29 311
Wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en enkele andere wetten naar aanleiding van onderdelen van de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en artikel 646 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Evaluatiewet Awgb)

C
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 8 juli 2005

Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van de vragen van de leden van de fracties van SGP en ChristenUnie, betreffende artikel I, onderdeel C, van het onderhavige wetsvoorstel.

Deze leden waren niet overtuigd van de noodzakelijkheid en/of wenselijkheid van de uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheid uit eigen beweging van de Commissie gelijke behandeling en vroegen de regering te motiveren waarom, naast klachten van individuele personen, niet zou kunnen worden volstaan met het handhaven van de bestaande mogelijkheid voor bij voorbeeld ondernemingsraden en belangenorganisaties tot het indienen van een klacht tegen een individueel bedrijf of een individuele instelling.

Het kabinet is van mening dat de uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheid wel degelijk iets toevoegt aan de bestrijding van ongelijke behandeling in onze samenleving. Zoals eerder is aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer is het onder de huidige wettelijke voorwaarden volgens de Commissie gelijke behandeling (Cgb) niet mogelijk een beperkt onderzoek te verrichten dat zich uitstrekt tot enkele bedrijven in een bepaalde sector. Na aanvaarding van dit wetsvoorstel zou een onderzoek uit eigen beweging van de Commissie gericht kunnen zijn op enkele bedrijven, zonder dat noodzakelijkerwijs de hele sector wordt onderzocht. In dat opzicht heeft de voorgestelde verruiming van de bevoegdheid van de Cgb een toegevoegde waarde ten opzichte van de mogelijkheid om individuele bedrijven te onderzoeken na een daartoe ingediend verzoek.

Genoemde leden verzochten de regering de inhoud van de door de Commissie gelijke behandeling opgestelde zorgvuldige procedure voor het onderzoek uit eigen beweging weer te geven en, zo mogelijk, de gewijzigde tekst van het Besluit werkwijze Commissie gelijke behandeling over te leggen.

Om u goed te informeren over de procedure die de Cgb hanteert bij de voorbereiding en uitvoering van een onderzoek uit eigen beweging is contact opgenomen met de Cgb. Op basis van de door de Commissie verstrekte informatie kan over de procedure die het betreft het volgende worden opgemerkt.

Op grond van artikel 32 van het Besluit Werkwijze Cgb dient de Cgb de procedureregels, zoals opgenomen in het Besluit Werkwijze Cgb voor een procedure die is ingeleid door een verzoek, op overeenkomstige wijze toe te passen op een onderzoek uit eigen beweging. Dit houdt in dat zodra een onderzoek is geopend, de desbetreffende partij van het onderzoek op de hoogte wordt gesteld (art. 9 Besluit Werkwijze Cgb) en daarbij wordt betrokken overeenkomstig de artikelen 10 en volgende. Aldus is de goede procesorde gewaarborgd.

In 2000 is binnen de Cgb het onderzoek uit eigen beweging als werkproces beschreven. Aan een onderzoek uit eigen beweging gaat een vooronderzoek vooraf, bijvoorbeeld in de vorm van een literatuur- of jurisprudentieonderzoek of het houden van interviews met deskundigen en belangenorganisaties. Het besluit tot een vooronderzoek wordt genomen door de Commissieledenvergadering. Daarbij baseert de Cgb zich volgens intern beleid op signalen uit de samenleving en/of verzoeken die zij heeft ontvangen. Bij signalen uit de samenleving kunt u denken aan klachten die verzameld zijn door antidiscriminatiebureaus of – bijvoorbeeld – vakverenigingen. Ook kunnen wetenschappelijke publicaties indicaties bevatten voor het maken van stelselmatig onderscheid. Na afronding van het vooronderzoek besluit de Commissieledenvergadering of een onderzoek uit eigen beweging zal worden ingeleid. Een onderzoek uit eigen beweging wordt slechts verricht als er sprake is van een bekend, breder gevoeld, maatschappelijk probleem. In deze gang van zaken ligt een waarborg besloten dat niet lichtvaardig wordt overgegaan tot een onderzoek uit eigen beweging.

Wellicht bestaat bij de aan het woord zijnde leden enige zorg over de situatie waarin een specifiek bedrijf wordt gevraagd mee te werken aan een vooronderzoek en dit bedrijf mogelijkerwijs voorwerp zal zijn van het daaropvolgende onderzoek uit eigen beweging. De vraag zou zijn of het bedrijf of een medewerker bijzondere bescherming behoeft. Artikel 19 Awgb voorziet hierin. De Cgb kan op grond van die bepaling alle inlichtingen en bescheiden vorderen die voor de vervulling van de taak redelijkerwijze nodig zijn. De grens ligt waar een beroepsgeheim in het geding is dan wel een persoon zichzelf of een verwante aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling ter zake van misdrijf zou blootstellen (artikel 19, tweede lid, Awgb).

De genoemde leden verzochten om, zo mogelijk, de gewijzigde tekst van het Besluit Werkwijze Cgb voor te leggen. Naar aanleiding van de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer is aangekondigd dat de waarborgen rond de procedure voor een onderzoek uit eigen beweging in het Besluit Werkwijze Cgb nader omschreven worden. Een wijzigingsvoorstel daartoe is nog niet gereed.

Ten slotte vroegen de genoemde leden of, indien de voorgestelde uitbreidingsmogelijkheid tot het doen van onderzoek uit eigen beweging zou worden gerealiseerd, feitelijk dan nog wel behoefte bestaat aan de mogelijkheid, vervat in artikel 12, eerste lid, van de Awgb, om de Commissie in de openbare dienst of binnen één of meer sectoren van het maatschappelijk leven een onderzoek uit eigen beweging te laten instellen om te onderzoeken of er een stelselmatig onderscheid wordt gemaakt. Gelet op de tekst van het voorgestelde onderdeel C van Artikel I van het wetsvoorstel gingen deze leden er van uit dat deze mogelijkheid komt te vervallen.

Het vereiste om een onderzoek uit eigen beweging sectorbreed uit te voeren vervalt door dit wetsvoorstel, maar daarmee is het recht om onderzoek uit eigen beweging te richten op een volledige sector van het maatschappelijk leven niet vervallen. De Commissie gelijke behandeling behoudt ook in de toekomst de mogelijkheid tot het doen van sectorbreed onderzoek. De wijziging beoogt een uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheid, geen vervanging van de ene onderzoeksbevoegdheid door een andere.

De vraag van de aan het woord zijnde leden of de wijziging in de wetstekst gevolgen heeft voor de feitelijke behoefte aan de mogelijkheid tot het doen van dergelijke sectorbrede onderzoeken is niet op voorhand te beantwoorden. De wetswijziging heeft niet tot doel die feitelijke behoefte te beïnvloeden.

Mede namens de Minister van Justitie, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Pechtold

Naar boven