29 298
Uitvoering van richtlijn nr. 2001/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (Wet rol werknemers bij de Europese vennootschap)

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 9 november 2004

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het stellen van de navolgende vragen en het maken van de navolgende opmerkingen.

Het verheugde de leden van de CDA-fractie, dat met het voorliggende wetsvoorstel de implementatie wordt bewerkstelligd van Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van de Europese Unie. De richtlijn is een noodzakelijke aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap (SE) met betrekking tot de rol van de werknemers. Na een decennia lange aanloop is er eindelijk een bevredigend resultaat in zicht.

De leden van de CDA-fractie ondersteunden ten aanzien van de implementatie het uitgangspunt van de regering om daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij de Wet op de Europese Ondernemingsraden (WEOR). Op een enkel punt achtten zij echter nog wel enige verduidelijking gewenst.

In de eerste plaats hechtten deze leden eraan, dat de regering buiten twijfel stelt, dat bij verkrijging van een SE door een buitenlandse vennootschap of een elders in de EG gevestigde SE de medezeggenschapssituatie op dat moment wordt gefixeerd.

In de tweede plaats vernemen de leden van de CDA-fractie gaarne de opvatting van de minister over het tijdstip waarop vennootschapsrechtelijke stukken, zoals de agenda en afschriften van documenten, die aan de algemene vergadering van aandeelhouders worden voorgelegd, moeten worden verstrekt aan de SE-OR.

Vervolgens vernemen deze leden graag hoe de gang van zaken moet zijn wanneer een al bestaande EOR-structuur terzijde wordt gesteld in het geval dat er in de betreffende groep een SE komt, waarin de rol van de werknemers op basis van de SE-Richtlijn is geregeld.

Tenslotte vroegen zij zich af of de in het wetsvoorstel aangegeven regeling ten aanzien van de verdeling onder de lidstaat-geledingen van rechten met betrekking tot de benoeming van leden van SE-organen wel in overeenstemming is met het proportionaliteitscriterium.

De leden van de fractie van de PvdA sloten zich bij bovenstaande vragen aan.

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid vroeg de regering de beantwoording van dit voorlopig verslag te doen plaatsvinden in samenhang met die van wetsvoorstel 29 309 (Uitvoering van de verordening (EG) Nr. 2157/2001 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap)) waaromtrent de vaste commissie voor Justitie het voorbereidend onderzoek zal houden op 16 november 2004.

De voorzitter van de commissie,

Van Driel

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA), (plv.voorzitter), Swenker (VVD), De Wolff (GL), Kalsbeek-Schimmelpenninck, Van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA) (voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), Van Dalen-Schiphorst (CDA), Schouw (D66), Leijnse (PvdA).

Naar boven