Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29658 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29658 nr. A |
28 juni 2005
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het met het oog op de waarborging van de publieke functie van de accountantsverklaring en de bevordering van het vertrouwen in de financiële markten wenselijk is dat regels worden gesteld voor accountantsorganisaties en accountants die wettelijke controles verrichten en dat onafhankelijk publiek toezicht wordt gehouden op de naleving van die regels;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1 DEFINITIES EN REIKWIJDTE
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt – voor zover niet anders is bepaald – verstaan onder:
a. accountantsorganisatie: een onderneming of instelling die bedrijfsmatig wettelijke controles verricht, dan wel een organisatie waarin zodanige ondernemingen of instellingen met elkaar zijn verbonden;
b. accountantsverklaring: een schriftelijke mededeling inhoudende de uitkomst van een wettelijke controle;
c. Autoriteit Financiële Markten: de Stichting Autoriteit Financiële Markten;
d. controlecliënt: de onderneming of instelling die aan een accountantsorganisatie opdracht geeft tot een wettelijke controle;
e. externe accountant: de natuurlijke persoon die werkzaam is bij of verbonden is aan een accountantsorganisatie en die verantwoordelijk is voor de uitvoering van een wettelijke controle;
f. lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
g. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
h. organisatie van openbaar belang:
1°. een in Nederland gevestigde naamloze vennootschap naar Nederlands recht waarvan effecten zijn genoteerd aan een effectenbeurs in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995;
2°. een in Nederland gevestigde kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet toezicht kredietwezen 1992;
3°. een in Nederland gevestigde centrale kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht kredietwezen 1992;
4°. een in Nederland gevestigde verzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;
5°. een onderneming, instelling of openbaar lichaam, behorende tot een van de ingevolge artikel 2 aangewezen categorieën;
i. vrijwillige controle: een niet bij of krachtens de wet verplichte controle van financiële verantwoordingen van ondernemingen of instellingen die inhoudelijk overeenkomt met een wettelijke controle;
j. wettelijke controle: een controle van een financiële verantwoording van een onderneming of instelling ten behoeve van het maatschappelijk verkeer, die verplicht is gesteld bij of krachtens de in de bijlage bij deze wet genoemde wettelijke bepalingen.
2. De bijlage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, kan worden gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden categorieën van ondernemingen, instellingen of openbare lichamen aangewezen wier omvang of functie in het maatschappelijk verkeer van zodanige aard is dat een ondeugdelijk uitgevoerde wettelijke controle van de financiële verantwoording een aanmerkelijke invloed kan hebben op het vertrouwen in de publieke functie van de accountantsverklaring.
Bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister en Onze Minister wie het mede aangaat, kunnen vrijwillige controles worden aangewezen waarop deze wet van toepassing is.
De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 1, tweede lid, 2, 3, 11, derde lid, 15, tweede lid, 18, derde lid, 19, 21, tweede lid, 22, 25, 26, tweede en derde lid, en 28 wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
HOOFDSTUK 2 TOEGANG TOT DE MARKT
1. Het is verboden een wettelijke controle te verrichten zonder daartoe van de Autoriteit Financiële Markten een vergunning te hebben verkregen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. gemeenten die accountants in gemeentelijke dienst hebben aangesteld als bedoeld in artikel 213, zevende lid, van de Gemeentewet;
b. provincies die accountants in provinciale dienst hebben aangesteld als bedoeld in artikel 217, zevende lid, van de Provinciewet;
c. accountantsdiensten als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001.
1. De Autoriteit Financiële Markten verleent een vergunning aan een aanvrager die geen accountantsorganisatie als bedoeld in artikel 5, tweede lid, is, en die heeft aangetoond dat hijzelf en de bij hem werkzame of aan hem verbonden externe accountants voldoen aan het bij of krachtens paragraaf 3.1.2 en afdeling 3.2 bepaalde.
2. Indien de aanvrager voornemens is tevens wettelijke controles te verrichten bij organisaties van openbaar belang, toont de aanvrager bovendien aan dat hijzelf en de bij hem werkzame of aan hem verbonden externe accountants voldoen aan het bij of krachtens paragraaf 3.1.3 bepaalde. Indien is voldaan aan het bepaalde in de vorige volzin, vermeldt de Autoriteit Financiële Markten in de vergunning dat deze mede strekt tot het verrichten van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang.
3. De Autoriteit Financiële Markten kan aan een vergunning voorschriften verbinden en beperkingen stellen.
De vergunning is niet overdraagbaar.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop de aanvraag voor een vergunning wordt ingediend, de gegevens die daarbij worden verstrekt, de bescheiden die daarbij worden overgelegd, de voorschriften die aan de vergunning worden verbonden en de beperkingen die aan de vergunning gesteld kunnen worden.
AFDELING 2.2 VERVAL EN INTREKKING VAN DE VERGUNNING
De vergunning vervalt indien de accountantsorganisatie waaraan de vergunning is verleend ophoudt te bestaan.
De Autoriteit Financiële Markten kan de voorschriften en beperkingen, bedoeld in artikel 6, derde lid, wijzigen, aanvullen of intrekken, of alsnog voorschriften verbinden of beperkingen stellen aan een vergunning, of de vergunning intrekken of beperken:
a. op verzoek van de houder;
b. indien de houder naar later blijkt bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, en kennis omtrent de juiste en volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
c. indien de houder omstandigheden of feiten heeft verzwegen op grond waarvan, indien zij zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest op het tijdstip waarop de vergunning werd verleend, de vergunning zou zijn geweigerd;
d. indien de houder in staat van faillissement is komen te verkeren of surseance van betaling heeft verkregen of indien ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard of indien door een rechterlijke beschikking één of meer goederen van de houder onder bewind als bedoeld in de artikelen 380, 409 of 431 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek zijn gesteld of indien de ondercuratelestelling van de houder is uitgesproken;
e. indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden welke ertoe leiden of zouden kunnen leiden dat de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur van de accountantsorganisatie in zodanige mate ondoorzichtig wordt dat deze een belemmering zou vormen voor het adequaat uitoefenen van het toezicht op de accountantsorganisatie;
f. indien de houder niet meer voldoet aan bij of krachtens deze wet gestelde regels.
1. De Autoriteit Financiële Markten houdt een openbaar register waarin vergunninghoudende accountantsorganisaties en externe accountants worden ingeschreven. Een externe accountant wordt ingeschreven op voordracht van de accountantsorganisatie waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden en indien hij voldoet aan het bij of krachtens afdeling 3.2 bepaalde.
2. De Autoriteit Financiële Markten draagt zorg voor het goed functioneren van het register. Het register vermeldt de aan de vergunning van de accountantsorganisatie verbonden voorschriften en de daaraan gestelde beperkingen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:
a. de inrichting en de werking van het register; en
b. andere gegevens over de accountantsorganisaties en de externe accountants die in het register worden opgenomen.
4. De Autoriteit Financiële Markten haalt de inschrijving van de accountantsorganisatie in het register door zodra de vergunning is ingetrokken of vervallen.
5. De Autoriteit Financiële Markten haalt de inschrijving van de externe accountant in het register tijdelijk door indien de accountantskamer de maatregel van tijdelijke doorhaling heeft opgelegd.
6. De Autoriteit Financiële Markten haalt de inschrijving van de externe accountant in het register door:
a. indien de vergunning van de accountantsorganisatie is ingetrokken of vervallen;
b. indien de accountantskamer de maatregel tot doorhaling van de inschrijving heeft opgelegd;
c. op verzoek van de accountantsorganisatie waarbij de externe accountant werkzaam is of waaraan hij is verbonden;
d. op verzoek van de externe accountant;
e. indien de externe accountant is overleden;
f. indien de inschrijving van de externe accountant als registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent is doorgehaald in het accountantsregister, bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants, onderscheidenlijk artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.
Aan een ieder wordt kosteloos inzage verleend in het register. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt aan een ieder desgevraagd, tegen betaling van de kostprijs, afschriften uit het register.
HOOFDSTUK 3 DE ACCOUNTANTSORGANISATIE EN DE EXTERNE ACCOUNTANT
AFDELING 3.1 DE ACCOUNTANTSORGANISATIE
Paragraaf 3.1.1 Toepassingsbereik
De voorschriften in deze afdeling zijn van toepassing op accountantsorganisaties waaraan een vergunning is verleend.
Paragraaf 3.1.2 Algemene voorschriften
De accountantsorganisatie draagt er zorg voor dat de externe accountants die bij haar werkzaam zijn of aan haar zijn verbonden voldoen aan het bij of krachtens afdeling 3.2 bepaalde.
1. De betrouwbaarheid van de personen die het dagelijks beleid van de accountantsorganisatie bepalen of mede bepalen staat buiten twijfel.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van de betrouwbaarheid van de in het eerste lid bedoelde personen.
1. De personen die het dagelijks beleid van de accountantsorganisatie bepalen zijn deskundig ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantsorganisatie.
2. De meerderheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen van de accountantsorganisatie voldoet aan de krachtens artikel 25 te stellen regels inzake vakbekwaamheid van externe accountants. Indien de accountantsorganisatie twee dagelijks beleidsbepalers heeft, voldoet tenminste een van deze personen aan deze regels.
De formele of feitelijke zeggenschapsstructuur van de accountantsorganisatie vormt geen belemmering voor het adequaat uitoefenen van het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde door de accountantsorganisatie.
1. De accountantsorganisatie beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing.
2. Het stelsel van kwaliteitsbeheersing is zodanig ingericht dat de werkzaamheden betreffende een wettelijke controle te allen tijde plaatsvinden onder de verantwoordelijkheid van een externe accountant.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met het oog op de bevordering van het vertrouwen in de financiële markten, de waarborging van het publieke belang van de accountantsverklaring en het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels, regels gesteld ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing.
De accountantsorganisatie voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels terzake van haar onafhankelijkheid.
Een accountantsorganisatie die bij het verrichten van een wettelijke controle de beschikking krijgt over gegevens waarvan zij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover zij bij of krachtens wettelijk voorschrift tot mededeling verplicht is.
1. Een accountantsorganisatie richt de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van haar bedrijf waarborgt.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste lid. Deze regels hebben betrekking op:
a. het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico's;
b. integriteit, waaronder wordt verstaan:
1°. het tegengaan van verstrengeling van tegenstrijdige belangen;
2°. het tegengaan van betrokkenheid van de accountantsorganisatie, de externe accountants of andere medewerkers van de accountantsorganisatie bij strafbare feiten en wetsovertredingen die het vertrouwen in de accountantsorganisatie of in de financiële markten kunnen schaden;
3°. het tegengaan van relaties met cliënten die het vertrouwen in de accountantsorganisatie of in de financiële markten kunnen schaden;
c. het voorkomen dat bij het verrichten van wettelijke controles de onafhankelijkheid in het geding komt van de externe accountants of andere medewerkers van de accountantsorganisatie die ten behoeve van die wettelijke controles werkzaamheden verrichten;
d. andere bij algemene maatregel van bestuur te noemen onderwerpen.
Paragraaf 3.1.3 Aanvullende voorschiften ten aanzien van accountantsorganisaties die wettelijke controles verrichten bij organisaties van openbaar belang
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, onverminderd artikel 18, aanvullende regels worden gesteld ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van accountantsorganisaties die wettelijke controles verrichten bij organisaties van openbaar belang.
De accountantsorganisatie verricht geen wettelijke controle bij een organisatie van openbaar belang, indien zij met betrekking tot die organisatie:
a. op enig tijdstip gedurende de daaraan voorafgaande twee jaar de financiële verantwoording waarop de wettelijke controle betrekking heeft, heeft samengesteld; of
b. gedurende de periode waarop de financiële verantwoording betrekking heeft of ten tijde van het verrichten van de wettelijke controle een aanmerkelijk deel van de financiële administratie heeft verzorgd of ingericht, onderscheidenlijk verzorgt of inricht.
1. De accountantsorganisatie doet geen wettelijke controle bij een organisatie van openbaar belang uitvoeren door een externe accountant die verantwoordelijk is geweest voor de gedurende de voorafgaande zeven aaneengesloten boekjaren bij die organisatie van openbaar belang uitgevoerde wettelijke controles.
2. De accountantsorganisatie draagt ervoor zorg dat een externe accountant die bij een organisatie van openbaar belang verantwoordelijk is geweest voor de uitgevoerde wettelijke controles en die zijn werkzaamheden heeft beëindigd, gedurende twee aaneengesloten boekjaren geen wettelijke controles uitvoert voor die organisatie van openbaar belang.
AFDELING 3.2 DE EXTERNE ACCOUNTANT
De externe accountant voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels terzake van zijn vakbekwaamheid, onafhankelijkheid, objectiviteit en integriteit.
1. Een externe accountant die tijdens het verrichten van een wettelijke controle de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover hij bij of krachtens wettelijk voorschrift tot mededeling verplicht is.
2. Een externe accountant die tijdens het verrichten van een wettelijke controle de beschikking krijgt over gegevens of inlichtingen die het redelijk vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van fraude van materieel belang ten aanzien van de financiële verantwoording van de controlecliënt, meldt dit aan een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering behoudens in de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat wordt verstaan onder fraude van materieel belang en worden regels gesteld omtrent het tijdstip en de wijze waarop de melding, bedoeld in het tweede lid, plaatsvindt.
4. De externe accountant die tot een melding als bedoeld in het tweede lid is overgegaan, is niet aansprakelijk voor de schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat gelet op alle feiten en omstandigheden in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.
De externe accountant is een registeraccountant of een Accountant-Administratieconsulent ten aanzien van wie in het accountantsregister een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 36, derde lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en voldoet aan de bij en krachtens de Wet op de Registeraccountants of de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten gestelde regels, voor zover deze van toepassing zijn op het uitvoeren van werkzaamheden betreffende de totstandkoming of de uitvoering van een opdracht tot het verrichten van wettelijke controles.
Met het oog op de waarborging van de publieke functie van de accountantsverklaring kan bij algemene maatregel van bestuur artikel 27 buiten toepassing worden verklaard.
De externe accountant geeft de accountantsverklaring af en ondertekent deze op eigen naam en vermeldt daarbij de accountantsorganisatie waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden.
Indien de externe accountant met betrekking tot het uitvoeren van werkzaamheden betreffende de totstandkoming of de uitvoering van een of meer opdrachten tot het verrichten van wettelijke controles wordt betrokken in een tuchtrechtsgeding, meldt hij dit onverwijld aan de betrokken controlecliënten.
1. De externe accountant is aan tuchtrechtspraak onderworpen indien hij bij het uitvoeren van werkzaamheden betreffende de totstandkoming of de uitvoering van een opdracht tot het verrichten van wettelijke controles handelt of heeft gehandeld in strijd met het bij of krachtens de artikelen 25, 27, 29 of 30 van deze wet bepaalde.
2. Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de accountantskamer te Zwolle en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
HOOFDSTUK 4 REKENING EN VERANTWOORDING VAN DE AUTORITEIT FINANCIELE MARKTEN
1. De Autoriteit Financiële Markten stelt jaarlijks een begroting op van de in het daaropvolgende jaar te verwachten baten en lasten, investeringsuitgaven alsmede inkomsten en uitgaven met betrekking tot de uitvoering van de bij en krachtens deze wet opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden. De begroting wordt op een zodanige wijze opgesteld dat de lasten en de uitgaven structureel worden gedekt door de baten en de inkomsten.
2. De begrotingsposten worden van een toelichting voorzien.
3. Tenzij de werkzaamheden waarop de begroting betrekking heeft nog niet eerder werden verricht, bevat de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende jaar en de laatst goedgekeurde jaarrekening waarmee Onze Minister heeft ingestemd.
4. De Autoriteit Financiële Markten zendt de begroting voor 1 december van het aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar ter instemming aan Onze Minister.
5. De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Ingeval van gebleken strijdigheid wordt instemming niet onthouden dan nadat de Autoriteit Financiële Markten in de gelegenheid is gesteld de begroting aan te passen, binnen een door Onze Minister te stellen redelijke termijn.
6. De Autoriteit Financiële Markten doet onverwijld na instemming mededeling van de begroting in de Staatscourant en houdt de begroting gedurende een jaar na instemming op elektronische wijze ter inzage.
7. Wanneer Onze Minister niet met de begroting heeft ingestemd vóór 1 januari van het jaar waarop deze betrekking heeft, kan de Autoriteit Financiële Markten, in het belang van een juiste uitvoering van haar taak, voor het aangaan van verplichtingen en het verrichten van uitgaven beschikken over ten hoogste drie twaalfde gedeelten van de bedragen die bij de overeenkomstige onderdelen in de begroting van het voorafgaande jaar waren toegestaan.
Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet de Autoriteit Financiële Markten daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de inrichting van de begroting.
1. De Autoriteit Financiële Markten stelt jaarlijks een jaarrekening op van de bij deze wet opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden.
2. De jaarrekening van de Autoriteit Financiële Markten, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd van het financieel beheer en van de geleverde prestaties over het verstreken boekjaar, wordt ingericht zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
3. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de Autoriteit Financiële Markten aangewezen registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent ten aanzien van wie in het accountantsregister een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 36, derde lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, die niet werkzaam is bij of verbonden is aan een accountantsorganisatie.
4. De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, een verslag van zijn bevindingen omtrent de rechtmatige inning en besteding van de middelen door de Autoriteit Financiële Markten uit hoofde van deze wet.
5. De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van de Autoriteit Financiële Markten uit hoofde van deze wet voldoen aan eisen van doelmatigheid.
6. De Autoriteit Financiële Markten zendt de jaarrekening voor 1 mei van het op het boekjaar volgende jaar ter instemming aan Onze Minister.
7. De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
8. De Autoriteit Financiële Markten doet onverwijld na instemming mededeling van de jaarrekening in de Staatscourant en houdt de jaarrekening gedurende een jaar na instemming op elektronische wijze ter inzage.
1. Het verschil tussen de aan het eind van een begrotingsjaar gerealiseerde baten van de Autoriteit Financiële Markten en de gerealiseerde lasten van de Autoriteit Financiële Markten vormt het exploitatiesaldo.
2. Indien in enig boekjaar een exploitatiesaldo ontstaat en de Autoriteit Financiële Markten dit exploitatiesaldo wil betrekken bij de in rekening te brengen kosten als bedoeld in artikel 38 doet de Autoriteit Financiële Markten daaromtrent een voorstel in de jaarrekening.
1. De Autoriteit Financiële Markten stelt jaarlijks een jaarverslag op. Het jaarverslag beschrijft de taakuitoefening en het daartoe gevoerde beleid uit hoofde van deze wet in het voorafgaande jaar. Het jaarverslag beschrijft voorts het gevoerde beleid met betrekking tot de kwaliteitszorg.
2. De Autoriteit Financiële Markten zendt het jaarverslag voor 1 mei aan Onze Minister. Onze Minister zendt een afschrift van het jaarverslag aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
3. De Autoriteit Financiële Markten houdt het jaarverslag op elektronische wijze ter inzage.
1. De Autoriteit Financiële Markten legt een voorgenomen statutenwijziging ter voorafgaande instemming voor aan Onze Minister. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
2. De instemming, bedoeld in het eerste lid, kan worden geweigerd:
a. indien de statuten na wijziging onvoldoende zijn afgestemd op het in deze wet bepaalde;
b. indien de statuten onvoldoende waarborgen bieden voor een onafhankelijke taakvervulling door de Autoriteit Financiële Markten;
c. wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
1. De Autoriteit Financiële Markten draagt met betrekking tot de uitoefening van haar taak op grond van deze wet zorg voor:
a. een tijdige voorbereiding en uitvoering;
b. de kwaliteit van de daarbij gebruikte procedures;
c. de zorgvuldige behandeling van een ieder die met haar in aanraking komt;
d. de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten die worden ontvangen.
2. De Autoriteit Financiële Markten treft voorzieningen, waardoor ieder die met haar in aanraking komt in de gelegenheid is voorstellen tot verbetering van werkwijzen en procedures te doen.
3. In het jaarverslag, bedoeld in artikel 37, doet de Autoriteit Financiële Markten verslag van hetgeen tot uitvoering van het eerste en het tweede lid is verricht.
1. De Autoriteit Financiële Markten stelt een orgaan in voor overleg over:
a. de door de Autoriteit Financiële Markten op te stellen begroting;
b. de door de Autoriteit Financiële Markten gerealiseerde baten en lasten alsmede inkomsten en uitgaven, en verrichte werkzaamheden;
c. de kosten voor accountantsorganisaties die verband houden met de uitoefening van haar taak op grond van deze wet en daaruit voortvloeiende werkzaamheden.
2. Het overleg wordt gevoerd door de Autoriteit Financiële Markten en een representatieve vertegenwoordiging van onder haar toezicht staande accountantsorganisaties of representatieve organisaties, waaronder het Nederlands Instituut van Registeraccountants, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants, en de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten. Onze Minister wijst ambtenaren aan die namens hem het overleg bijwonen.
3. Het overleg vindt ten minste tweemaal per jaar plaats.
4. De Autoriteit Financiële Markten maakt het verslag van het overleg binnen een redelijke termijn na het overleg openbaar.
1. De Autoriteit Financiële Markten brengt jaarlijks de kosten van de werkzaamheden die zij verricht in verband met de uitoefening van haar taak op grond van deze wet in rekening bij de accountantsorganisaties ten aanzien waarvan die werkzaamheden worden verricht, voor zover deze kosten niet ten laste komen van de Rijksbegroting. Tot de kosten behoren onder meer de kosten die zij ter voorbereiding op de uitvoering van haar taak heeft gemaakt, voordat deze taak aan haar werd opgedragen.
2. De kosten worden gebaseerd op de begroting waarmee Onze Minister heeft ingestemd en op het exploitatiesaldo, indien Onze Minister heeft ingestemd met de jaarrekening waarin een voorstel als bedoeld in artikel 36, tweede lid, is opgenomen.
3. Op de begrote kosten worden de opbrengsten uit boetes en verbeurde dwangsommen, voor zover de hieraan ten grondslag liggende besluiten van de Autoriteit Financiële Markten in het voorafgaande jaar onherroepelijk zijn geworden, in mindering gebracht.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste tot en met derde lid. Deze regels hebben onder meer betrekking op de toerekening van toezichthandelingen aan ondernemingen.
5. Bij ministeriële regeling worden tarieven vastgesteld inzake individueel toerekenbare toezichthandelingen.
De Autoriteit Financiële Markten verstrekt Onze Minister desgevraagd inlichtingen die nodig zijn voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van algemene beleidsvoornemens en voorgenomen wettelijke voorschriften, voor zover deze betrekking hebben op het door de Autoriteit Financiële Markten uit te oefenen toezicht ingevolge deze wet.
1. Onze Minister kan aan de Autoriteit Financiële Markten de gegevens of inlichtingen vragen die nodig zijn voor een onderzoek naar de toereikendheid van deze wet of de wijze waarop de Autoriteit Financiële Markten deze wet uitvoert of heeft uitgevoerd, indien dat ter wille van het toezicht nodig blijkt.
2. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt aan Onze Minister de in het eerste lid bedoelde gegevens of inlichtingen, tenzij het vertrouwelijke gegevens of inlichtingen betreft in de zin van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, die betrekking hebben op of herleidbaar zijn tot een afzonderlijke onderneming, instelling of natuurlijke persoon, met uitzondering van gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op of herleidbaar zijn tot een afzonderlijke accountantsorganisatie:
a. die een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, heeft verkregen; en
b. ten aanzien waarvan surseance van betaling is verleend; of
c. die in staat van faillissement is verklaard; of
d. die op grond van een rechterlijke uitspraak is ontbonden.
3. Onze Minister kan een derde opdragen de gegevens of inlichtingen die hem ingevolge het tweede lid zijn verstrekt te onderzoeken en aan hem verslag uit te brengen. Tevens kan Onze Minister de derde die in zijn opdracht handelt, machtigen namens hem gegevens of inlichtingen in te winnen, in welk geval het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing zijn.
4. Onze Minister gebruikt de gegevens of inlichtingen die hij ingevolge het tweede of derde lid heeft verkregen uitsluitend voor het vormen van zijn oordeel over de toereikendheid van deze wet of de wijze waarop de Autoriteit Financiële Markten deze wet uitvoert of heeft uitgevoerd.
5. Onze Minister en degenen die in zijn opdracht handelen zijn verplicht tot geheimhouding van de op grond van het tweede lid ontvangen gegevens of inlichtingen.
6. Niettegenstaande het vierde en vijfde lid kan Onze Minister de aan de gegevens of inlichtingen ontleende bevindingen en de daaruit getrokken conclusies aan de beide kamers der Staten-Generaal mededelen en de conclusies in algemene zin uit het onderzoek openbaar maken.
7. De Wet openbaarheid van bestuur en de Wet Nationale ombudsman zijn niet van toepassing met betrekking tot de in dit artikel bedoelde gegevens of inlichtingen die Onze Minister of de in zijn opdracht werkende derde onder zich heeft.
1. Indien naar het oordeel van Onze Minister de Autoriteit Financiële Markten haar taak ernstig verwaarloost, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.
2. Ter uitvoering van het eerste lid kan Onze Minister besluiten een of meer onderdelen van de taak van de Autoriteit Financiële Markten zelf uit te voeren of door een ander bestuursorgaan te laten uitvoeren. Alsdan komen de desbetreffende bevoegdheden van de Autoriteit Financiële Markten toe aan Onze Minister onderscheidenlijk het andere bestuursorgaan.
3. De voorzieningen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, niet eerder getroffen dan nadat de Autoriteit Financiële Markten in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog haar taak naar behoren uit te voeren.
4. Onze Minister stelt de Tweede Kamer der Staten-Generaal onverwijld in kennis van door hem getroffen voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.
1. Onze Minister zendt vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet en vervolgens elke vijf jaar een verslag aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de Autoriteit Financiële Markten in het kader van de uitvoering van deze wet.
2. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt desgevraagd aan Onze Minister gegevens en inlichtingen ten behoeve van het verslag.
Tegen besluiten van Onze Minister inzake instemming met de begroting of de jaarrekening kan geen beroep worden ingesteld, in afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht.
HOOFDSTUK 5 TOEZICHT EN HANDHAVING
Paragraaf 5.1 Toezicht op de naleving
Een meerderheid van de leden van het bestuur van de Autoriteit Financiële Markten die het dagelijks beleid met betrekking tot het toezicht op de naleving van deze wet bepalen:
a. is gedurende de drie voorafgaande jaren dat zij het dagelijks beleid bepalen, niet verantwoordelijk geweest voor het uitvoeren van wettelijke controles;
b. heeft gedurende de drie voorafgaande jaren geen deel uitgemaakt van de dagelijkse leiding van een accountantsorganisatie;
c. heeft gedurende de drie voorafgaande jaren niet als stemgerechtigd lid deel uitgemaakt van het bestuur van een accountantsorganisatie; en
d. is gedurende de drie voorafgaande jaren niet werkzaam geweest of verbonden aan een accountantsorganisatie.
1. De Autoriteit Financiële Markten houdt bij de uitvoering van het toezicht op de naleving van deze wet rekening met de uitkomsten van de beoordeling van de werking van door accountantsorganisaties gehanteerde stelsels van kwaliteitsbeheersing door andere organisaties, waaronder de openbare lichamen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants, en artikel 2, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen terzake van het eerste lid regels worden gesteld.
1. Met het toezicht op de naleving van de bij en krachtens deze wet gestelde regels zijn belast de bij besluit van de Autoriteit Financiële Markten aangewezen personen.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De personen, bedoeld in het eerste lid van artikel 44, beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
1. De Autoriteit Financiële Markten kan ten behoeve van de juiste uitvoering van haar bij of krachtens deze wet geregelde taken en bevoegdheden van een ieder inlichtingen vorderen.
2. De artikelen 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
De Autoriteit Financiële Markten kan de accountantsorganisatie waaraan een vergunning is verleend die niet voldoet aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, door middel van het geven van een aanwijzing verplichten om binnen een door de Autoriteit Financiële Markten gestelde redelijke termijn ten aanzien van in de aanwijzingsbeschikking aan te geven punten een bepaalde gedragslijn te volgen.
1. De Autoriteit Financiële Markten kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van een overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens de artikelen 5, eerste lid, 6, derde lid, 14, 15, tweede lid, 16, 17, 18, tweede en derde lid, 19, 21, 22, 23 en 24 van deze wet en artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Ten aanzien van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
1. De Autoriteit Financiële Markten kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van een overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens de artikelen 5, eerste lid, 6, derde lid, 14, 15, tweede lid, 18, tweede en derde lid, 19, 20, tweede lid, 21, 22, 23 en 24 van deze wet en van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. De bestuurlijke boete komt toe aan de Autoriteit Financiële Markten.
3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
1. Het bedrag van de bestuurlijke boete wordt bepaald bij algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 900.000 bedraagt.
2. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete.
3. De Autoriteit Financiële Markten kan het bedrag van de bestuurlijke boete lager stellen dan in de algemene maatregel van bestuur is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval onevenredig hoog is.
Degene jegens wie de Autoriteit Financiële Markten een handeling heeft verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hij ervan wordt verdacht een overtreding te hebben begaan die met een bestuurlijke boete wordt bedreigd, is niet verplicht ter zake daarvan enige inlichting te verstrekken. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem om informatie wordt gevraagd.
1. Indien de Autoriteit Financiële Markten voornemens is een bestuurlijke boete op te leggen, geeft zij de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt de Autoriteit Financiële Markten de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de bestuurlijke boete wordt opgelegd.
1. De Autoriteit Financiële Markten legt de bestuurlijke boete op bij beschikking.
2. De beschikking vermeldt in elk geval:
a. het feit ter zake waarvan de bestuurlijke boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;
b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en
c. de termijn, bedoeld in artikel 59, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.
1. De bestuurlijke boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.
2. De bestuurlijke boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken.
3. Indien de bestuurlijke boete niet tijdig is betaald, stuurt de Autoriteit Financiële Markten schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het vierde lid zal worden ingevorderd.
4. Bij gebreke van tijdige betaling kan de Autoriteit Financiële Markten de bestuurlijke boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de rechtspersoon die de bestuurlijke boete heeft opgelegd.
7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de voorzieningenrechter van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.
8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de bestuurlijke boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.
1. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt indien ter zake van de overtreding op grond waarvan de boete kan worden opgelegd, tegen de overtreder een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 54 vervalt, indien de Autoriteit Financiële Markten ter zake van hetzelfde feit reeds een bestuurlijke boete heeft opgelegd.
1. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.
2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
De werkzaamheden in verband met het opleggen van een bestuurlijke boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.
Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit op grond van deze wet is, in afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht, de rechtbank te Rotterdam bevoegd.
De Autoriteit Financiële Markten kan, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, teneinde de naleving van de wet te bevorderen, ter openbare kennis brengen:
a. haar weigering om een aangevraagde vergunning te verlenen, wanneer deze weigering niet meer in beroep kan worden getroffen en de aanvrager handelt als was hem de vergunning verleend;
b. het feit dat degene waarop naar haar oordeel het verbod, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van toepassing is, niet over een vergunning beschikt en handelt als was hem een vergunning verleend;
c. het feit dat een accountantsorganisatie een op grond van artikel 52 gegeven aanwijzing niet heeft opgevolgd;
d. het feit ter zake waarvan een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd.
Degene jegens wie door de Autoriteit Financiële Markten een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat de Autoriteit Financiële Markten zijn handelen of nalaten op grond van artikel 64 ter openbare kennis zal brengen, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem om informatie wordt gevraagd.
1. De Autoriteit Financiële Markten geeft, indien zij voornemens is op grond van artikel 64 een handelen of nalaten ter openbare kennis te brengen, de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.
2. In aanvulling op artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht is de Autoriteit Financiële Markten niet gehouden de betrokkene in de gelegenheid te stellen om zijn zienswijze naar voren te brengen, indien van de betrokkene geen adres bekend is en het adres ook niet met redelijke inspanning kan worden verkregen.
De beschikking om op grond van artikel 64 een feit ter openbare kennis te brengen vermeldt in ieder geval:
a. het feit dat ter openbare kennis wordt gebracht;
b. de wijze waarop het feit ter openbare kennis wordt gebracht; en
c. de termijn waarna het feit ter openbare kennis wordt gebracht.
Tenzij de bevordering van de naleving van deze wet geen uitstel toelaat, wordt de werking van de beschikking om op grond van artikel 64 een feit ter openbare kennis te brengen opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
In afwijking van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht treedt de beschikking in werking op de dag waarop het feit ter openbare kennis is gebracht zonder dat de werking voor de duur van de beroepstermijn of, indien beroep is ingesteld, van het beroep wordt opgeschort, indien van de betrokkene geen adres bekend is en het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden verkregen.
1. De bevoegdheid om op grond van artikel 64 een feit ter openbare kennis te brengen vervalt indien ter zake van het feit een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een feit als bedoeld in artikel 64 vervalt, indien de Autoriteit Financiële Markten het feit reeds ter openbare kennis heeft gebracht.
1. De bevoegdheid om op grond van artikel 64 een feit ter openbare kennis te brengen vervalt drie jaren na de dag waarop het feit heeft plaats gehad.
2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij het feit ter openbare kennis wordt gebracht.
De werkzaamheden in verband met het op grond van artikel 64 ter openbare kennis brengen van een feit worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van het feit en het daaraan voorafgaande onderzoek.
HOOFDSTUK 7 WIJZIGINGEN ANDERE WETTEN
Paragraaf 7.1 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid van artikel 81o wordt na «182» ingevoegd «, 184a».
Er wordt na artikel 184 een artikel ingevoegd, luidende:
De Rekenkamer is belast met het toezicht op de naleving van artikel 213, achtste lid.
Aan artikel 213 worden een achtste en negende lid toegevoegd, luidende:
8. Indien de raad op grond van het tweede lid accountants heeft aangewezen die in gemeentelijke dienst zijn aangesteld, is:
a. het bepaalde bij en krachtens de artikelen 25 en 27 van de Wet toezicht accountantsorganisaties van overeenkomstige toepassing op deze accountants;
b. het bepaalde bij en krachtens de artikelen 14, 18, 19, 20 en 21 van de Wet toezicht accountantsorganisaties van overeenkomstige toepassing op de gemeente; en
c. het bepaalde bij en krachtens de artikelen 15 en16 van de Wet toezicht accountantsorganisaties van overeenkomstige toepassing op de personen die de dagelijkse leiding hebben over het onderdeel van de gemeente waarbij de in de aanhef bedoelde accountants werkzaam zijn.
9. Indien een gemeente wordt aangewezen als organisatie van openbaar belang als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, zijn de artikelen 22 tot en met 24 van die wet van overeenkomstige toepassing op deze gemeente.
De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid van artikel 79p wordt na «183» ingevoegd «, 185a».
Er wordt na artikel 185 een artikel ingevoegd, luidende:
De Rekenkamer is belast met het toezicht op de naleving van artikel 217, achtste lid.
Aan artikel 217 worden een achtste en negende lid toegevoegd, luidende:
8. Indien provinciale staten op grond van het tweede lid accountants heeft aangewezen die in provinciale dienst zijn aangesteld, is:
a. het bepaalde bij en krachtens de artikelen 25 en 27 van de Wet toezicht accountantsorganisaties van overeenkomstige toepassing op deze accountants;
b. het bepaalde bij en krachtens de artikelen 14, 18, 19, 20 en 21 van de Wet toezicht accountantsorganisaties van overeenkomstige toepassing op de provincie; en
c. het bepaalde bij en krachtens de artikelen 15 en 16 van de Wet toezicht accountantsorganisaties van overeenkomstige toepassing op de personen die de dagelijkse leiding hebben over het onderdeel van de provincie waarbij de in de aanhef bedoelde accountants werkzaam zijn.
9. Indien een provincie wordt aangewezen als organisatie van openbaar belang als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, zijn de artikelen 22 tot en met 24 van die wet van overeenkomstige toepassing op deze provincie.
Paragraaf 7.2 Ministerie van Financiën
De Wet op de Accountants-Administratieconsulenten wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
2. Onderdeel b vervalt.
3. Onderdeel c wordt vernummerd tot onderdeel b.
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. De tweede volzin van het derde lid komt te luiden: Ten aanzien van Accountants-Administratieconsulenten die werkzaamheden verrichten als externe accountant als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet toezicht accountantsorganisaties heeft de NOvAA tot taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening van deze accountants binnen accountantsorganisaties als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van die wet.
2. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Haar taak omvat mede de zorg voor de eer van de stand van de Accountants-Administratieconsulenten en het verzorgen of doen verzorgen van de praktijkstage, bedoeld in artikel 54.
Na artikel 3 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Indien de NOvAA haar taken vervult met betrekking tot Accountants-Administratieconsulenten die werkzaamheden verrichten als externe accountant als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, werkt de NOvAA , voor zover noodzakelijk ten behoeve van de uitoefening van het toezicht ingevolge de Wet toezicht accountantsorganisaties, samen met de Stichting Autoriteit Financiële Markten. In de daartoe voorkomende gevallen pleegt de NOvAA overleg met de Stichting Autoriteit Financiële Markten.
In artikel 19 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Tenzij bij verordening anders is bepaald, kan een lid aan een ander lid schriftelijk volmacht verlenen tot het uitbrengen van zijn stem. Een lid kan voor ten hoogste drie andere leden een stem uitbrengen. Leden van het bestuur kunnen niet als gevolmachtigde optreden.
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. De ledenvergadering stelt bij verordening regels vast terzake van de onafhankelijkheid, het stelsel van kwaliteitsbeheersing en de integere bedrijfsvoering van accountantsorganisaties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, welke verbindend zijn voor alle accountantsorganisaties waarbinnen Accountants-Administratieconsulenten hun beroep uitoefenen.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Verordeningen, vastgesteld krachtens het tweede lid, met betrekking tot de uitoefening van de werkzaamheden van Accountants-Administratieconsulenten ter zake van het verrichten van wettelijke controles als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, en vierde lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «de wettelijke controle van jaarrekeningen, geconsolideerde jaarrekeningen en soortgelijke financiële opstellingen» vervangen door: wettelijke controles als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet toezicht accountantsorganisaties.
2. Onder vernummering van het derde tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan Onze Minister van Financiën, op voorstel van de NOvAA, bij ministeriële regeling regels stellen met betrekking tot het in het eerste lid bedoelde onderwerp. Daarbij bepaalt Onze Minister van Financiën tevens welke bepalingen uit de verordeningen, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants en artikel 24, tweede lid, buiten toepassing blijven.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt de zinsnede «Onze Minister van Economische Zaken» vervangen door «Onze Minister» en vervalt de laatste volzin.
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De verordening, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
Artikel 38 komt te luiden:
In het accountantsregister kunnen worden ingeschreven degenen die:
a. beschikken over getuigschriften waaruit blijkt dat zij de opleiding, bedoeld in artikel 53, met goed gevolg hebben afgerond; of
b. beschikken over een verklaring van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 57.
Aan artikel 48, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. indien de accountantskamer een maatregel tot doorhaling van de gegevens van de ingeschrevene in het register, bedoeld in artikel 11 van de Wet toezicht accountantsorganisaties, heeft opgelegd;
f. indien de ingeschrevene na de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in gebreke blijft de jaarlijkse bijdrage, bedoeld in artikel 30, te voldoen.
Artikel 50 komt te luiden:
Van elke doorhaling van een inschrijving in het accountantsregister wordt door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze mededeling gedaan.
Titel IV. komt te luiden:
1. De Accountant-Administratieconsulent is aan tuchtrechtspraak onderworpen indien hij handelt of heeft gehandeld in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde bij het uitvoeren van:
a. werkzaamheden betreffende de totstandkoming of de uitvoering van een opdracht tot beoordeling van een financiële verantwoording;
b. werkzaamheden betreffende de totstandkoming of de uitvoering van een opdracht tot het verrichten van een vrijwillige controle; of
c. werkzaamheden waarbij inschakeling van een Accountant-Administratieconsulent bij wet is voorgeschreven.
2. Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de accountantskamer te Zwolle en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Er wordt een titel ingevoegd, luidende:
Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Titel V. komt te luiden:
TITEL V. DE OPLEIDING TOT ACCOUNTANT-ADMINISTRATIECONSULENT
De opleiding tot Accountant-Administratieconsulent omvat bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen vakgebieden die voor de bij of krachtens de wet vereiste controles van financiële verantwoordingen van belang zijn, en voldoet aan de in artikel 56, eerste lid, onderdeel a, bedoelde eindtermen.
1. Gedurende ten minste drie jaar dient als onderdeel van de opleiding een praktijkstage te worden gevolgd waarvoor de NOvAA zorg draagt. De praktijkstage wordt afgesloten met een examen. Indien het examen met goed gevolg is afgelegd, geeft de NOvAA daarvan een getuigschrift af.
2. Bij verordening als bedoeld in artikel 24 worden met betrekking tot de praktijkstage in elk geval geregeld:
a. de toelatingseisen;
b. de inhoud van het examen, de wijze waarop het examen wordt afgenomen en de personen die bevoegd zijn het examen af te nemen;
c. de voorwaarden voor de toelating tot het afleggen van het examen;
d. de voorwaarden voor het verkrijgen van vrijstelling van bepaalde onderdelen van het examen;
e. de hoogte van de examengelden en te wiens laste deze komen.
3. De verordening, bedoeld in het tweede lid, behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Financiën.
Bij de beoordeling of aan de toelatingeisen voor de praktijkstage is voldaan, bepaalt de NOvAA aan de hand van de vastgestelde eindtermen, bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel a, en de overgelegde getuigschriften van opleidingen of een aanvulling op de genoten opleiding noodzakelijk is.
1. De Commissie eindtermen accountantsopleiding, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants, heeft tot taak:
a. het vaststellen van de eindtermen;
b. het aanwijzen van opleidingen die geheel of gedeeltelijk voldoen aan de in onderdeel a bedoelde eindtermen, met uitzondering van de eindtermen die betrekking hebben op de praktijkstage, voor zover deze opleidingen niet zijn geaccrediteerd overeenkomstig artikel 5.10 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
c. het toetsen van de praktijkstage aan de mate waarin wordt voldaan aan de eindtermen.
2. De vastgestelde eindtermen worden bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.
Titel VI. komt te luiden:
TITEL VI. DE VERKLARING VAN VAKBEKWAAMHEID
1. De Commissie eindtermen accountantsopleiding geeft een verklaring van vakbekwaamheid af aan degene die:
a. beschikt over een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij voldoet aan de eisen van vakbekwaamheid die in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen, anders dan Nederland, of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, krachtens wettelijke regeling worden gesteld voor de toelating tot de controle van jaarrekeningen als bedoeld in artikel 1 van de Achtste Richtlijn nr. 84/253/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 april 1984 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g, van het Verdrag inzake de toelating van personen, belast met de controle van boekhoudbescheiden (PbEG L 126); of
b. in andere gevallen dan bedoeld in het eerste onderdeel, beschikt over een in een ander land dan Nederland verkregen diploma of soortgelijk bewijsstuk, waaruit naar het oordeel van de Commissie eindtermen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants, eenzelfde niveau van vakbekwaamheid blijkt als die, welke blijkt uit het met goed gevolg hebben voltooid van de opleiding tot Accountant-Administratieconsulent; en
c. met goed gevolg een examen heeft afgelegd waarbij de kennis van de betrokkene van het Nederlandse recht wordt getoetst; en
d. met goed gevolg een examen heeft afgelegd waarbij de kennis van de betrokkene van de voor de Accountants-Administratieconsulenten geldende gedrags- en beroepsregels wordt getoetst.
2. De inhoud van het examen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur. De inhoud van het examen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt vastgesteld bij verordening als bedoeld in artikel 24. De verordening, bedoeld in de vorige volzin, behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
De Wet op de Registeraccountants wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 7, derde lid, 19a, derde lid, 32, 56, vierde lid, 58c, 60, tweede lid, en 107a wordt «Onze Minister van Economische Zaken» telkens vervangen door: Onze Minister van Financiën.
Artikel 1, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De tweede volzin komt als volgt te luiden: Ten aanzien van registeraccountants die werkzaamheden verrichten als externe accountant als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet toezicht accountantsorganisaties heeft de Orde tot taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening van deze accountants binnen accountantsorganisaties als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van die wet.
2. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: Haar taak omvat mede de zorg voor de eer van de stand van de registeraccountants en het verzorgen of doen verzorgen van de praktijkstage, bedoeld in artikel 67, eerste lid.
1. In artikel 16 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Tenzij bij verordening anders is bepaald, kan een lid aan een ander lid schriftelijk volmacht verlenen tot het uitbrengen van zijn stem. Een lid kan voor ten hoogste drie andere leden een stem uitbrengen. Leden van het bestuur kunnen niet als gevolmachtigde optreden.
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. De ledenvergadering stelt bij verordening regels vast terzake van de onafhankelijkheid, het stelsel van kwaliteitsbeheersing en de integere bedrijfsvoering van accountantsorganisaties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, welke verbindend zijn voor alle accountantsorganisaties waarbinnen registeraccountants hun beroep uitoefenen.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Verordeningen, vastgesteld krachtens het tweede lid, met betrekking tot de uitoefening van de werkzaamheden van registeraccountants ter zake van het verrichten van wettelijke controles als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, en vierde lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Financiën.
Artikel 19a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «de wettelijke controle van jaarrekeningen, geconsolideerde jaarrekeningen en soortgelijke financiële opstellingen» vervangen door: wettelijke controles als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet toezicht accountantsorganisaties.
2. Onder vernummering van het derde tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan Onze Minister van Financiën, op voorstel van de Orde, bij ministeriële regeling regels stellen met betrekking tot het in het eerste lid bedoelde onderwerp. Daarbij bepaalt Onze Minister van Financiën tevens welke bepalingen uit de verordeningen, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en artikel 19, tweede lid, buiten toepassing blijven. Indien na de inwerkingtreding van de ministeriële regeling een overeenkomstig artikel 19, tweede lid en het tweede lid van dit artikel vastgestelde verordening in werking treedt, trekt Onze Minister van Financiën haar in.
3. De laatste volzin van het vierde lid (nieuw) vervalt.
Na artikel 22 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Indien de Orde haar taken vervult met betrekking tot registeraccountants die werkzaamheden verrichten als externe accountant als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, werkt de Orde, voor zover noodzakelijk ten behoeve van de uitoefening van het toezicht ingevolge de Wet toezicht accountantsorganisaties, samen met de Stichting Autoriteit Financiële Markten. In de daartoe voorkomende gevallen pleegt de Orde overleg met de Stichting Autoriteit Financiële Markten.
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De verordening, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Financiën.
Titel II. komt te luiden:
1. De registeraccountant is aan tuchtrechtspraak onderworpen indien hij handelt of heeft gehandeld in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde bij het uitvoeren van:
a. werkzaamheden betreffende de totstandkoming of de uitvoering van een opdracht tot beoordeling van een financiële verantwoording;
b. werkzaamheden betreffende de totstandkoming of de uitvoering van een opdracht tot het verrichten van een vrijwillige controle; of
c. werkzaamheden waarbij inschakeling van een registeraccountant bij wet is voorgeschreven.
2. Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de accountantskamer te Zwolle en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Er wordt een titel ingevoegd, luidende:
Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Artikel 58 komt te luiden:
In het accountantsregister kunnen worden ingeschreven degenen die:
a. beschikken over getuigschriften waaruit blijkt dat zij de opleiding, bedoeld in artikel 66, met goed gevolg hebben afgerond; of
b. beschikken over een verklaring van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 78.
Aan artikel 63, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. indien de accountantskamer een maatregel tot doorhaling van de gegevens van de ingeschrevene in het register, bedoeld in artikel 11 van de Wet toezicht accountantsorganisaties, heeft opgelegd;
f. indien de ingeschrevene na de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in gebreke blijft de jaarlijkse bijdrage, bedoeld in artikel 27, te voldoen.
Artikel 65 komt te luiden:
Van elke doorhaling van een inschrijving in het accountantsregister wordt door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze mededeling gedaan.
Titel IV. komt te luiden:
TITEL IV. DE OPLEIDING TOT REGISTERACCOUNTANT
De opleiding tot registeraccountant omvat de bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen vakgebieden die voor de bij of krachtens de wet vereiste controles van financiële verantwoordingen van belang zijn, en voldoet aan de in artikel 69, tweede lid, onderdeel a, bedoelde eindtermen.
1. Gedurende ten minste drie jaar dient als onderdeel van de opleiding een praktijkstage te worden gevolgd waarvoor de Orde zorg draagt. De praktijkstage wordt afgesloten met een examen. Indien het examen met goed gevolg is afgelegd, geeft de Orde daarvan een getuigschrift af.
2. Bij verordening als bedoeld in artikel 19 worden met betrekking tot de praktijkstage in elk geval geregeld:
a. de toelatingseisen;
b. de inhoud van het examen, de wijze waarop het examen wordt afgenomen en de personen die bevoegd zijn het examen af te nemen;
c. de voorwaarden voor de toelating tot het afleggen van het examen;
d. de voorwaarden voor het verkrijgen van vrijstelling van bepaalde onderdelen van het examen;
e. de hoogte van de examengelden en te wiens laste deze komen.
3. De verordening, bedoeld in het tweede lid, behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Financiën.
Bij de beoordeling of aan de toelatingeisen voor de praktijkstage is voldaan, bepaalt de Orde aan de hand van de vastgestelde eindtermen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, en de overgelegde getuigschriften van opleidingen of een aanvulling op de genoten opleiding noodzakelijk is.
1. Er is een Commissie eindtermen accountantsopleiding.
2. De Commissie eindtermen accountantsopleiding heeft tot taak:
a. het vaststellen van de eindtermen;
b. het aanwijzen van opleidingen die geheel of gedeeltelijk voldoen aan de in onderdeel a bedoelde eindtermen, met uitzondering van de eindtermen die betrekking hebben op de praktijkstage, voor zover deze opleidingen niet zijn geaccrediteerd overeenkomstig artikel 5.10 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
c. het toetsen van de praktijkstage aan de mate waarin wordt voldaan aan de eindtermen.
3. De vastgestelde eindtermen worden bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.
1. De Commissie eindtermen accountantsopleiding heeft ten hoogste acht leden waaronder de voorzitter.
2. Onze Minister van Financiën benoemt, schorst en ontslaat de leden van de commissie. De leden zijn deskundig op het gebied van het accountantsberoep. De benoeming vindt plaats op persoonlijke titel en geschiedt voor een periode van ten hoogste vijf jaar. Bij de benoeming van de leden van de Commissie eindtermen accountantsopleiding bepaalt Onze Minister wie de voorzitter is. De leden van de commissie zijn onbeperkt herbenoembaar.
3. Schorsing en ontslag vinden slechts plaats wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de vervulde functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen. Ontslag vindt voorts plaats op eigen verzoek.
4. Een lid van de Commissie eindtermen accountantsopleiding vervult geen andere functies die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.
5. In het bestuursreglement worden regels vastgesteld omtrent:
a. het aanvaarden van een nevenfunctie anders dan uit hoofde van het lidmaatschap van de Commissie eindtermen accountantsopleiding, en
b. de wijze van openbaarmaking van nevenfuncties.
1. Aan het lidmaatschap van de Commissie eindtermen accountantsopleiding is een bezoldiging dan wel een schadeloosstelling verbonden.
2. Onze Minister van Financiën stelt de bezoldiging of schadeloosstelling vast.
De Commissie eindtermen accountantsopleiding stelt een bestuursreglement vast. Het bestuursreglement en elke wijziging daarvan behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Financiën. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
1. De Commissie eindtermen accountantsopleiding zendt jaarlijks voor 1 april aan Onze Minister van Financiën de ontwerpbegroting voor het daaropvolgende jaar.
2. Indien gedurende een kalenderjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet de Commissie eindtermen accountantsopleiding daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister van Financiën onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
3. De Commissie eindtermen accountantsopleiding brengt jaarlijks de kosten van de werkzaamheden die zij verricht in verband met de uitoefening van haar taak op grond van deze wet en op grond van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten in rekening bij de Orde en de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten, voor zover deze kosten niet ten laste komen van de Rijksbegroting. Tot de kosten behoren onder meer de kosten die zij ter voorbereiding op de uitvoering van haar taak heeft gemaakt, voordat deze taak aan haar werd opgedragen.
4. De kosten worden gebaseerd op de begroting waarmee Onze Minister van Financiën heeft ingestemd.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het derde en vierde lid.
1. De Commissie eindtermen accountantsopleiding stelt jaarlijks voor 1 juli een verslag op van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar.
2. Het verslag wordt aan Onze Minister van Financiën gezonden.
1. De Commissie eindtermen accountantsopleiding verstrekt desgevraagd aan Onze Minister van Financiën alle voor de uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen.
2. Onze Minister van Financiën kan inzage vorderen van alle zakelijke gegevens en bescheiden, indien dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
1. Onze Minister van Financiën kan een besluit van de Commissie eindtermen accountantsopleiding vernietigen, indien dit besluit is genomen in strijd met het recht of het algemeen belang.
2. Van het vernietigingsbesluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
1. Indien naar het oordeel van Onze Minister van Financiën de Commissie eindtermen accountantsopleiding haar taak ernstig verwaarloost, kan Onze Minister van Financiën de noodzakelijke voorzieningen treffen.
2. De voorzieningen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, niet eerder getroffen dan nadat de Commissie eindtermen accountantsopleiding in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister van Financiën te stellen termijn alsnog haar taak naar behoren uit te voeren.
3. Onze Minister van Financiën stelt de beide kamers der Staten-Generaal onverwijld in kennis van door hem getroffen voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.
Titel IVA. komt te luiden:
TITEL IVA. DE VERKLARING VAN VAKBEKWAAMHEID
1. De Commissie eindtermen accountantsopleiding geeft een verklaring van vakbekwaamheid af aan degene die:
a. beschikt over een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij voldoet aan de eisen van vakbekwaamheid die in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen, anders dan Nederland, of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, krachtens wettelijke regeling worden gesteld voor de toelating tot de controle van jaarrekeningen als bedoeld in artikel 1 van de Achtste Richtlijn nr. 84/253/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 april 1984 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g, van het Verdrag inzake de toelating van personen, belast met de controle van boekhoudbescheiden (PbEG L 126); of
b. in andere gevallen dan bedoeld in het onderdeel a, beschikt over een in een ander land dan Nederland verkregen diploma of soortgelijk bewijsstuk, waaruit naar het oordeel van de Commissie eindtermen accountantsopleiding eenzelfde niveau van vakbekwaamheid blijkt als die, welke blijkt uit het met goed gevolg hebben voltooid van de opleiding tot registeraccountant; en
c. met goed gevolg een examen heeft afgelegd waarbij de kennis van de betrokkene van het Nederlandse recht wordt getoetst; en
d. met goed gevolg een examen heeft afgelegd waarbij de kennis van de betrokkene van de voor de registeraccountants geldende gedrags- en beroepsregels wordt getoetst.
2. De inhoud van het examen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur. De inhoud van het examen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt vastgesteld bij verordening als bedoeld in artikel 19. De verordening, bedoeld in de vorige volzin, behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Financiën.
Paragraaf 7.3 Ministerie van Justitie
In de bijlage bij de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt na onderdeel 15 een onderdeel toegevoegd, luidende:
16. De Wet toezicht accountantsorganisaties.
In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Wet toezicht accountantsorganisaties, de artikelen 5, eerste lid, en 6, derde lid.
HOOFDSTUK 9 EVALUATIEBEPALING EN OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
1. Het is een accountantsorganisatie toegestaan om na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zonder vergunning haar werkzaamheden ten behoeve van het uitvoeren van wettelijke controles voort te zetten dan wel opdrachten tot uitvoering van wettelijke controles te aanvaarden, onder de in het tweede lid genoemde voorwaarden.
2. De accountantsorganisatie vraagt binnen een maand na inwerkingtreding van deze wet een vergunning aan bij de Autoriteit Financiële Markten en legt binnen drie maanden na deze aanvraag de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 8, aan de Autoriteit Financiële Markten over.
3. Het eerste lid is van toepassing totdat de Autoriteit Financiële Markten onherroepelijk op de vergunningaanvraag heeft beslist.
4. De Autoriteit Financiële Markten beslist binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van deze wet op een aanvraag als bedoeld in het tweede lid. Onze Minister kan deze termijn ten hoogste twee maal met een periode van een half jaar verlengen.
5. De accountantsorganisatie die op grond van het tweede lid een vergunning heeft aangevraagd, wordt als aanvrager in de zin van het tweede lid ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 11. De Autoriteit Financiële Markten haalt deze inschrijving door zodra zij op de aanvraag heeft beslist.
De besluiten die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn genomen door onderscheidenlijk het examenbureau, bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants, het curatorium, bedoeld in artikel 75, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants en het examenbureau, bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, en die betrekking hebben op een periode na bedoeld tijdstip, worden na dat tijdstip geacht te zijn genomen door de Commissie eindtermen accountantsopleiding, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants.
In geval voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet beroep is ingesteld tegen een op grond van de Wet op de Registeraccountants genomen besluit door het examenbureau, bedoeld in artikel 74, eerste lid, van die wet of het curatorium, bedoeld in artikel 75, eerste lid, van die wet, onderscheidenlijk tegen een op grond van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten genomen besluit door het examenbureau, bedoeld in artikel 85, eerste lid, van die wet of het curatorium, bedoeld in artikel 89, eerste lid, van die wet wordt op het bezwaar en beroep beslist met toepassing van het voor dat tijdstip geldende recht.
1. Indien voor een opleiding als bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de Registeraccountants of artikel 56, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op Accountants-Administratieconsulenten een verklaring van gelijkwaardigheid is afgegeven, geldt deze verklaring van gelijkwaardigheid als aanwijzing in de zin van deze artikelen:
a. totdat het accreditatieorgaan, bedoeld in artikel 5a.2, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, voor deze opleiding een onherroepelijk accreditatiebesluit als bedoeld in artikel 5.10, vierde lid, van die wet heeft genomen; of
b. totdat de Commissie eindtermen accountantsopleiding een onherroepelijk besluit omtrent de aanwijzing van die opleiding heeft genomen.
2. Een door het examenbureau, bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants, voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel afgegeven verklaring van gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 79a, eerste of tweede lid, van die wet is geldig tot uiterlijk 31 december 2008.
3. Een door het examenbureau, bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel afgegeven verklaring van gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van die wet is geldig tot uiterlijk 31 december 2008.
4. De accountantsopleiding aan de Universiteit Nyenrode wordt tot uiterlijk 31 december 2008 geacht te voldoen aan de eindtermen, bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de Registeraccountants, dan wel:
a. tot het voor die datum gelegen tijdstip waarop het accreditatieorgaan, bedoeld in artikel 5a.2, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, voor deze opleiding een onherroepelijk accreditatiebesluit als bedoeld in artikel 5.10, vierde lid, van die wet heeft genomen; of
b. tot het voor die datum gelegen tijdstip waarop de Commissie eindtermen accountantsopleiding een onherroepelijk besluit heeft genomen omtrent de aanwijzing van deze opleiding op grond van artikel 69, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de Registeraccountants.
In afwijking van artikel 67, tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants en artikel 54, tweede lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, blijven de regels, opgenomen in de artikelen 8 tot en met 13 van het Examenbesluit registeraccountants 1994 onderscheidenlijk de artikelen 8 tot en met 13 van het Examenbesluit Accountants-Administratieconsulenten 1994, zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, van toepassing op de praktijkstage, tot het tijdstip waarop de verordening, bedoeld in artikel 67, tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants onderscheidenlijk de verordening, bedoeld in artikel 54, tweede lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, in werking treedt.
1. Tot het tijdstip waarop de Commissie eindtermen accountantsopleiding de eindtermen, bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten heeft vastgesteld, blijven de door het examenbureau, bedoeld in artikel 85, eerste lid, van die wet, vastgestelde eisen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Examenbesluit Accountants-Administratieconsulenten 1994, zoals die luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, van toepassing.
2. Tot het tijdstip waarop de Commissie eindtermen accountantsopleiding de eindtermen, bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de Registeraccountants heeft vastgesteld, blijven de door het examenbureau, bedoeld in artikel 74, eerste lid, van die wet, vastgestelde eisen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Examenbesluit registeraccountants 1994, zoals die luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, van toepassing.
1. Binnen zes weken na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zendt de Autoriteit Financiële Markten ter instemming aan Onze Minister een begroting van de in het resterende deel van het lopende jaar te verwachten baten en lasten, investeringsuitgaven alsmede inkomsten en uitgaven met betrekking tot de uitvoering van de bij en krachtens deze wet opgedragen taak en daaruit voortvloeiende werkzaamheden.
2. Artikel 32, tweede, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet toezicht accountantsorganisaties.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
Bijlage bij artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de wet
a) artikel 1h, vierde lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;
b) artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
c) artikel 91, eerste lid, van de Flora- en faunawet;
d) artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet;
e) artikelen 12, tweede lid, en 109e, eerste lid, van de Mediawet;
f) artikel 26, eerste lid, van de Organisatiewet Kadaster;
g) artikel 10b, vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet;
h) artikel 217, tweede lid, van de Provinciewet;
i) artikel 23j, tweede lid, van de Rijksoctrooiwet 1995;
j) artikel 24, tweede lid, van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid;
k) artikel 109, tweede lid, van de Waterschapswet;
l) artikel 4s, vierde lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994;
m) artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van de Wet afbreking zwangerschap;
n) artikel 21, vierde lid, van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen;
o) artikel 5.41, derde lid, onderdeel d, van de Wet luchtvaart;
p) artikel 46, tweede lid, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997;
q) artikel 20, eerste lid, van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit;
r) artikel 14, eerste lid, van de Wet op de organisatie ZorgOnderzoek Nederland;
s) artikel 24, eerste lid, van de Wet op de Pensioen- en Uitkeringsraad;
s) artikel 27, derde lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998;
t) artikel 72, tweede lid, van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek;
u) artikel 25, eerste lid, van de Wet tarieven gezondheidszorg;
v) artikel 12, vijfde lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen;
w) artikel 11a, tweede lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995;
x) artikelen 8, tweede lid, onderdeel f, 30, tweede lid, 55, vijfde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992;
y) artikelen 33a en 33b van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;
z) artikelen 72a, eerste lid, en 100a, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;
aa) artikel 22, eerste lid, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer;
bb) artikel 18, derde lid, tweede volzin, van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001;
cc) artikel 13 van de Wet waardering onroerende zaken;
dd) artikel 2g, eerste lid, van de Wet ziekenhuisvoorzieningen;
ee) artikel 71g, eerste lid, van de Woningwet;
ff) artikelen 1h, eerste lid, 1s, tweede lid, onderdeel a, 1x12, eerste lid, 43f, eerste lid, van de Ziekenfondswet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20042005-29658-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.