B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1
Vastgesteld 9 november 2004
Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot
het stellen van de navolgende vragen en het maken van de navolgende opmerkingen.
Het verheugde de leden van de CDA-fractie,
dat met het voorliggende wetsvoorstel de implementatie wordt bewerkstelligd
van Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van de Europese Unie. De richtlijn is
een noodzakelijke aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap
(SE) met betrekking tot de rol van de werknemers. Na een decennia lange aanloop
is er eindelijk een bevredigend resultaat in zicht.
De leden van de CDA-fractie ondersteunden ten aanzien van de implementatie
het uitgangspunt van de regering om daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten
bij de Wet op de Europese Ondernemingsraden (WEOR). Op een enkel punt achtten
zij echter nog wel enige verduidelijking gewenst.
In de eerste plaats hechtten deze leden eraan, dat de regering buiten
twijfel stelt, dat bij verkrijging van een SE door een buitenlandse vennootschap
of een elders in de EG gevestigde SE de medezeggenschapssituatie op dat moment
wordt gefixeerd.
In de tweede plaats vernemen de leden van de CDA-fractie gaarne de opvatting
van de minister over het tijdstip waarop vennootschapsrechtelijke stukken,
zoals de agenda en afschriften van documenten, die aan de algemene vergadering
van aandeelhouders worden voorgelegd, moeten worden verstrekt aan de SE-OR.
Vervolgens vernemen deze leden graag hoe de gang van zaken moet zijn wanneer
een al bestaande EOR-structuur terzijde wordt gesteld in het geval dat er
in de betreffende groep een SE komt, waarin de rol van de werknemers op basis
van de SE-Richtlijn is geregeld.
Tenslotte vroegen zij zich af of de in het wetsvoorstel aangegeven regeling
ten aanzien van de verdeling onder de lidstaat-geledingen van rechten met
betrekking tot de benoeming van leden van SE-organen wel in overeenstemming
is met het proportionaliteitscriterium.
De leden van de fractie van de PvdA sloten
zich bij bovenstaande vragen aan.
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid vroeg de regering
de beantwoording van dit voorlopig verslag te doen plaatsvinden in samenhang
met die van wetsvoorstel 29 309 (Uitvoering van de verordening (EG) Nr.
2157/2001 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 betreffende
het statuut van de Europese vennootschap (SE) (Uitvoeringswet verordening
Europese vennootschap)) waaromtrent de vaste commissie voor Justitie het voorbereidend
onderzoek zal houden op 16 november 2004.
De voorzitter van de commissie,
Van Driel
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen
XNoot
1Samenstelling: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA), (plv.voorzitter), Swenker (VVD), De Wolff (GL), Kalsbeek-Schimmelpenninck,
Van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA) (voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), Van Dalen-Schiphorst
(CDA), Schouw (D66), Leijnse (PvdA).