISSIERECHTEN
1. Degene die een inrichting drijft, levert met betrekking tot ieder kalenderjaar dat ligt binnen een tijdvak als bedoeld in artikel 16.50, voor 1 mei van het daaropvolgende kalenderjaar ten minste een aantal NOx-emissierechten in, dat overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie van stikstofoxiden, die de inrichting in het eerstbedoelde kalenderjaar heeft veroorzaakt.
2. Onverminderd het eerste lid heeft de houder van een vergunning krachtens artikel 16.49, eerste lid, of artikel 16.5, eerste lid, in verbinding met artikel 16.5, tweede lid, met betrekking tot ieder kalenderjaar dat ligt binnen een tijdvak als bedoeld in artikel 16.50, op 1 mei van het daarop volgende kalenderjaar een saldo van nul of meer NOx-emissierechten die betrekking hebben op het eerstbedoelde kalenderjaar op zijn rekening, bedoeld in artikel 16.60, eerste lid, staan.
3. Voor de toepassing van het eerste lid worden ter bepaling van de hoeveelheid van de emissie, bedoeld in dat lid, en het aantal NOx-emissierechten, bedoeld in artikel 16.50, de gegevens in acht genomen, die daaromtrent zijn opgenomen in het emissieverslag dat de betrokken persoon overeenkomstig artikel 16.12, eerste lid, onder b, in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, met betrekking tot dat kalenderjaar heeft ingediend of de gegevens die overeenkomstig artikel 16.17 in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, ambtshalve zijn vastgesteld.
Het aantal NOx-emissierechten dat degene die een inrichting drijft, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 16.51, eerste lid, ten behoeve van enig kalenderjaar mag inleveren, wordt bepaald door:
a. bij elkaar op te tellen:
1°. het aantal NOx-emissierechten dat hij met betrekking tot het kalenderjaar heeft opgebouwd op grond van artikel 16.50,
2°. het aantal NOx-emissierechten dat hij met betrekking tot het kalenderjaar heeft verkregen, indien de overdracht overeenkomstig artikel 16.57 is geregistreerd,
3°. het aantal NOx-emissierechten dat met betrekking tot het kalenderjaar anders dan door overdracht aan hem is overgegaan, indien de overgang overeenkomstig artikel 16.57 is geregistreerd, en
4°. het aantal NOx-emissierechten dat hij ten behoeve van het kalenderjaar heeft ingeleverd op grond van artikel 16.53, eerste lid, indien de betrokken rechten overeenkomstig artikel 16.59, tweede lid, zijn geregistreerd, en
b. het overeenkomstig onderdeel a berekende aantal NOx-emissierechten te verminderen met:
1°. het aantal NOx-emissierechten dat hij met betrekking tot het kalenderjaar heeft overgedragen, indien de overdracht overeenkomstig artikel 16.57 is geregistreerd,
2°. het aantal NOx-emissierechten dat met betrekking tot het kalenderjaar anders dan door overdracht van hem naar een ander is overgegaan, indien de overgang overeenkomstig artikel 16.57 is geregistreerd,
3°. het aantal NOx-emissierechten dat hij op grond van artikel 16.53, eerste lid, onder a, ten behoeve van het daaropvolgende kalenderjaar zal inleveren, indien de betrokken rechten overeenkomstig artikel 16.59, tweede lid, zijn geregistreerd,
4°. het aantal NOx-emissierechten dat hij op grond van artikel 16.53, eerste lid, onder b, ten behoeve van het daaraan voorafgaande kalenderjaar heeft ingeleverd, indien de betrokken rechten overeenkomstig artikel 16.59, tweede lid, zijn geregistreerd, en
5°. het aantal NOx-emissierechten dat hij op grond van artikel 16.54 ten behoeve van het kalenderjaar dient in te leveren.
1. De houder van een vergunning krachtens artikel 16.49, eerste lid, of artikel 16.5, eerste lid, in verbinding met artikel 16.5, tweede lid, mag ter voldoening aan het bepaalde in artikel 16.51, eerste lid:
a. NOx-emissierechten die hij ten behoeve van een kalenderjaar zou mogen gebruiken, in plaats daarvan ten behoeve van het daarop volgende kalenderjaar inleveren;
b. NOx-emissierechten ten behoeve van een kalenderjaar inleveren, in plaats van ten behoeve van het daarop volgende kalenderjaar waarvoor hij de betrokken rechten anders zou mogen gebruiken.
2. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing voorzover het aantal NOx-emissierechten, bedoeld in het eerste lid, onder a of b, het aantal NOx-emissierechten, dat overeenkomt met een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen percentage van het voor de houder, bedoeld in het eerste lid, geldende verkoopplafond, niet overschrijdt.
1. Indien degene die een inrichting drijft, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 16.51, eerste lid, met betrekking tot een kalenderjaar minder NOx-emissierechten heeft ingeleverd dan overeenkomt met de hoeveelheid van een emissie van stikstofoxiden, die de inrichting gedurende dat kalenderjaar heeft veroorzaakt, wordt het aantal NOx-emissierechten dat hij in het daarop volgende kalenderjaar ter voldoening aan dat artikellid dient in te leveren, van rechtswege verhoogd met het aantal NOx-emissierechten dat hij te weinig had ingeleverd.
2. Indien de houder van een vergunning krachtens artikel 16.49, eerste lid, of artikel 16.5, eerste lid, in verbinding met artikel 16.5, tweede lid, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 16.51, tweede lid, met betrekking tot een kalenderjaar een nadelig saldo van NOx-emissierechten op zijn rekening, bedoeld in artikel 16.60, eerste lid, heeft staan, wordt het aantal NOx-emissierechten dat hij in het daarop volgende kalenderjaar ter voldoening aan artikel 16.51, tweede lid, dient in te leveren, van rechtswege verhoogd met het aantal NOx-emissierechten dat overeenkomt met het saldotekort.
1. Een NOx-emissierecht is geldig ten behoeve van het kalenderjaar waarin het op grond van artikel 16.50 is opgebouwd.
2. In afwijking van het eerste lid is een NOx-emissierecht in een geval als bedoeld in artikel 16.53, eerste lid, onder a of b, geldig ten behoeve van het kalenderjaar waarin dat emissierecht ingevolge artikel 16.53, eerste lid, onder a onderscheidenlijk b, mag worden ingeleverd.
AFDELING 16.3.5. DE OVERGANG VAN NOX-EMISSIERECHTEN
1. Een NOx-emissierecht is met inachtneming van het tweede en derde lid vatbaar voor overdracht.
2. Een NOx-emissierecht kan uitsluitend worden overgedragen:
a. tussen houders van een vergunning krachtens artikel 16.49, eerste lid, of artikel 16.5, eerste lid, in verbinding met artikel 16.5, tweede lid,
b. indien het betrekking heeft op een kalenderjaar dat ligt binnen een tijdvak waarvoor op het tijdstip van de voorgenomen overdracht toepassing is gegeven aan artikel 16.50, en
c. voorzover het aantal NOx-emissierechten dat de houder, bedoeld onder a, voornemens is over te dragen met betrekking tot een kalenderjaar,
1°. vermeerderd met het aantal NOx-emissierechten dat hij met betrekking tot dat kalenderjaar reeds heeft overgedragen,
2°. verminderd met het aantal NOx-emissierechten dat hij met betrekking tot dat kalenderjaar heeft verkregen, door de overdracht het voor hem geldende verkoopplafond niet overschrijdt.
3. Een NOx-emissierecht is ook vatbaar voor andere overgang dan overdracht. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De voor overdracht van een NOx-emissierecht vereiste levering geschiedt door:
a. afschrijving van het NOx-emissierecht van de rekening of de deelrekening, bedoeld in artikel 16.60, die in het register voor handel in NOx-emissierechten op naam staat van de persoon die het NOx-emissierecht overdraagt, en
b. bijschrijving op de rekening of de deelrekening, bedoeld in artikel 16.60, die in het register voor handel in NOx-emissierechten op naam staat van de persoon die het NOx-emissierecht verkrijgt.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op andere overgang dan overdracht.
3. De artikelen 16.41, derde lid, en 16.42 zijn van overeenkomstige toepassing.
AFDELING 16.3.6. REGISTRATIE VAN NOX-EMISSIERECHTEN
1. Er is een register inzake de handel in NOx-emissierechten.
2. Het register wordt beheerd door de emissieautoriteit.
3. In het register worden voor elke inrichting op de bijbehorende rekening of deelrekening, bedoeld in artikel 16.60, de gegevens, bedoeld in de artikelen 16.51, eerste lid, en 16.52 opgenomen.
4. Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de werking, de organisatie, de beschikbaarheid en de beveiliging van het register voor handel in NOx-emissierechten en het openen en bijhouden van rekeningen en deelrekeningen, bedoeld in artikel 16.60. Onze Minister kan tevens regels stellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.
1. De emissieautoriteit registreert de overdracht of andere overgang van NOx-emissierechten indien:
a. wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 16.56 en 16.57;
b. bij de overdracht of overgang wordt aangegeven op welk kalenderjaar, bedoeld in artikel 16.56, tweede lid, onder b, het NOx-emissierecht betrekking heeft.
2. De emissieautoriteit registreert de NOx-emissierechten die worden ingeleverd op grond van artikel 16.53, eerste lid, onder a of b, indien wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens artikel 16.53.
1. Het bestuur van de emissieautoriteit opent voor elke houder van een vergunning krachtens artikel 16.49, eerste lid, of artikel 16.5, eerste lid, in verbinding met artikel 16.5, tweede lid, voor de inrichting op diens naam een rekening in het register voor handel in NOx-emissierechten.
2. Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van de houder, bedoeld in het eerste lid, een deelrekening, die onderdeel uitmaakt van de rekening die voor die persoon is geopend.
Artikel 16.46 is van overeenkomstige toepassing.
AFDELING 16.3.7. OVERIGE BEPALINGEN
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van de wet van .. tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de invoering van een systeem van handel in emissierechten met het oog op het beperken van de emissies van stikstofoxiden (handel in NOx-emissierechten) (Stb. .), en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze titel in de praktijk.
Artikel 18.6a, eerste lid, komt te luiden:
1. In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 16.5, eerste lid, 16.5, eerste lid, in verbinding met artikel 16.5, tweede lid, artikel 16.6, eerste, tweede of derde lid, artikel 16.6, eerste, tweede of derde lid, in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, artikel 16.12, derde lid, artikel 16.12, derde lid, in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, artikel 16.13, artikel 16.13 in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, artikel 16.14, artikel 16.14 in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, artikel 16.21, artikel 16.21 in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, of artikel 16.49, eerste lid, of van artikel 18.18, voorzover het een voorschrift betreft dat is verbonden aan een vergunning krachtens hoofdstuk 16, of van artikel 22, eerste lid, van de EG-verordening registratie handel in broeikasgasemissierechten, kan het bestuur van de emissieautoriteit een last onder dwangsom opleggen.
In artikel 18.12, derde lid, wordt na «artikel 16.5, eerste lid,» ingevoegd: artikel 16.5, eerste lid, in verbinding met artikel 16.5, tweede lid, of artikel 16.49, eerste lid,.
Artikel 18.16a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16.5, eerste lid, 16.5, eerste lid, in verbinding met artikel 16.5, tweede lid, 16.12, derde lid, 16.12, derde lid, in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, 16.13, 16.13 in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, 16.14, 16.14 in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, 16.21, 16.21 in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, 16.49, eerste lid, of 16.51, eerste of tweede lid, of van artikel 18.18, voorzover het een voorschrift betreft dat is verbonden aan een vergunning krachtens hoofdstuk 16, kan het bestuur van de emissieautoriteit de overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. In geval van overtreding van het bepaalde bij artikel 16.37, eerste lid, of artikel 16.51, eerste of tweede lid, wordt een bestuurlijke boete als bedoeld in het tweede lid, onderscheidenlijk kan een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid worden opgelegd naast een verhoging van het aantal broeikasgasemissierechten onderscheidenlijk NOx-emissierechten dat degene die de betrokken inrichting drijft, met betrekking tot een kalenderjaar overeenkomstig artikel 16.39 onderscheidenlijk artikel 16.54 dient in te leveren.
In artikel 18.16e, vierde lid, wordt «de EG-richtlijn handel in broeikasgassen» vervangen door: de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.
In artikel 21.6, vierde lid, wordt «of 15.46, vijfde lid» vervangen door: 15.46, vijfde lid, 16.1, derde lid, 16.12, derde lid, in verbinding met 16.49, tweede lid, 16.50 of 16.53, tweede lid.
In artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten wordt onder de Wet milieubeheer
1. na «16.5, eerste lid,» ingevoegd: 16.5, eerste lid, in verbinding met artikel 16.5, tweede lid,
2. na «16.12, derde lid,» ingevoegd: 16.12, derde lid, in verbinding met artikel 16.49, tweede lid,
3. na «16.13,» ingevoegd: 16.13 in verbinding met artikel 16.49, tweede lid,
4. na «16.14,» ingevoegd: 16.14 in verbinding met artikel 16.49, tweede lid,
5. «en 16.21,» vervangen door: , 16.21, 16.21 in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, 16.49, eerste lid,.
1. Indien een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 16.49, eerste lid, of artikel 16.5, eerste lid, in verbinding met artikel 16.5, tweede lid, van de Wet milieubeheer wordt ingediend vóór de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van deze wet, wordt die aanvraag aangemerkt als een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 16.49, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 16.5, eerste lid, in verbinding met artikel 16.5, tweede lid, van de Wet milieubeheer, zoals deze artikelen komen te luiden na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van deze wet.
2. Indien de voorbereiding als bedoeld in artikel 16.7 in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, van de Wet milieubeheer heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van deze wet, wordt die voorbereiding aangemerkt als een voorbereiding als bedoeld in artikel 16.7 in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, van de Wet milieubeheer, zoals laatstbedoeld artikel komt te luiden na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van deze wet.
Met betrekking tot de voorbereiding van de beslissing op een ontvankelijke aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 16.49, eerste lid, of artikel 16.5, eerste lid, in verbinding met artikel 16.5, tweede lid, van de Wet milieubeheer, die wordt ingediend uiterlijk vier maanden voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van deze wet, en de beslissing op die aanvraag geldt het volgende:
1. In afwijking van artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen vier weken.
2. In afwijking van artikel 3:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, neemt het bestuur van de emissieautoriteit zo spoedig mogelijk na de dag waarop artikel I, onderdeel I, van deze wet in werking treedt, doch uiterlijk twee weken na die dag, een besluit op de aanvraag.
3. In afwijking van artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer, bepaalt het bestuur van de emissieautoriteit dat het besluit terstond in werking treedt.
4. Indien dit artikel eerder in werking treedt dan de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb, wordt tot het tijdstip waarop die wet in werking treedt:
a. in het eerste lid in plaats van «artikel 3:16, eerste lid» gelezen: de artikelen 3:11, eerste lid, en 3:13, derde lid;
b. in het tweede lid in plaats van «In afwijking van artikel 3:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, neemt het bestuur van de emissieautoriteit» gelezen: Het bestuur van de emissieautoriteit neemt.
Na artikel VI van de Implementatiewet EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Dit artikel is van toepassing op inrichtingen als bedoeld in artikel 16.29, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer waarvoor na 1 oktober 2004 en voor 15 november 2004 een verzoek om toepassing van artikel 27 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, wordt ingediend bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
2. Met betrekking tot de eerste planperiode, welke loopt van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007, geldt dat de toewijzing van broeikasgasemissierechten voor afzonderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 16.29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer, plaatsvindt onder de voorwaarde dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van de betrokken inrichting op grond van artikel 27 van de in het eerste lid genoemde richtlijn niet heeft bepaald dat die inrichting tijdelijk buiten de reikwijdte van die richtlijn blijft.
3. In afwijking van artikel 16.35, eerste lid, van de Wet milieubeheer geldt met betrekking tot de eerste planperiode, welke loopt van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007, dat de verlening van broeikasgasemissierechten, bedoeld in dat artikellid, in het eerste kalenderjaar van die planperiode aan degene die een inrichting drijft waarvoor in het nationale toewijzingsbesluit, bedoeld in artikel 16.29, eerste lid, van die wet voor die planperiode met toepassing van het tweede lid voorwaardelijk broeikasgasemissierechten zijn toegewezen, wordt opgeschort met ingang van 1 maart 2005 voorzover op 28 februari 2005 de beslissing van de Commissie van de Europese Gemeenschappen op het in het eerste lid bedoelde verzoek nog niet is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verlening wordt opgeschort tot en met de dag waarop sedert de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de beslissing op het verzoek twee weken zijn verstreken.
4. In afwijking van artikel 16.35, eerste lid, van de Wet milieubeheer worden broeikasgasemissierechten die met toepassing van het tweede lid voorwaardelijk zijn toegewezen, uitsluitend verleend voorzover de Commissie van de Europese Gemeenschappen het verzoek om toepassing van artikel 27 van de in het eerste lid genoemde richtlijn ten aanzien van de betrokken inrichting heeft afgewezen.
1. Dit artikel is van toepassing op inrichtingen als bedoeld in artikel 16.25, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer waarvoor na 1 oktober 2004 een verzoek om toepassing van artikel 27 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, wordt ingediend bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
2. Met betrekking tot de eerste planperiode, welke loopt van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007, geldt dat de toewijzing van broeikasgasemissierechten, bedoeld in artikel 16.32, tweede lid, van de Wet milieubeheer, voor inrichtingen als bedoeld in artikel 16.25, tweede lid, onder a, van die wet, kan plaatsvinden onder de voorwaarde dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van de betrokken inrichting op grond van artikel 27 van de in het eerste lid genoemde richtlijn, niet heeft bepaald dat die inrichting tijdelijk buiten de reikwijdte van die richtlijn blijft.
3. In afwijking van artikel 16.35, derde lid, van de Wet milieubeheer geldt met betrekking tot de eerste planperiode, welke loopt van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007, dat de verlening van broeikasgasemissierechten, bedoeld in dat artikellid, in het tweede of derde jaar van die planperiode aan degene die een inrichting drijft waarvoor in het besluit, bedoeld in artikel 16.32, tweede lid, van die wet voor die planperiode met toepassing van het tweede lid voorwaardelijk broeikasgasemissierechten zijn toegewezen, wordt opgeschort met ingang van 1 maart 2006 onderscheidenlijk 1 maart 2007 voorzover op 28 februari 2006 onderscheidenlijk 28 februari 2007 de beslissing van de Commissie van de Europese Gemeenschappen op dat verzoek nog niet is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verlening wordt opgeschort tot en met de dag waarop sedert de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de beslissing op het verzoek twee weken zijn verstreken. Dit lid is uitsluitend van toepassing op de eerste verlening van broeikasgasemissierechten binnen de planperiode, bedoeld in de eerste volzin, aan degene die een inrichting als bedoeld in die volzin drijft.
4. In afwijking van artikel 16.35, derde lid, van de Wet milieubeheer worden broeikasgasemissierechten die met toepassing van het tweede lid voorwaardelijk zijn toegewezen, uitsluitend verleend voorzover de Commissie van de Europese Gemeenschappen het verzoek om toepassing van artikel 27 van de in het eerste lid genoemde richtlijn ten aanzien van de betrokken inrichting heeft afgewezen.
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. Artikel V van deze wet, voorzover het betreft artikel VIa, eerste en tweede lid, werkt terug tot en met 20 oktober 2004.
3. Artikel V van deze wet, voorzover het betreft artikel VIa, derde en vierde lid, werkt terug tot en met 1 januari 2005.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministers, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20042005-29766-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.