29 711
Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (verduidelijking in verband met de EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging; vergunning op hoofdzaken/vergunning op maat)

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR MILIEU1

Vastgesteld 18 mei 2005

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de VVD-fractie stelden mede namens de leden van de CDA-fractie de volgende vragen.

Deze leden hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel 29 711. Een onderdeel hierin betreft dat IPPC-installaties aan ten minste beste beschikbare technieken moeten voldoen (nieuwe artikelen Wm 8.10 tweede lid onder a, 8.11 derde lid en 8.25 tweede lid onder a).

Wat wordt bedoeld met de toevoeging ten minste gelet op het feit dat beste beschikbare technieken reeds een integrale afweging tussen milieu en economie betreffen?

Hoe verhoudt zich het gebruik van het begrip ten minste beste beschikbare technieken met de bepaling in Artikel 9.4 van de IPPC-richtlijn waarin is opgenomen dat «...zonder dat daarmee het gebruik van een bepaalde techniek of technologie wordt voorgeschreven,...»?

Wat wordt in Nederland precies bedoeld met het opnemen van extra voorwaarden in de vergunningen indien met het oog op een milieukwaliteitsnorm strengere voorwaarden moeten gelden zoals is bepaald in Artikel 10 van de IPPC-richtlijn?

Wat wordt bedoeld met «een milieukwaliteitsnorm» zoals In Artikel 10 van de IPPC-richtlijn is opgenomen?

Bent u van mening dat het niet onder alle omstandigheden noodzakelijk is om extra voorwaarden naast de beste beschikbare technieken op te nemen in de vergunning?

Indien u deze mening deelt, in welke situaties is het wel noodzakelijk om extra voorwaarden naast de beste beschikbare technieken op te nemen in de vergunning en waar bestaan deze dan concreet uit?

Op welke wijze kunnen extra voorwaarden worden gesteld zonder dat daarmee afbreuk wordt gedaan aan de voornoemde passage in Artikel 9.4 van de IPPC-richtlijn waarin is opgenomen dat een bepaalde techniek of technologie niet wordt voorgeschreven in de vergunning?

De voorzitter van de commissie,

Meindertsma

De griffier van de commissie,

Van Dooren


XNoot
1

Samenstelling: Ketting (VVD), Meindertsma (PvdA) (voorzitter), Lemstra (CDA), Bierman-Beukema toe Water (VVD), Van der Lans (GL), Van Middelkoop (CU), Hessing (LPF), Ten Hoeve (OSF), Nap-Borger (CDA), Slagter-Roukema (SP), Van Dalen-Schiphorst (CDA), Schouw (D66), Putters (PvdA).

Naar boven