Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29507 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29507 nr. B |
Vastgesteld 11 november 2004
Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en stemden in met het voorstel. Deze leden wezen erop dat dit voorstel uitsluitend de kaderwet betreft waarin het gedragstoezicht op de financiële dienstverleners wordt vastgelegd, het eigenlijke toezicht zal door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) geschieden op grond van deze wet en het nog te publiceren Besluit financiële dienstverlening (Bfd) en de door AFM op te stellen regels van technische en organisatorische aard. Voorts hadden zij met instemming kennisgenomen van de toezegging van de minister van Financiën om eerst het concept en vervolgens het definitieve Bfd voor te hangen, zodat alle belanghebbenden en de Staten-Generaal zich er nog over kunnen uitspreken.
Het doel van het wetsvoorstel «het markeren van de verantwoordelijkheden van de financiële dienstverleners en daarmee ook van de consument», werd door de leden van de PvdA-fractie toegejuicht omdat er zowel in het aanbod als in de distributie sprake is van een aanzienlijke vervlechting en dynamiek in de financiële dienstverlening. Aanbieders en bemiddelaars bieden immers steeds meer diensten aan en bedrijven met een hoofdfunctie buiten de financiële sector gaan tevens optreden als bemiddelaar. Ter bescherming van de consument gaat het wetsvoorstel uit van cross-sector consistentie en worden aanbieders naast bemiddelaars onder de reikwijdte van het wetsvoorstel gebracht.
Het wetsvoorstel beoogt de verantwoordelijkheden van de financiële dienstverleners vast te leggen. Daartoe worden de belangrijkste kwaliteitskenmerken van financiële dienstverlening – deskundigheid, betrouwbaarheid, adequate informatieverstrekking en zorgvuldige advisering van de consument – wettelijk geborgd. Ook de leden van de VVD-fractie onderschreven de doelstelling van dit wetsvoorstel. Wel bracht de praktische uitwerking om die doelstelling te bereiken, zoals die in het wetsvoorstel is vastgelegd, deze leden tot het stellen van een aantal vragen.
Het wetsvoorstel Wfd is onder andere een reactie van de wetgever op een aantal financiële schandalen. Uit die schandalen mag wellicht afgeleid worden, dat de sector niet volledig in staat is geweest tot zelfregulering en zelfcontrole. Een reactie van de wetgever kan dan niet uitblijven. De sector is van mening dat de reactie van de wetgever bovenmatig is en teveel administratieve lasten met zich brengt (zonder dat elders lasten geschrapt worden). Bovendien, zo wordt verder betoogd, leidt de nieuwe regelgeving tot minder economische groei. De leden van de VVD-fractie vernamen graag de reactie van de minister op deze kritiek.
De vereniging van financieringsondernemingen in Nederland en de Nederlandse Vereniging van Banken hebben bovengenoemde punten bij brief van 29 oktober 2004 onder de aandacht van de vaste commissie voor Financiën gebracht. Het Verbond Verzekeraars is in het zogenaamde position paper van 1 november 2004 eveneens op de lasten van de Wfd ingegaan. Daarnaast maakt het Verbond opmerkingen over de informatieverstrekking, de zorgplichten, de reikwijdte van de Wfd tot en met de collectieve bedrijfsregelingen, de definitie van de financieel adviseur en de risico's van het sanctiemiddel publiciteit. Tot slot gaat het Verbond in op de invoering van de Wfd en de fasering daarvan. De leden van de VVD-fractie waren benieuwd naar de visie van de minister op genoemde punten.
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is reeds uitvoerig stilgestaan bij de gevolgen van deze wet op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en in verband daarmee het tempo van invoering van de diverse onderdelen. De leden van de CDA-fractie hadden met instemming kennisgenomen van de toezegging van de minister om bij de vormgeving van het Bfd zorgvuldig te kijken naar de administratieve lasten, inclusief een ACTAL-toets. Kan de minister meedelen of hij daarbij een zeker relatief of absoluut plafond zal hanteren?
En zo ja wat zijn daarvoor de beoordelingscriteria?
3. Vormgeving van het toezicht
Het contactorgaan hypothecaire financiers meldt in een schrijven van 29 oktober 2004 aan de vaste commissie voor Financiën dat «de AFM inmiddels pleit voor «kwaliteitsborgers», (belangen)-organisaties en commerciële partijen, die volgens door de AFM op te leggen normen, vergunninghouders gaan beoordelen onder toezicht van de AFM». De leden van de CDA-fractie vroegen of de minister een dergelijke handelwijze van de AFM in overeenstemming acht met de toezichtstaak van de AFM, welke onder omstandigheden ook tot het opleggen van een dwangsom of een boete aanleiding kan geven. Bij de beantwoording van die vraag vroegen deze leden ook aandacht te schenken aan de vertrouwelijkheid, welke inherent is aan het werk van de AFM.
In 2002 is er voor gekozen om het financieel toezicht in Nederland te kantelen van een sectoraal naar een functioneel toezichtmodel met twee toezichthouders. Het prudentieel toezicht is opgedragen aan de Nederlandsche Bank (DNB) en de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) waardoor verband ontstaat met systeemtoezicht dat door DNB als centrale bank wordt uitgeoefend. Het gedragstoezicht is opgedragen aan de gedragstoezichthouder de AFM. Dit model is op basis van de criteria, doeltreffendheid, doelmatigheid en marktgerichtheid verkozen boven het sectorale model. De leden van de PvdA-fractie stemden om die redenen en vooral ook om redenen van betere bescherming van de consument, in met deze keuze. Er blijft echter het probleem van de praktische consequenties van de institutionele scheiding tussen prudentieel en gedragstoezicht met name bij onderwerpen die voor beide toezichttaken relevant zijn. Deze leden wilden daarom graag op de hoogte worden gesteld van de voorzieningen die de minister heeft getroffen om competentiestrijd of afschuiven te voorkomen.
In het wetsvoorstel worden verschillende begrippen gehanteerd die een zeer precieze omschrijving vergen omdat anders heel gemakkelijk verwarring kan ontstaan. Begrippen als financiële dienstverlening en toezichthouder dienen goed omschreven te zijn teneinde ieder misverstand te voorkomen. De leden van de PvdA-fractie zouden een betere omschrijving van alle in de wet gehanteerde begrippen en definities op prijs stellen opdat geen onduidelijkheid blijft bestaan.
De VVD-fractie vernam in dit kader nog graag een reactie van de minister op de volgende punten:
– dient – gelet op artikel 1 – bij het openen van een betaal- of spaarrekening informatie verstrekt te worden over deze faciliteiten?
– waarom worden in artikel 1 onder financiële producten ook de middelen verstaan, waarmee over een rekening kan worden beschikt? In het geval van telebanking is de computer bijvoorbeeld het middel, waarmee over de bankrekening wordt beschikt. Dit maakt de computer toch niet tot een betaalfaciliteit?
– het adviseren door een effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder valt niet onder de uitzondering van artikel 2. Hoe wordt die financiële dienst – conform de bedoeling van de minister – buiten de werkingssfeer van de Wfd gebracht?
– in artikel 40, lid 4 is onder letter e niet dezelfde formulering gebruikt als in de Richtlijn verkoop op afstand van financiële diensten. Uitsluitend kredieten, waarbij tevens een hypotheek wordt gevestigd, valt onder de uitzondering. Kan de Wfd in dezen wel een beperktere reikwijdte hebben dan genoemde Richtlijn?
In Europees verband staat de richtlijn consumentenkrediet op de rol. Deze richtlijn combineert een volledige harmonisering met een hoog niveau van consumentenbescherming. Van de reikwijdte van de richtlijn worden leningen van € 100 0000 of meer en leningen, die de consument binnen drie maanden moet terugbetalen, naar verwachting uitgezonderd. Voor kleine leningen en rood staan op de bank komt waarschijnlijk een lichter regime. Tevens bevat de richtlijn het recht van de consument om een kredietovereenkomst binnen veertien dagen na het sluiten daarvan op te zeggen. Graag vernamen de leden van de VVD-fractie van de minister hoe hij de aankomende richtlijn en de (vermoedelijke) inhoud daarvan plaatst in het kader van de Wfd.
• artikel 23 lid 5: «haar» is fout, moet zijn «zijn»
• artikel 31 lid 1: «dit» is fout, moet zijn «die» of «deze informatie» (zie in dit verband artikel 31 lid 3 sub a)
• artikel 34 lid 1 sub f: «bemiddelaar» is vermoedelijk fout, moet zijn «adviseur»
• artikel 76 lid 1: «zij» is fout, moet zijn «hij»
• artikel 84 lid 4: «haar» is fout, moet zijn «zijn»
• artikel 85 sub a: «haar» is fout, moet zijn «zijn»
• artikel 85 sub b: «haar» is fout, moet zijn «zijn»
Samenstelling: Schuyer (D66), Ketting (VVD), Terpstra (CDA), Van Driel (PvdA), Doek (CDA), Van Middelkoop (CU), Biermans (VVD) (plv.voorzitter), Essers (CDA) (voorzitter), Kox (SP), Leijnse (PvdA), Thissen (GL).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20042005-29507-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.