29 678
Wijziging van belastingwetten in verband met noodzakelijk onderhoud (Fiscale onderhoudswet 2004)

C
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 10 december 2004

De leden van de fractie van de VVD vragen welke criteria worden aangelegd bij de keuze om een wijziging van de wet naar aanleiding van in de praktijk gebleken of in theoretische beschouwingen beschreven onduidelijkheden in een onderhoudswet op te nemen. Deze vraag is onder andere bij hen opgekomen naar aanleiding van voorbeelden van gewenste wetswijzigingen, die worden genoemd op pagina 65 en 66 van Vakstudie-Nieuws nr. 2004/34.2. Deze leden vragen ook een reactie op een voorstel voor een alternatieve wijziging van artikel 13f van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, op pagina 64 daaraan voorafgaand.

Een onderhoudswet dient onder meer tot herstel van in de praktijk gebleken onduidelijkheden in de wetgeving. Bij de beoordeling of een dergelijke onduidelijkheid aanleiding vormt tot wijziging van de wet kunnen budgettaire overwegingen een rol spelen. In het geval van artikel 13f van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bestond er een concrete aanleiding tot wetswijziging in de vorm van een uitspraak van een gerechtshof, dat dit artikel in strijd achtte met het EG-Verdrag.

Het voorstel voor een alternatieve wijziging van artikel 13f behelst een integratie van dit artikel, dat is opgenomen ter voorkoming van de «Holland-routing», en artikel 13d, vijfde lid, dat is gericht tegen het oneigenlijk gebruik van tussenhoudsters. Uit een oogpunt van continuïteit geef ik er de voorkeur aan om mij zoals voorgesteld te beperken tot het EG-proof maken van de bestaande regeling.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Naar boven