A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wettelijke
plicht in te stellen tot het evalueren van het vijfbanenstelsel voor de luchthaven
Schiphol, zoals dat is ingevoerd door de wet van 27 juni 2002 tot wijziging
van de Wet luchtvaart inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven
Schiphol (Stb. 374), het Luchthavenindelingbesluit Schiphol en het Luchthavenverkeerbesluit
Schiphol;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De wet van 27 juni 2002 tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake
de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol (Stb. 374) wordt als
volgt gewijzigd:
A
Artikel XI, vijfde lid, komt te luiden:
5. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ontwikkelen zo spoedig als redelijkerwijs
mogelijk een causaal model dat is gericht op interne veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.
Met de voor externe veiligheid relevante uitkomsten van het model wordt rekening
gehouden in het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol en het Luchthavenindelingbesluit
Schiphol.
B
Artikel XVI komt te luiden:
ARTIKEL XVI
1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat zendt uiterlijk drie jaar na
de inwerkingtreding van deze wet, in overeenstemming met Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, aan de Staten-Generaal
een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de
krachtens de artikelen 8.4 en 8.15 van de Wet luchtvaart vastgestelde besluiten.
2. In het verslag wordt in ieder geval aangegeven op welke wijze het groepsrisico
voor mensen op de grond kan worden bepaald en beheerst door middel van instrumenten
die zijn gericht op het gebruik van de luchthaven in combinatie met de ruimtelijke
ordening in de omgeving van de luchthaven. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat
en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
voeren daartoe een ex ante evaluatie ten aanzien van het groepsrisicobeleid
uit.
3. Het verslag gaat vergezeld van een milieueffectrapport. Op dit rapport
zijn de artikelen 7.20, eerste lid, en 7.26, eerste lid, van de Wet milieubeheer
van overeenkomstige toepassing. In afwijking van artikel 7.26, eerste lid,
van de Wet milieubeheer wordt de commissie tot uiterlijk vijf weken na ontvangst
van het milieueffectrapport in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen.
4. Het millieueffectrapport is gericht op een vergelijking van het beschermingsniveau
zoals dat wordt geboden door de krachtens de artikelen 8.4 en 8.15 van de
Wet luchtvaart vastgestelde besluiten, met het beschermingsniveau zoals dat
voor de inwerkingtreding van artikel VI ten aanzien van het vijfbanenstelsel
is beschreven in de PKB Schiphol en Omgeving. Artikel IX wordt hierbij in
acht genomen.
5. Voor zover uit het rapport blijkt dat niet aan de artikelen X tot en
met XIII is voldaan, bevordert Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, in
overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer, dat zulks alsnog geschiedt door wijziging van de in de artikelen
8.4 en 8.15 van de Wet luchtvaart bedoelde besluiten.
ARTIKEL II
A
Indien het luchthavenindelingbesluit naar aanleiding van de evaluatie,
bedoeld in artikel XVI van de wet van 27 juni 2002 tot wijziging van
de Wet luchtvaart inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol
(Stb. 374), wordt gewijzigd, komt artikel 8.7, vierde lid, van de Wet luchtvaart
op het moment van inwerkingtreding van het gewijzigde besluit te luiden:
4. Elk besluit, volgend op het naar aanleiding van de evaluatie, bedoeld
in artikel XVI van de wet van 27 juni 2002 tot wijziging van de Wet luchtvaart
inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol (Stb. 374),
gewijzigde luchthavenindelingbesluit, biedt een beschermingsniveau ten aanzien
van externe veiligheid en geluidbelasting, dat voor ieder van deze aspecten,
gemiddeld op jaarbasis vastgesteld, per saldo gelijkwaardig is aan of beter
is dan het niveau zoals dat werd geboden door het gewijzigde besluit.
B
Indien het luchthavenverkeerbesluit naar aanleiding van de evaluatie,
bedoeld in artikel XVI van de wet van 27 juni 2002 tot wijziging van
de Wet luchtvaart inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol
(Stb. 374), wordt gewijzigd, komt artikel 8.17, zevende lid, van de Wet luchtvaart op het moment van inwerkingtreding van het gewijzigde besluit
te luiden:
7. Elk besluit, volgend op het naar aanleiding van de evaluatie, bedoeld
in artikel XVI van de wet van 27 juni 2002 tot wijziging van de Wet luchtvaart
inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol (Stb. 374),
gewijzigde luchthavenverkeerbesluit, biedt een beschermingsniveau ten aanzien
van externe veiligheid, geluidbelasting en lokale luchtverontreiniging, dat
voor ieder van deze aspecten, gemiddeld op jaarbasis vastgesteld, per saldo
gelijkwaardig is aan of beter is dan het niveau zoals dat werd geboden door
het gewijzigde besluit.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,