D
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIEN1
Vastgesteld: 21 juni 2005
De memorie van antwoord gaf de leden van de commissie nog aanleiding tot
het stellen van de volgende vragen en het maken van de volgende opmerkingen.
De leden van de CDA- en de PvdA-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van de memorie
van antwoord van 3 juni 2005. De beantwoording van de vragen in de memorie
van antwoord d.d. 3 juni 2005 was uitgebreid en zeer volledig. Technisch
van een hoog niveau. Toch bleven de leden van CDA en PvdA nog met een probleem
zitten.
Sinds het uitbrengen van het voorlopig verslag waren zes maanden verlopen.
I. Door het vervallen van de eis van één bewaarder/beleggingsfonds
is de bescherming van deelnemers in het fonds verminderd. In welke mate zijn
daardoor de risico's voor die deelnemers verhoogd en hoe zou via een evaluatie
kunnen worden bekeken of toch op die verandering moet worden teruggekomen?
Na lezing van het artikel van Mr. J.W.P.M. van der Velden in Ondernemingsrecht
2004–03 inzake dit wetsvoorstel hadden de leden nog enige aanvullende
vragen.
II. Deelt de regering de mening van Van der Velden dat daar waar het wetsvoorstel
zich richt tot beheerders en beleggingsmaatschappijen die geen aparte beheerder
hebben, beleggingsmaatschappijen die wel een aparte beheerder hebben niet
worden geadresseerd?
En dat als gevolg daarvan bijv. beleggingsmaatschappijen met een aparte
beheerder volgens het voorstel hun jaarstukken niet meer op verkorte termijn
hoeven te publiceren en dat voorts de AFM niet meer bevoegd zal zijn om in
het kader van artikel 30 een vergunning in te trekken van beleggingsmaatschappijen
met een aparte beheerder en de AFM eveneens niet meer bevoegd zal zijn om
in het kader van artikel 17a een verklarende vermelding op te laten nemen
door dergelijke beleggingsmaatschappijen (zie par. 3 van bedoeld artikel).
Gaarne een reactie van de regering.
III. Voorts verzochten deze leden de regering in te gaan op het gesignaleerde
gevolg van het hanteren van de term «activa «, waaronder de verplichtingen.
Volgens Van der Velden kan met name de redactie van artikel 9 in de praktijk
tot problemen leiden: het verplicht de bewaarder om zijn statutaire doelstelling
te beperken tot het bewaren van activa. Tenaamstelling op naam van de bewaarder
leidt tot doeloverschrijding. Op welke naam dienen de passiva van het fonds
dan te worden gesteld? Welke gevolgen heeft dat voor de aanspraken van fondscrediteuren?
(zie par. 5 van bedoeld artikel)
IV. De leden van de fracties vroegen ook een reactie op de kritiek op
de tekst van artikel 5 lid 2 sub b, dat de bepaling niets zegt over de vraag
wie «het fonds» verbintenisrechtelijk kan binden (zie par.6 van
bedoeld artikel).
V. Deze leden vroegen de regering een reactie op het door Van der Velde
gesignaleerde feit dat de gehanteerde definitie van beleggingsmaatschappij
onbedoeld met zich meebrengt dat deze definitie ook van toepassing is op de
bewaarder (zie par. 7 van bedoeld artikel).
De voorzitter van de commissie,
Essers
De wnd. griffier van de commissie,
Kim van Dooren