D
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN
WERKGELEGENHEID1
Vastgesteld 26 oktober 2004
Na lezing van de memorie van antwoord bestond binnen de commissie nog
behoefte de regering een aantal vragen en opmerkingen ter beantwoording voor
te leggen.
De leden van de PvdA-fractie hadden met belangstelling
kennis genomen van de memorie van antwoord.
De vraag rijst wat nog de noodzaak is van toetsing van de tewerkstellingvergunning.
Waarop wordt nog wel getoetst? Een andere vraag is: sinds wanneer de door
de staatssecretaris geschetste gang van zaken van toepassing is. Immers het
CWI stelde zich in juli 2004 nog op het standpunt, dat voor werkgevers die
vreemdelingen in hun vrije termijn of op basis van een visum rechtmatig in
Nederland verblijven, arbeid als zelfstandigen laten verrichten, de normale
vergunningsplicht in alle gevallen wel van kracht is. De voor loonarbeid geldende
toetsingscriteria zijn daarbij volledig van toepassing.
Dit laatste lijkt in ieder geval strijdig met het antwoord zoals dat in
de memorie van toelichting is opgenomen. Deze leden zouden gaarne enige verduidelijking
op deze punten ontvangen.
Op een enkel punt zouden deze leden gaarne enige verduidelijking willen.
De staatssecretaris stelt in de memorie van antwoord: «op grond van
Associatieovereenkomsten van de Europese Unie met Bulgarije en Roemenië
hebben burgers uit deze landen het recht om in Nederland als zelfstandigen
werkzaamheden uit te voeren. Het Nederlandse beleid ter zake is in overeenstemming
met deze overeenkomsten. Zo toetst CWI aanvragen om tewerkstellingsvergunningen
die betrekking hebben op werkzaamheden door zelfstandigen uit Bulgarije en
Roemenië, die niet in het bezit zijn van een vergunning tot verblijf
voor het verrichten van arbeid als zelfstandige, niet op de aanwezigheid van
prioriteitgenietend arbeidsaanbod».
En verder: «vreemdelingen die de nationaliteit hebben van een van
de landen waarmee een Europa overeenkomst is gesloten (Bulgarije en Roemenië)
en die zich in Nederland willen vestigen om economische activiteiten te verrichten
(anders dan in loondienst), hebben op grond van genoemde overeenkomsten
recht op een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling van
Nederlanders».
De voorzitter van de commissie,
Van Driel
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen
XNoot
1Samenstelling: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA) (plv.voorzitter),
Swenker (VVD), Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP),
Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA) (voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), Van Dalen-Schiphorst
(CDA), Vac. (GL), Schouw (D66) en Leijnse (PvdA).