29 677
Wijziging van de werknemersverzekeringswetten, de Coördinatiewet Sociale Verzekering, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met uitbreiding van de rechtsgevolgen van de verklaring arbeidsrelatie (Wet uitbreiding rechtsgevolgen VAR)

B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 14 december 2004

Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het maken van de navolgende opmerkingen en het stellen van de navolgende vragen.

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling van het wetsvoorstel kennis genomen. Zij waren van mening, dat het voorliggende ontwerp met voortvarendheid moet worden behandeld, zodat de uitgebreide VAR met ingang van 1 januari 2005 kan worden gehanteerd. Zij meenden, dat met het stellen van enkele vragen kan worden volstaan.

De voorgestelde regeling van de uitgebreide VAR geldt alleen voor de categorieën winst uit onderneming (VAR-wuo) en directeur groot-aandeelhouder (VAR-dga).

Om de redenen, die in de memorie van toelichting zijn uiteengezet, heeft de regering er vooralsnog van afgezien om de uitgebreide rechtsgevolgen ook van toepassing te verklaren op de categorie resultaat uit overige werkzaamheden (VAR-row).

Is het mogelijk aan te geven of, en zo ja wanneer, daadwerkelijk voor de belangrijke categorie van de VAR-row een vergelijkbare status kan worden bewerkstelligd?

Als evaluatiemoment is aangehouden het jaar 2007. Als evaluatiecriterium is aangegeven de vraag in welke mate het wetsvoorstel bijdraagt aan de rechtszekerheid van zzp-ers en andere opdrachtnemers. Hoe denkt de minister dit criterium te operationaliseren?

Na de aanvaarding van het amendement-Weekers c.s. is in het wetsvoorstel geregeld, dat de rechtsgevolgen van een VAR-duo of een VAR-dga na het verstrijken van de looptijd blijven gelden voor overeenkomsten die tijdens de looptijd zijn afgesloten en doorlopen na het verstrijken van de looptijd. Volgens de toelichting zouden de rechtsgevolgen in dat geval nog maximaal een jaar worden voortgezet. Kan de minister bevestigen, dat hiermee ook de beperking van de onmiddellijke werking van de intreding (geen geldigheid tot na 31-2-2005) komt te vervallen?

Vanuit de praktijk is terecht aangedrongen op een goede voorlichting met betrekking tot de diverse uitvoeringsvragen,die de uitwerking van dit wetsvoorstel met zich meebrengt. Een bevestiging, dat aan deze vraag ruime aandacht zal worden geschonken, wordt op prijs gesteld. Verdient het aanbeveling aan de suggestie om een coördinerende verantwoordelijke aan te stellen gevolg te geven?

De leden van de fractie van de PvdA hadden met instemming kennisgenomen van dit wetsvoorstel.

Toch resten er enkele vragen waarop zij graag antwoord zouden hebben.

Het gaat immers om de verhouding tussen individuele keuzevrijheid en het collectieve karakter van publieke sociale verzekeringen die beogen solidariteit te organiseren.

Ook gaat het om de vraag hoe – uitgaande van de toenemende pluriformiteit van arbeidsrelaties en arbeidspatronen – adequaat en evenwichtig kan worden ingespeeld op de behoeften van betrokken partijen (werkgevers, werknemers, opdrachtgevers en opdrachtnemers.)

Verder vroegen de leden van de fractie van de PvdA of er mogelijk negatieve gedragseffecten zijn te verwachten, zoals oneigenlijk gebruik, verstoring van concurrentieverhoudingen en verdringing. Ook rijst de vraag of er voldoende adequate mogelijkheden zijn om de voorliggende risico's buiten werknemersverzekeringen om te verzekeren.

In dit kader is het ook interessant van de minister te vernemen om hoeveel betrokkenen het op dit moment bij benadering gaat, en hoe hij de ontwikkelingen taxeert, na aannemen van dit wetsvoorstel.

Heeft hij net als deze leden niet de indruk dat individualisering en vergrijzing het aantal zzpers – zeker nu eea straks goed geregeld is – snel toe zal nemen? Is zzp niet een arbeidsrelatie die met name gebruikt zal worden om het langer doorwerken van ouderen te faciliteren?

In dat kader zouden deze leden graag horen van de minister wat zijn visie is op de gewenste mix van werknemers en zelfstandigen. En zijn visie op de grens die mogelijkerwijze bewaakt moet worden om voldoende draagvlak voor dit type publieke sociale verzekering te behouden?

Zij zouden graag horen hoe de minister de wet gaat evalueren in 2007, rekening houdend ook met bovengenoemde punten.

Tenslotte zouden deze leden graag vernemen hoe de voorlichting en uitvoering van de wet ter hand zal worden genomen. Met in acht neming van de wens tot optimale duidelijkheid voor de betrokken partijen enerzijds, en transparantie van deze regelgeving anderzijds.

De leden van de VVD-fractie deelden mee met belangstelling kennis te hebben genomen van het onderhavige wetsvoorstel, en nog één vraag aan de regering te willen voorleggen.

In punt 4.5 van de memorie van toelichting staat het een en ander over de samenwerking tussenbelastingdienst en UWV.

Zowel opdrachtgever als opdrachtnemer kunnen beide bij zowel de belastingdienst als UWV als het Ziekenfonds een beoordeling vragen over de arbeidsrelatie. Indien alle drie een uitspraak doen is het eerst ingenomen standpunt in beginsel leidend.

Wat is de situatie indien er gelijktijdig twee uitspraken tegelijk komen die tegengesteld zijn?

Indien het UWV eerst een uitspraak doet of het Ziekenfonds, doet dit dan geen afbreuk aan het primaat van de belastingdienst?

Kan het toekennen van de mogelijkheid aan de anderen dan de belastingdienst niet wederom leiden tot verwarring voor de betrokkenen? Ware het niet beter om zeker als in 2006 de belastingdienst de premies van de sociale verzekering gaat innen de bevoegdheid tot het doen van een uitspraak uitsluitend bij de belastingdienst te leggen?

Vertrouwende, dat deze vragen volledig en tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Van Driel

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA) (plv.voorzitter), Swenker (VVD), De Wolff (GL), Kalsbeek-Schimmelpenninck, van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA) (voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Schouw (D66) en Leijnse (PvdA).

Naar boven