29 764
Harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

29 765
Wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

H
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 6 juni 2005

Met belangstelling heeft de regering kennisgenomen van de aanvullende vragen die de leden van de PvdA-fractie in het verslag inzake de wetsvoorstellen Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) en Aanpassingswet Awir naar voren hebben gebracht. De leden van de PvdA-fractie danken de staatssecretaris voor zijn antwoord op de door hen gestelde vragen, maar zijn op een tweetal punten nog niet gerustgesteld.

Het eerste punt betreft het aantal belanghebbenden waarvoor het risico van terugvordering bestaat. De leden van de PvdA-fractie geven aan dat in de nadere memorie van antwoord is aangegeven dat voor ongeveer 70% van de aanvragers voor huursubsidie de mogelijkheid van een volledige voorinvulling van het aanvraagformulier zal bestaan. De ervaring leert daarbij dat bij ongeveer 20% van de geschatte inkomens het uiteindelijke toetsinkomen toch een relevante afwijking toont van de schatting. Deze leden vragen of dit betekent dat er dus voor 44% van de aanvragen het risico op terugvordering bestaat, omdat voor 30% van de aanvragen geen aanvraagformulier wordt vooringevuld en voor 20% van de 70% voor wie dit wel mogelijk is alsnog een relevante afwijking kan optreden.

Deze conclusie kan niet uit de cijfers worden getrokken. De cijfers zijn gebaseerd op een onderzoek van de Belastingdienst waarbij gekeken is in hoeverre inkomens van de huursubsidiedoelgroep in een jaar afwijken van het inkomen in een voorgaand jaar. Ten eerste kan worden opgemerkt dat het in de 20% van de gevallen dat er sprake is van een relevante afwijking, zowel gaat om gevallen dat het inkomen hoger is als lager. In het eerste geval zou na afloop van een jaar huursubsidie moeten worden terugbetaald en in het tweede geval zou juist achteraf extra huursubsidie worden ontvangen.

Ten tweede treden de relevante afwijkingen alleen maar op als de aanvrager het vooringevulde inkomen niet zelf corrigeert bij de aanvraag of in de loop van het berekeningsjaar, afhankelijk van het moment waarop de aanvrager kan voorzien dat zijn inkomen in het berekeningsjaar zal afwijken van het vooringevulde inkomen.

Ten derde geldt voor de 30% van de gevallen waarbij geen inkomen op het aanvraagformulier is vooringevuld, dat de aanvrager zelf het inkomen zal moeten invullen. Zoals in de memorie van antwoord is aangegeven zullen aanvragers uitgebreid worden ondersteund bij het maken van een schatting van het inkomen. Bovendien geldt ook voor deze groep dat alle relevante inkomensmutaties in de loop van het tegemoetkomingsjaar moeten worden doorgegeven aan de Belastingdienst/Toeslagen, zodat het voorschot al in de loop van het tegemoetkomingsjaar kan worden aangepast en een verrekening achteraf kan worden voorkomen.

Het tweede punt betreft het ontbreken van een hardheidsclausule. Naar aanleiding van het antwoord in de nadere memorie van antwoord dat een hardheidsclausule tot nieuwe vormen van onrechtvaardigheid kan leiden omdat ook anderen, zoals freelancers, moeten reserveren voor de situatie van een teruggang in inkomen, merken deze leden op dat zij de vergelijking met freelancers niet helemaal terecht vinden. De freelancers weten immers dat zij een wisselend inkomen (kunnen) hebben. De situatie waar deze leden op doelen betreft een inkomensachteruitgang die redelijkerwijs niet te voorzien zou zijn geweest. Deze leden vragen de mogelijkheid open te houden om in individuele gevallen waarin mensen buiten hun schuld financieel volkomen vastlopen een beroep te kunnen doen op een hardheidsclausule.

Wat de door deze leden bedoelde inkomensachteruitgang betreft verwijzen wij naar de brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2004/05, 29 764 en 29 765, nr. 29), waarin aan de hand van rekenvoorbeelden de invloed van een inkomensteruggang op de hoogte van de tegemoetkoming is geïllustreerd. Deze rekenvoorbeelden hebben ons gesterkt in de opvatting dat het uitgangspunt van het hanteren van een jaarinkomen een adequaat uitgangspunt is voor de vaststelling van de draagkracht. Voor de situatie waarin een huishouden naast die inkomensterugval ook te maken krijgt met andere individuele omstandigheden waardoor er kosten zijn die de nieuwe financiële draagkracht te boven gaan kan de bijzondere bijstand individueel maatwerk bieden. Het bieden van een tegemoetkoming in de door deze leden genoemde situatie waarin mensen buiten hun schuld financieel volkomen vastlopen door toepassing van een hardheidsclausule is dan niet de geëigende weg.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Naar boven