29 714
Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEG L 208) (communautair monitoring- en informatiesysteem scheepvaart)

B
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

25 november 2004

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEG L 208) noodzakelijk is om regels vast te stellen die zien op het ontvangen, bewaren en verstrekken van gegevens met betrekking tot de scheepvaart door organisaties en personen die niet aan het scheepvaartverkeer deelnemen, en om de meldingsplicht van kapiteins van zeeschepen aangaande incidenten die gevolgen hebben voor de veiligheid van het schip of de scheepvaart onder de werkingssfeer van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Scheepvaartverkeerswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. het ontvangen, bewaren en verstrekken van gegevens met betrekking tot de scheepvaart door organisaties en personen die niet deelnemen aan het scheepvaartverkeer.

2. In het vierde lid wordt «onderdeel a» vervangen door: onderdelen a of e,.

B

Artikel 31, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt «dan wel».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie, indien de overtreding betrekking heeft op het ontvangen, bewaren of verstrekken van gegevens met betrekking tot de scheepvaart door organisaties of personen die niet deelnemen aan het scheepvaartverkeer.

ARTIKEL II

De Wet voorkoming verontreiniging door schepen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

1. De kapitein van een schip dat betrokken is bij een voorval meldt dat voorval onverwijld aan de bevoegde autoriteit van de dichtstbijzijnde kuststaat.

2. De kapitein van een schip met een bruto-tonnage van 300 of meer als bedoeld in de Meetbrievenwet 1981, dat zich in de Nederlandse territoriale zee of de Nederlandse exclusieve economische zone bevindt, doet aan de bevoegde Nederlandse autoriteit onverwijld melding van:

a. ieder incident of ongeval, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdelen a en b, van de bij regeling van Onze Minister aangewezen richtlijn inzake communautaire monitoring- en informatiesystemen voor de zeescheepvaart;

b. iedere situatie die tot verontreiniging van de in de aanhef bedoelde wateren en de Nederlandse kust kan leiden;

c. iedere vlek van schadelijke stoffen die vallen onder de reikwijdte van de Bijlagen I, II en III van het Verdrag, in zee drijvende containers of stukgoederen die worden waargenomen, tenzij het een schip is als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van die bij regeling van Onze Minister aangewezen richtlijn.

3. De verplichting, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, geldt niet indien die situatie reeds op grond van het eerste lid is gemeld aan de bevoegde Nederlandse autoriteit.

4. De exploitant, de kapitein en de eigenaar van gevaarlijke of schadelijke stoffen aan boord, verlenen aan de door Onze Minister aangewezen instantie, desgevraagd hun volledige medewerking om de gevolgen van een incident of ongeval als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, zoveel mogelijk te beperken.

5. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien het uitsluitend een lozing in zee betreft overeenkomstig de regels waaronder lozingen in zee zijn toegestaan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5, eerste lid, tenzij het een lozing betreft die het gevolg is van schade aan het schip of aan de uitrusting of die noodzakelijk is om de veiligheid van het schip zeker te stellen of mensenlevens op zee te redden.

6. Indien het schip is verlaten of indien de in het eerste lid bedoelde melding onvolledig dan wel niet verkrijgbaar is, rust een gelijke verplichting als bedoeld in het eerste lid op de eigenaar van het schip. Met de eigenaar van een schip wordt gelijkgesteld de gebruiker van het schip, niet zijnde een reis- of tijdbevrachter.

7. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud van de melding, bedoeld in het eerste en tweede lid, alsmede de wijze waarop en de bevoegde autoriteit aan wie deze melding in Nederland geschiedt.

8. Het eerste, vijfde, zesde en zevende lid zijn van toepassing op buitenlandse schepen, indien het voorval zich voordoet in de Nederlandse territoriale zee.

9. Het tweede, derde, vierde en zevende lid zijn eveneens van toepassing op buitenlandse schepen.

B

In hoofdstuk VI wordt voor artikel 37 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36

De Nederlandse strafwet is van toepassing op ieder die zich in de Nederlandse exclusieve economische zone schuldig maakt aan overtreding van de bij of krachtens artikel 12, tweede jo. zevende lid, en vierde lid, gestelde regels.

C

In artikel 37, eerste lid, wordt «12, eerste en tweede lid,» vervangen door: 12, eerste, tweede, vierde, zesde en zevende lid,.

D

In artikel 39, tweede lid, wordt «, 6a of 12» vervangen door: of 6a.

ARTIKEL III

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1a, onder 1°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet voorkoming verontreiniging door schepen «12, eerste en tweede lid,» vervangen door: 12, eerste lid, tweede lid, onderdelen a en b, vierde, zesde en zevende lid,.

B

In artikel 1a, onder 3°, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, artikel 12, tweede lid, onderdeel c.

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet verontreiniging zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere onderwerpen (28 984) tot wet is verheven en artikel I, onderdeel F, van die wet in werking treedt voor of op het tijdstip waarop de artikelen II tot en met XI van deze wet in werking treden, komt artikel II, onderdeel A, van deze wet te luiden:

A

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

1. De kapitein van een schip dat is betrokken bij een voorval, of bij een gebeurtenis waarbij gevaarlijke stoffen als bedoeld in hoofdstuk VII van het SOLAS-verdrag of andere bij ministeriële regeling aan te wijzen stoffen vrijkomen, meldt dat voorval of die gebeurtenis onverwijld aan de bevoegde autoriteit van de dichtstbijzijnde kuststaat.

2. De kapitein van een schip met een bruto-tonnage van 300 of meer als bedoeld in de Meetbrievenwet 1981, dat zich in de Nederlandse territoriale zee of de Nederlandse exclusieve economische zone bevindt, doet onverwijld melding van:

a. ieder incident of ongeval, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdelen a en b, van de bij regeling van Onze Minister aangewezen richtlijn inzake communautaire monitoring- en informatiesystemen voor de zeescheepvaart;

b. iedere situatie die tot verontreiniging van de in de aanhef bedoelde wateren en de Nederlandse kust kan leiden;

c. iedere vlek van schadelijke stoffen die vallen onder de reikwijdte van de Bijlagen I, II en III van het Verdrag, in zee drijvende containers of stukgoederen die worden waargenomen, tenzij het een schip is als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van die bij regeling van Onze Minister aangewezen richtlijn.

3. De verplichting, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, geldt niet indien die situatie reeds op grond van het eerste lid is gemeld aan de bevoegde Nederlandse autoriteit.

4. De exploitant, de kapitein en de eigenaar van gevaarlijke of schadelijke stoffen aan boord, verlenen aan de door Onze Minister aangewezen instantie, desgevraagd hun volledige medewerking om de gevolgen van een incident of ongeval als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, zoveel mogelijk te beperken.

5. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien het uitsluitend een lozing in zee betreft overeenkomstig de regels waaronder lozingen in zee zijn toegestaan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5, eerste lid, tenzij het een lozing betreft die het gevolg is van schade aan het schip of aan de uitrusting of die noodzakelijk is om de veiligheid van het schip zeker te stellen of mensenlevens op zee te redden.

6. De kapitein voldoet onverwijld aan verzoeken van de bevoegde autoriteit tot het verstrekken van informatie over voorvallen of gebeurtenissen als bedoeld in het eerste lid.

7. Indien het schip is verlaten of indien de in het eerste lid bedoelde melding of de in het zesde lid bedoelde informatie onvolledig of niet verkrijgbaar is, rust een gelijke verplichting als bedoeld in het eerste en zesde lid op de exploitant van het schip.

8. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de melding, bedoeld in het eerste en tweede lid, en de informatie, bedoeld in het zesde lid, alsmede met betrekking tot de bevoegde autoriteit aan welke en de wijze waarop moet worden gemeld in Nederland.

9. Het eerste, vijfde, zesde, zevende en achtste lid zijn van toepassing op buitenlandse schepen, indien het voorval of de gebeurtenis zich voordoet in de Nederlandse territoriale zee of de Nederlandse exclusieve economische zone.

10. Het tweede, derde, vierde en achtste lid zijn eveneens van toepassing op buitenlandse schepen.

ARTIKEL V

Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet verontreiniging zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere onderwerpen (28 984) tot wet wordt verheven en artikel I, onderdeel F, van die wet in werking treedt na het tijdstip waarop de artikelen II tot en met XI van deze wet in werking treden, komt artikel I, onderdeel F, van die wet te luiden:

F

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

1. De kapitein van een schip dat is betrokken bij een voorval, of bij een gebeurtenis waarbij gevaarlijke stoffen als bedoeld in hoofdstuk VII van het SOLAS-verdrag of andere bij ministeriële regeling aan te wijzen stoffen vrijkomen, meldt dat voorval of die gebeurtenis onverwijld aan de bevoegde autoriteit van de dichtstbijzijnde kuststaat.

2. De kapitein van een schip met een bruto-tonnage van 300 of meer als bedoeld in de Meetbrievenwet 1981, dat zich in de Nederlandse territoriale zee of de Nederlandse exclusieve economische zone bevindt, doet onverwijld melding van:

a. ieder incident of ongeval, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdelen a en b, van de bij regeling van Onze Minister aangewezen richtlijn inzake communautaire monitoring- en informatiesystemen voor de zeescheepvaart;

b. iedere situatie die tot verontreiniging van de in de aanhef bedoelde wateren en de Nederlandse kust kan leiden;

c. iedere vlek van schadelijke stoffen die vallen onder de reikwijdte van de Bijlagen I, II en III van het Verdrag, in zee drijvende containers of stukgoederen die worden waargenomen, tenzij het een schip is als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van die bij regeling van Onze Minister aangewezen richtlijn.

3. De verplichting, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, geldt niet indien die situatie reeds op grond van het eerste lid is gemeld aan de bevoegde Nederlandse autoriteit.

4. De exploitant, de kapitein en de eigenaar van gevaarlijke of schadelijke stoffen aan boord, verlenen aan de door Onze Minister aangewezen instantie, desgevraagd hun volledige medewerking om de gevolgen van een incident of ongeval als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, zoveel mogelijk te beperken.

5. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien het uitsluitend een lozing in zee betreft overeenkomstig de regels waaronder lozingen in zee zijn toegestaan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5, eerste lid, tenzij het een lozing betreft die het gevolg is van schade aan het schip of aan de uitrusting of die noodzakelijk is om de veiligheid van het schip zeker te stellen of mensenlevens op zee te redden.

6. De kapitein voldoet onverwijld aan verzoeken van de bevoegde autoriteit tot het verstrekken van informatie over voorvallen of gebeurtenissen als bedoeld in het eerste lid.

7. Indien het schip is verlaten of indien de in het eerste lid bedoelde melding of de in het zesde lid bedoelde informatie onvolledig of niet verkrijgbaar is, rust een gelijke verplichting als bedoeld in het eerste en zesde lid op de exploitant van het schip.

8. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de melding, bedoeld in het eerste en tweede lid, en de informatie, bedoeld in het zesde lid, alsmede met betrekking tot de bevoegde autoriteit aan welke en de wijze waarop moet worden gemeld in Nederland.

9. Het eerste, vijfde, zesde, zevende en achtste lid zijn van toepassing op buitenlandse schepen, indien het voorval of de gebeurtenis zich voordoet in de Nederlandse territoriale zee of de Nederlandse exclusieve economische zone.

10. Het tweede, derde, vierde en achtste lid zijn eveneens van toepassing op buitenlandse schepen.

ARTIKEL VI

Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet verontreiniging zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere onderwerpen (28 984) tot wet is verheven en artikel I, onderdeel Q, van die wet in werking treedt voor of op het tijdstip waarop de artikelen II tot en met XI van deze wet in werking treden, vervalt artikel II, onderdeel B, van deze wet.

ARTIKEL VII

Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet verontreiniging zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere onderwerpen (28 984) tot wet is verheven en artikel I, onderdeel R, van die wet in werking treedt voor of op het tijdstip waarop de artikelen II tot en met XI van deze wet in werking treden, komt artikel II, onderdeel C, van deze wet te luiden:

C

In artikel 37, eerste lid, wordt «12, eerste en tweede lid,» vervangen door: 12, eerste, tweede, vierde, zesde, zevende en achtste lid,.

ARTIKEL VIII

Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet verontreiniging zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere onderwerpen (28 984) tot wet wordt verheven en artikel I, onderdeel R, van die wet in werking treedt na het tijdstip waarop de artikelen II tot en met XI van deze wet in werking treden, komt artikel I, onderdeel R, onder 1, van die wet te luiden:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Bij vermoeden van overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens de artikelen 5, eerste lid, 6, tweede lid, 10, eerste lid, onderdelen b en d, 11, eerste en derde lid, 12, eerste, tweede, vierde, zesde, zevende en achtste lid, 12a, eerste, tweede, derde en vierde lid, 12b, eerste lid, 12c, eerste lid, 12d, eerste lid, 13, 16, 17, 23, eerste en tweede lid, 35, derde lid, 35a, derde lid, en 36a, eerste lid, kan aan de kapitein bevel worden gegeven dat hij zich begeeft naar een Nederlandse haven of dat het schip een Nederlandse haven of een Nederlands binnenwater niet zal verlaten dan nadat op een bij dat bevel aan te wijzen plaats een daarbij te bepalen geldsom is gestort, waarop een ter zake van dat strafbare feit op te leggen geldboete zal kunnen worden verhaald. Het bevel wordt zonodig met behulp van de sterke arm gehandhaafd.

ARTIKEL IX

Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet verontreiniging zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere onderwerpen (28 984) tot wet is verheven en artikel I, onderdeel T, van die wet in werking treedt voor of op het tijdstip waarop de artikelen II tot en met XI van deze wet in werking treden, vervalt artikel II, onderdeel D, van deze wet.

ARTIKEL X

Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet verontreiniging zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere onderwerpen (28 984) tot wet is verheven en artikel IV van die wet in werking treedt voor of op het tijdstip waarop de artikelen II tot en met XI van deze wet in werking treden, komt artikel III, onderdeel A, van deze wet te luiden:

A

In artikel 1a, onder 1°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet voorkoming verontreiniging door schepen «12, eerste en tweede lid,» vervangen door: 12, eerste lid, tweede lid, onderdelen a en b, vierde, zesde, zevende en achtste lid,.

ARTIKEL XI

Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet verontreiniging zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere onderwerpen (28 984) tot wet wordt verheven en artikel IV van die wet in werking treedt na het tijdstip waarop de artikelen II tot en met XI van deze wet in werking treden, komt artikel IV, onderdeel 1, van die wet te luiden:

1. In artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten komt de zinsnede met betrekking tot de Wet voorkoming verontreiniging door schepen te luiden: de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de artikelen 5, eerste lid, 12, eerste lid, tweede lid, onderdelen a en b, vierde, zesde, zevende en achtste lid, 12b, eerste lid, 12c, eerste lid, 13, 13a, eerste, tweede, derde en vierde lid, 23, eerste, tweede en vierde lid, 35, derde lid, 35a, derde lid en 36a, eerste lid;.

ARTIKEL XII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Naar boven