29 523
Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met invoering van bestuursrechtelijke handhaving (Wet bestuurlijke boete arbeid vreemdelingen)

D
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 26 oktober 2004

Na lezing van de memorie van antwoord bestond binnen de commissie nog behoefte de regering een aantal vragen en opmerkingen ter beantwoording voor te leggen.

De leden van de PvdA-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van de memorie van antwoord.

De vraag rijst wat nog de noodzaak is van toetsing van de tewerkstellingvergunning. Waarop wordt nog wel getoetst? Een andere vraag is: sinds wanneer de door de staatssecretaris geschetste gang van zaken van toepassing is. Immers het CWI stelde zich in juli 2004 nog op het standpunt, dat voor werkgevers die vreemdelingen in hun vrije termijn of op basis van een visum rechtmatig in Nederland verblijven, arbeid als zelfstandigen laten verrichten, de normale vergunningsplicht in alle gevallen wel van kracht is. De voor loonarbeid geldende toetsingscriteria zijn daarbij volledig van toepassing.

Dit laatste lijkt in ieder geval strijdig met het antwoord zoals dat in de memorie van toelichting is opgenomen. Deze leden zouden gaarne enige verduidelijking op deze punten ontvangen.

Op een enkel punt zouden deze leden gaarne enige verduidelijking willen. De staatssecretaris stelt in de memorie van antwoord: «op grond van Associatieovereenkomsten van de Europese Unie met Bulgarije en Roemenië hebben burgers uit deze landen het recht om in Nederland als zelfstandigen werkzaamheden uit te voeren. Het Nederlandse beleid ter zake is in overeenstemming met deze overeenkomsten. Zo toetst CWI aanvragen om tewerkstellingsvergunningen die betrekking hebben op werkzaamheden door zelfstandigen uit Bulgarije en Roemenië, die niet in het bezit zijn van een vergunning tot verblijf voor het verrichten van arbeid als zelfstandige, niet op de aanwezigheid van prioriteitgenietend arbeidsaanbod».

En verder: «vreemdelingen die de nationaliteit hebben van een van de landen waarmee een Europa overeenkomst is gesloten (Bulgarije en Roemenië) en die zich in Nederland willen vestigen om economische activiteiten te verrichten (anders dan in loondienst), hebben op grond van genoemde overeenkomsten recht op een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling van Nederlanders».

De voorzitter van de commissie,

Van Driel

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA) (plv.voorzitter), Swenker (VVD), Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA) (voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), Van Dalen-Schiphorst (CDA), Vac. (GL), Schouw (D66) en Leijnse (PvdA).

Naar boven