28 998
Wijziging van de Wet toezicht beleggingsinstellingen met het oog op de modernisering van de wet en implementatie van richtlijn nr 2001/107/EG en richtlijn 2001/108/EG van 21 januari 2002

A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

5 oktober 2004

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet toezicht beleggingsinstellingen te wijzigen met het oog op ontwikkelingen in de markt voor beleggingsinstellingen en het toezicht op beleggingsinstellingen en dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan de Richtlijnen nrs. 2001/107/EG en 2001/108/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 januari 2002 tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) met het oog op reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen respectievelijk betreffende beleggingen van icbe's (PbEG L41);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet toezicht beleggingsinstellingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt na «rechtspersoon» de zinsnede ingevoegd: als bedoeld onder a.

2. Onderdeel e komt te luiden:

e. beheerder: de rechtspersoon die het beheer voert over één of meer beleggingsinstellingen;

3. Onder verlettering van de onderdelen h tot en met j tot i tot en met k wordt een onderdeel ingevoegd luidende:

h. deposito's: tegoeden bij kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, die onmiddellijk kunnen worden opgevraagd en waarvan de rentetermijn ten hoogste twaalf maanden bedraagt;

4. Onderdeel j (nieuw) komt te luiden:

j. richtlijn: richtlijn nr. 85/611/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PbEG L 375) zoals deze is gewijzigd bij richtlijn nr. 2001/107/EG van de Raad van de Europese Unie van 21 januari 2002 (PbEG L41/20) en bij richtlijn nr. 2001/108/EG van de Raad van de Europese Unie van 21 januari 2002 (PbEG L41/35).

5. Onderdeel k (nieuw) komt te luiden:

k. lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

6. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k (nieuw) door een puntkomma, worden acht onderdelen toegevoegd, luidende:

l. groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat indien een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap:

1°. via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen; of

2°. in een of meer andere rechtspersonen of vennootschappen een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel, voor zover het natuurlijke personen betreft, een met een deelneming overeenkomende positie, die natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap tezamen met die andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen wordt aangemerkt als groep;

m. lidstaat van herkomst: de lidstaat waar de statutaire zetel van de beheerder, of van de beleggingsmaatschappij zonder beheerder, is gevestigd;

n. lidstaat van ontvangst: de lidstaat, die niet de lidstaat van herkomst is van een beleggingsinstelling of van een beheerder, en waar de rechten van deelneming in die beleggingsinstelling worden verhandeld;

o. bijkantoor: een of meer onderdelen zonder rechtspersoonlijkheid van een beheerder of een beleggingsmaatschappij die in een andere lidstaat is onderscheidenlijk zijn gevestigd dan die waar de beheerder is gevestigd;

p. effecteninstelling: een effecteninstelling als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder i, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995;

q. kredietinstelling: een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992;

r. verzekeraar: een verzekeraar met zetel in een andere lidstaat dan Nederland, die in het bezit is van een vergunning die overeenkomt met de in artikel 24, eerste lid van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 bedoelde vergunning;

s. reclame-uitingen: iedere vorm van informatieverstrekking door, namens of mede namens een beheerder, gericht op consumenten, die dient ter aanprijzing of een wervend karakter kent ter zake van gelden of andere goederen ter deelneming in een beleggingsinstelling dan wel ter zake van rechten van deelneming in een dergelijke beleggingsinstelling.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De bepalingen van deze wet en de daarop berustende bepalingen met betrekking tot de beheerder zijn van overeenkomstige toepassing op de beleggingsmaatschappij die geen aparte beheerder heeft, met uitzondering van de artikelen 6, tweede en vierde lid, 13b en 17b.

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

1. Het is verboden rechtstreeks of middellijk in of vanuit Nederland gelden of andere goederen ter deelneming in een beleggingsinstelling te vragen of te verkrijgen dan wel rechten van deelneming in een dergelijke beleggingsinstelling aan te bieden, indien die beleggingsinstelling niet wordt beheerd door een beheerder waaraan een vergunning is verleend.

2. Het is verboden rechtstreeks of middellijk in of vanuit Nederland gelden of andere goederen ter deelneming in een beleggingsmaatschappij als bedoeld in artikel 6 waaraan geen vergunning is verleend, te vragen of te verkrijgen dan wel rechten van deelneming in een dergelijke beleggingsmaatschappij aan te bieden.

3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing:

a. op het vragen, verkrijgen of aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling waarvan die rechten ingevolge artikel 17a, vierde lid, in Nederland mogen worden verhandeld;

b. op de aanbieding van eigen rechten van deelneming door natuurlijke personen anders dan in de uitoefening van hun beroep of bedrijf.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

1. Onze Minister verleent een beheerder, op verzoek en met inachtneming van artikel 6, een vergunning indien de aanvrager aantoont dat de beheerder een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is en de beheerder, de beleggingsinstelling waarover hij het beheer voert en, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, de bewaarder, voldoen aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen met betrekking tot:

a. deskundigheid en betrouwbaarheid;

b. financiële waarborgen;

c. bedrijfsvoering, waaronder maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering;

d. aan Onze Minister, aan de deelnemers in de beleggingsinstelling en aan het publiek te verstrekken informatie; en

e. waarborgen voor een adequaat toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels.

Tot de eisen, bedoeld in onderdeel c, behoren niet de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer1995.

2. Indien de beheerder een beleggingsfonds beheert, dient de aanvrager bovendien aan te tonen dat:

a. het vermogen van het beleggingsfonds ten behoeve van de deelnemers wordt verkregen door een van de beheerder onafhankelijke bewaarder;

b. de bewaarder slechts met medewerking van de beheerder over de vermogensbestanddelen van het beleggingsfonds kan beschikken.

3. Onze Minister kan op verzoek aan een aanvrager een vergunning verlenen indien de aanvrager aantoont dat redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan aan eisen gesteld bij of krachtens het eerste en tweede lid, en hij tevens aantoont dat de doeleinden die deze wet beoogt te bereiken anderszins voldoende zijn bereikt.

E

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

1. Indien de in artikel 5 bedoelde aanvrager een beleggingsmaatschappij of een beheerder is die rechten van deelneming in een beleggingsinstelling aanbiedt:

a. waarvan het statutaire of reglementaire doel uitsluitend is het beleggen in effecten of deposito's met toepassing van het beginsel van risicospreiding;

b. waarvan de rechten van deelneming zonder beperkingen in Nederland kunnen worden aangeboden en op verzoek van de deelnemer ten laste van het vermogen van de beleggingsinstelling rechtstreeks of middellijk worden ingekocht of terugbetaald; en

c. waarvan de zetel en het hoofdkantoor, of wanneer het een beleggingsfonds betreft, die van de beheerder, in Nederland is gelegen;

moet de aanvrager in aanvulling op artikel 5, eerste lid onder a tot en met e, aantonen dat de beheerder, de beleggingsinstelling en de bewaarder voldoen aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen aanvullende eisen.

2. Indien de beheerder bedoeld in het eerste lid:

a. een dochteronderneming is van een andere beheerder, van een effecteninstelling, van een kredietinstelling of van een verzekeraar waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend; of

b. een dochteronderneming is van de moederonderneming van een andere beheerder, van een effecteninstelling, van een kredietinstelling of een verzekeraar waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend; of

c. onder de zeggenschap staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen die de zeggenschap hebben over een andere beheerder, over een effecteninstelling, over een kredietinstelling of over een verzekeraar waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend, verleent Onze Minister geen vergunning alvorens het bevoegde gezag van de andere betrokken lidstaat of lidstaten te hebben geraadpleegd.

3. De werkzaamheden van de beheerder, bedoeld in het eerste lid, zijn beperkt tot het beheer van beleggingsinstellingen.

4. In afwijking van het derde lid is het een beheerder toegestaan om als vermogensbeheerder als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 diensten aan te bieden of te verrichten indien de beheerder aantoont dat voldaan wordt aan de op grond van artikel 7, vierde lid en artikel 11, eerste tot en met derde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels. Het is een beheerder die een vergunning heeft tevens toegestaan om diensten te verrichten als bedoeld onder 1 en 6 van deel C van de bijlage bij richtlijn 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2000 (PbEG L 290).

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van het aanbieden of verrichten van diensten als bedoeld in het vierde lid.

6. De activa van de beleggingsinstelling worden bewaard door een van haar onafhankelijke bewaarder. Volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels kan van dit vereiste worden afgeweken.

7. De bewaarder van de beleggingsinstelling heeft zijn zetel in een lidstaat en heeft een vestiging in Nederland.

8. Artikel 5, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «beleggingsinstelling die» vervangen door: beheerder die het beheer voert over een beleggingsinstelling die.

2. In onderdeel a wordt «Lid-Staten» vervangen door: lidstaten

3. In onderdeel b wordt «Lid-Staten» vervangen door: lidstaten.

4. In onderdeel c wordt «bij en krachtens» vervangen door: bij of krachtens.

5. In onderdeel d vervalt «haar activa».

G

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

1. Als bewaarder mag slechts optreden een rechtspersoon met als enig statutaire doel het bewaren van activa en het administreren van beleggingsobjecten.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bewaarder, bedoeld in het eerste lid, slechts mag bewaren ten behoeve van één beleggingsinstelling.

H

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

Indien Onze Minister van oordeel is dat van de in Nederland gevoerde of te voeren naam van de beheerder of de beleggingsinstelling gevaar voor verwarring of misleiding is te duchten, kan Onze Minister verlangen dat de beheerder of de beleggingsinstelling

a. de naam wijzigt, dan wel

b. een verklarende vermelding aan de naam toevoegt.

I

Het opschrift van hoofdstuk II, paragraaf 3, komt te luiden: § 3. Voorschriften voor beheerders, beleggingsinstellingen en bewaarders.

J

In artikel 11, eerste lid, wordt de zinsnede «de beleggingsinstelling waaraan op grond van artikel 6 een vergunning is verleend» vervangen door: een beleggingsmaatschappij of een beheerder als bedoeld in artikel 6 waaraan op grond van artikel 5 een vergunning is verleend.

K

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De beheerder waaraan een vergunning is verleend, de beleggingsinstelling waarover hij het beheer voert en de bewaarder, indien aan de instelling verbonden, houden zich aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels met betrekking tot:

a. deskundigheid en betrouwbaarheid;

b. financiële waarborgen;

c. bedrijfsvoering, waaronder maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering;

d. aan Onze Minister, aan de deelnemers in de beleggingsinstelling en aan het publiek te verstrekken informatie; en

e. waarborgen voor een adequaat toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels.

Tot de eisen, bedoeld in onderdeel c, behoren niet de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Degenen, die onmiddellijk bevoegd zijn bestuurders van de beheerder, de beleggingsinstelling of van de bewaarder te benoemen of te ontslaan, houden zich aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels ten aanzien van betrouwbaarheid. Onder bestuurder wordt begrepen ieder die de beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder krachtens statuten of reglementen vertegenwoordigt dan wel binnen de beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder het beleid bepaalt.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. De beheerder, de beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 6, en de bewaarder houden zich bovendien aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen aanvullende eisen met betrekking tot deskundigheid en betrouwbaarheid, bedrijfsvoering, financiële waarborgen, het beleggen en informatieverstrekking.

4. In het vierde lid wordt de zinsnede «Onze Minister kan op verzoek van de beleggingsinstelling bepalen, dat zij of de bewaarder, indien aan de instelling verbonden» vervangen door: Onze Minister kan op verzoek van de beheerder bepalen dat de beheerder, de beleggingsinstelling of de bewaarder.

5. In het vijfde lid wordt «beleggingsinstelling» vervangen door: de beheerder, of de beleggingsinstelling.

6. In het zesde lid wordt «de beleggingsinstelling» steeds vervangen door: de beheerder of de beleggingsinstelling.

7. Er worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

9. Artikel 5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een beheerder waaraan een vergunning is verleend en op een bewaarder.

10. Artikel 16 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 is van overeenkomstige toepassing op het houden, verwerven of vergroten van een gekwalificeerde deelneming, dan wel het uitoefenen van enige zeggenschap verbonden aan een gekwalificeerde deelneming, in een beheerder als bedoeld in artikel 6 waaraan een vergunning is verleend.

L

Na artikel 12 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12a

Aan een vergunning kunnen ten aanzien van de reikwijdte en de tijdsduur beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden met het oog op een adequate functionering van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten.

M

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

1. De beheerder waaraan een vergunning is verleend en die het beheer voert over een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 6 die voor de eerste maal, direct of indirect, zijn werkzaamheden op het grondgebied van een andere lidstaat wil uitoefenen, stelt Onze Minister hiervan schriftelijk in kennis. De beheerder doet de kennisgeving vergezeld gaan van een opgave van de voorgenomen activiteiten en diensten van de beheerder.

2. Binnen een maand na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving doet Onze Minister mededeling daarvan aan het bevoegde gezag van de lidstaat van ontvangst.

3. Indien de voorgenomen activiteiten en diensten van de beheerder wijzigen, stelt de beheerder Onze Minister en het bevoegde gezag van de lidstaat van ontvangst schriftelijk van deze wijzigingen in kennis voordat de wijzigingen worden doorgevoerd.

N

Na artikel 13 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

Onze Minister verstrekt, op verzoek, aan de beheerder waaraan een vergunning is verleend en die het beheer voert over een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 6 en die voornemens is rechten van deelneming in die beleggingsinstelling in een andere lidstaat te verhandelen een verklaring dat de beheerder en de door hem beheerde beleggingsinstelling aan de voorwaarden van de richtlijn voldoen.

Artikel 13b

1. De beheerder waaraan een vergunning is verleend en die het beheer voert over een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 6, stelt Onze Minister vooraf in kennis van zijn voornemen de rechten van deelneming in die beleggingsinstelling door het vestigen van een bijkantoor in een andere lidstaat aan te bieden. De kennisgeving gaat vergezeld van:

a. een opgave van de voorgenomen activiteiten en diensten van de beheerder en de organisatiestructuur van het bijkantoor;

b. het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd;

c. de identiteit van de bestuurders van het bijkantoor.

2. Indien Onze Minister, gelet op het voornemen van de beheerder, geen redenen heeft om te twijfelen aan de bedrijfsvoering en de financiële waarborgen van de beheerder, doet Onze Minister binnen drie maanden na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving, mededeling van de voornemens van de beheerder aan het bevoegde gezag van de lidstaat van ontvangst.

3. Onze Minister stelt de beheerder in kennis van de mededeling bedoeld in het tweede lid.

4. Indien Onze Minister op grond van het tweede lid weigert de in het eerste lid bedoelde voornemens van de beheerder mede te delen aan het bevoegde gezag van de lidstaat van ontvangst, doet Onze Minister hiervan binnen twee maanden na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving mededeling aan de beheerder.

5. Indien de in het eerste lid bedoelde voornemens of de gegevens, bedoeld in het eerste lid onder a tot en met c, wijzigen, stelt de beheerder Onze Minister schriftelijk van de wijziging in kennis, ten minste één maand voordat de wijziging van toepassing wordt. Het tweede tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

O

Het opschrift van hoofdstuk II, paragraaf 4, komt te luiden: § 4. Vrijstelling en ontheffing.

P

Na artikel 14 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14a

1. Onze Minister kan, op verzoek, ontheffing verlenen van het in artikel 4 vervatte verbod.

2. Aan een ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten.

Q

Het opschrift van hoofdstuk II, paragraaf 5 komt te luiden: § 5. De intrekking van de vergunning en van de ontheffing.

R

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

1. Onze Minister kan een vergunning of een ontheffing slechts intrekken:

a. op verzoek van de houder;

b. indien de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de vergunning of ontheffing zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op het verzoek een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van het verzoek de juiste gegevens of bescheiden volledig bekend waren geweest;

c. indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan, zo zij zich voor het tijdstip waarop de vergunning of ontheffing werd verleend, hadden voorgedaan, of bekend waren geweest, de vergunning of ontheffing zou zijn geweigerd;

d. Indien de houder van de vergunning of de ontheffing:

1°. binnen een termijn van twaalf maanden na de verlening daarvan geen gebruik heeft gemaakt;

2°. uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven daarvan geen of niet langer gebruik te zullen maken;

3°. het verrichten van werkzaamheden waarop zij betrekking heeft gedurende een termijn van meer dan zes maanden heeft gestaakt; of

4°. kennelijk opgehouden heeft beheerder te zijn;

e. indien de beheerder, de beleggingsinstelling of de bewaarder niet voldoet aan het bij of krachtens deze wet gestelde; of

f. indien de beheerder, de beleggingsinstelling of de bewaarder niet of niet genoegzaam uitvoering heeft gegeven aan een aanwijzing of een aanzegging als bedoeld in artikel 21.

2. Gedurende de ontbinding, bedoeld in artikel 16, tweede lid, en de vereffening, bedoeld in artikel 16, derde lid, wordt de beheerder voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met een beheerder die beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 5.

S

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

1. Onze Minister deelt de intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing gelijktijdig mee aan:

a. de beheerder;

b. de bewaarder van iedere beleggingsinstelling waarover de beheerder het beheer voert; en

c. het bevoegde gezag in de overige lidstaten, indien de beheerder het beheer voert over een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 6.

2. Een beleggingsmaatschappij die beheerd wordt door een beheerder waarvan de vergunning is ingetrokken wordt op verzoek van Onze Minister door de rechtbank ontbonden.

3. Het vermogen van een beleggingsfonds dat beheerd wordt door een beheerder waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 5 is ingetrokken, wordt op verzoek van Onze Minister door een of meer door de rechtbank aan te wijzen vereffenaars vereffend.

4. Een beleggingsmaatschappij of het vermogen van een beleggingsfonds wordt tevens op verzoek van Onze Minister door de rechtbank ontbonden respectievelijk door een of meer door de rechtbank aan te wijzen vereffenaars binnen een door de rechtbank te bepalen termijn vereffend, indien:

a. de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt over de beleggingsinstelling zodanig onjuist zijn of onvolledig blijken, of wanneer omstandigheden zich voordoen of feiten bekend worden, op grond waarvan, zo zij zich voor het tijdstip waarop de vergunning werd verleend, hadden voorgedaan, of bekend waren geweest, de beleggingsinstelling niet zou zijn toegestaan haar activiteiten te verrichten;

b. de beleggingsinstelling dan wel de beheerder:

1°. binnen een termijn van twaalf maanden na de oprichting geen activiteiten heeft verricht;

2°. uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat de beleggingsinstelling geen activiteiten zal verrichten;

3°. haar activiteiten gedurende een termijn van meer dan zes maanden heeft gestaakt, of

4°. kennelijk heeft opgehouden beleggingsinstelling te zijn;

5°. niet voldoet aan het bij of krachtens deze wet gestelde; of

6°. niet of niet genoegzaam uitvoering heeft gegeven aan een aanwijzing of een aanzegging als bedoeld in artikel 21.

5. De ontbinding, bedoeld in het tweede en vierde lid, en de vereffening, bedoeld in het derde of vierde lid, vindt niet eerder plaats dan nadat het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning onherroepelijk is geworden.

T

Na artikel 16 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 16a

1. Het vermogen van een beleggingsfonds dient uitsluitend tot voldoening van de vorderingen die voortvloeien uit:

a. schulden die verband houden met het beheer en het bewaren van het fonds; en

b. rechten van deelneming.

2. Indien het vermogen van het beleggingsfonds bij vereffening ontoereikend is voor voldoening van de vorderingen, dient het vermogen van het beleggingsfonds ter voldoening van de vorderingen in de volgorde zoals aangegeven in het eerste lid.

3. Op het vermogen van een beleggingsfonds zijn geen andere vorderingen verhaalbaar dan bedoeld in het eerste lid, tenzij vaststaat dat de in het eerste lid, onder a of b, bedoelde vorderingen zullen kunnen worden voldaan en dat in de toekomst dergelijke vorderingen niet meer zullen ontstaan.

4. Indien de in het eerste lid bedoelde vorderingen niet volledig uit het vermogen van het beleggingsfonds kunnen worden voldaan, dient het vermogen van de bewaarder eerst ter voldoening van de vorderingen in de volgorde als bedoeld in het eerste lid en vervolgens van de overige vorderingen, behoudens de door de wet erkende andere redenen van voorrang.

U

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

1. Onze Minister doet aan de beheerder die zijn zetel in een andere lidstaat heeft en die voor de eerste maal, direct of indirect, zijn werkzaamheden in Nederland wil uitoefenen, zodra Onze Minister hiervan in kennis is gesteld door het bevoegde gezag van de lidstaat van herkomst en de opgave van de voorgenomen activiteiten en diensten van de beheerder heeft ontvangen, mededeling van de voorwaarden waaraan de beheerder met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de belegger op die markten moet voldoen.

2. Indien Onze Minister door het bevoegde gezag van de lidstaat van herkomst in kennis wordt gesteld van wijziging van het in het eerste lid bedoelde voorgenomen activiteiten en diensten deelt hij, indien van toepassing, wijzigingen of aanvullingen van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden mede aan de beheerder.

V

Na artikel 17 worden twee artikelen ingevoegd luidende:

Artikel 17a

1. Een beheerder die zijn zetel in een andere lidstaat heeft en overigens voldoet aan artikel 6, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, doet aan Onze Minister en het bevoegde gezag van de lidstaat van herkomst mededeling van zijn voornemen zijn rechten van deelneming in Nederland aan te bieden.

2. Bij de mededeling legt de beheerder over:

a. een verklaring van het bevoegde gezag van de lidstaat waar zijn zetel is gevestigd dat de beheerder voldoet aan de voorwaarden van de richtlijn;

b. zijn statuten of reglementen;

c. zijn prospectus;

d. zijn vereenvoudigde prospectus;

e. gegevens over de beoogde wijze van informatieverschaffing, van verhandeling van, uitkeringen op alsmede inkoop van of terugbetaling op rechten van deelneming in Nederland;

f. in voorkomend geval zijn laatste jaarrekening en halfjaarcijfers.

3. De beheerder, bedoeld in het eerste lid, stelt in de Nederlandse of een andere door Onze Minister goedgekeurde taal de gegevens en bescheiden beschikbaar, die hij openbaar dient te maken overeenkomstig de regels, gesteld door de lidstaat van herkomst.

4. Twee maanden na de mededeling bedoeld in het eerste lid, kan de beheerder overgaan tot verhandeling van zijn rechten van deelneming, tenzij Onze Minister voordien heeft bekendgemaakt:

a. dat de voornemens, bedoeld in onderdeel d van het tweede lid, niet in overeenstemming zijn met toepasselijke Nederlandse wettelijke bepalingen; of

b. dat de beoogde wijze van verhandeling in strijd is met wettelijke voorschriften die betrekking hebben op het niet door de richtlijn bestreken gebied.

5. Artikel 10, onder b, is van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid bedoelde beheerder.

6. De beheerder, bedoeld in het eerste lid, dient, met inachtneming van toepasselijke Nederlandse wettelijke bepalingen, zorg te dragen voor de uitkeringen op, de inkoop van of terugbetaling op de rechten van deelneming in Nederland alsmede voor de verschaffing van de informatie die de beheerder in Nederland moet verstrekken.

7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van reclame-uitingen.

8. Onze Minister kan een beleggingsmaatschappij die niet wordt beheerd door een beheerder en die in strijd handelt met een voorschrift als bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, verbieden in Nederland zijn rechten van deelneming aan te bieden of regels stellen aan het aanbieden van deze rechten.

9. Van een besluit op grond van het achtste lid doet Onze Minister onverwijld mededeling aan het bevoegde gezag in de lidstaat van herkomst alsmede aan het bevoegde gezag in de overige lidstaten waar, zover hem bekend is, de rechten van deelneming worden verhandeld.

Artikel 17b

1. Onze Minister deelt de beheerder die voornemens is de rechten van deelneming in een beleggingsinstelling door het vestigen van een bijkantoor in Nederland aan te bieden, binnen twee maanden nadat Onze Minister door het bevoegde gezag van de lidstaat van herkomst in kennis is gesteld van de vestiging van het bijkantoor en de voorgenomen activiteiten en diensten van de beheerder en de organisatiestructuur van het bijkantoor, het adres waar documenten kunnen worden opgevraagd en de namen van de bestuurders van het bijkantoor zijn ontvangen, de voorwaarden mee waaronder de werkzaamheden met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten kunnen worden uitgeoefend.

2. De beheerder, bedoeld in het eerste lid, kan het bijkantoor in Nederland vestigen zodra hij daartoe een mededeling van Onze Minister heeft ontvangen of indien de in het eerste lid bedoelde termijn is verstreken, tenzij Onze Minister voordien heeft bekend gemaakt:

a. dat het voornemen als bedoeld in het eerste lid niet in overeenstemming is met de toepasselijke Nederlandse wettelijke bepalingen; of

b. dat de beoogde wijze van verhandeling in strijd is met wettelijke voorschriften die betrekking hebben op het niet door de richtlijn bestreken gebied.

Va

In het opschrift van Hoofdstuk III wordt «Lid-Staten» vervangen door: lidstaten.

W

Na hoofdstuk III wordt een hoofdstuk IIIa ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IIIa

Beleggingsinstellingen met zetel buiten Nederland die niet onder de werking van de richtlijn vallen.

Artikel 17c

1. Artikel 4, eerste lid, is onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels niet van toepassing op het rechtstreeks of middellijk in of vanuit Nederland vragen of verkrijgen van gelden of goederen ter deelneming dan wel het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, niet zijnde een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 6, met zetel in een, onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, door Onze Minister aan te wijzen staat waar toezicht op beleggingsinstellingen wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen en waar de desbetreffende beleggingsinstelling ook daadwerkelijk onder toezicht staat. Een besluit tot aanwijzing van een staat, alsmede de intrekking daarvan, wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

2. De beleggingsinstelling doet aan Onze Minister mededeling van haar voornemen rechten van deelneming in Nederland aan te bieden en legt daarbij een verklaring van ondertoezichtstelling van de staat, bedoeld in het eerste lid, over. De beleggingsinstelling houdt zich aan de bepalingen, gesteld bij of krachtens artikel 5, eerste lid, onder d, en artikel 12, eerste lid, onder d. Twee maanden na de mededeling kan de beleggingsinstelling overgaan tot de verhandeling van haar rechten van deelneming tenzij Onze Minister voordien bekend heeft gemaakt dat de voornemens of de beoogde wijze van verhandeling in strijd zijn met toepasselijke Nederlandse wettelijke bepalingen.

3. Indien een beleggingsinstelling in strijd handelt met een bij of krachtens deze wet gesteld voorschrift, kan Onze Minister deze beleggingsinstelling verbieden in Nederland rechten van deelneming aan te bieden of voorschriften geven met betrekking tot het aanbieden van deze rechten.

4. Van een besluit als bedoeld in het derde lid doet Onze Minister onverwijld mededeling aan het bevoegde gezag in de staat waar de zetel van de beleggingsinstelling is gevestigd.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van reclame-uitingen van de beleggingsinstelling.

X

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

1. Onze Minister houdt een register, waarin worden ingeschreven:

a. beheerders waaraan een vergunning is verleend, met inbegrip van de aan de vergunning gestelde beperkingen of verbonden voorschriften;

b. beleggingsinstellingen, beheerd door beheerders waaraan een vergunning is verleend. Deze beleggingsinstellingen worden in het register opgenomen bij de beheerder die over hen het beheer voert;

c. beheerders die op grond van artikel 17a tot de verhandeling van rechten van deelneming mogen overgaan;

d. bijkantoren die op grond van artikel 17b tot de verhandeling van rechten van deelneming mogen overgaan;

e. beleggingsinstellingen die op grond van artikel 17c tot de verhandeling van rechten van deelneming in Nederland mogen overgaan;

f. beheerders en beleggingsinstellingen waaraan een ontheffing op grond van artikel 14a is verleend, met inbegrip van de aan de ontheffing gestelde beperkingen of verbonden voorschriften;

g. beleggingsinstellingen die zich hebben gemeld als beleggingsmaatschappijen met veranderlijk kapitaal.

2. De inschrijving wordt doorgehaald van:

a. beheerders waarvan de vergunning is ingetrokken of verlopen;

b. beheerders en beleggingsinstellingen waarvan de ontheffing is ingetrokken of verlopen;

c. beleggingsinstellingen die kennelijk zijn opgehouden te bestaan;

d. beheerders als bedoeld in artikel 17a, die niet langer in Nederland rechten van deelneming aanbieden of waaraan het ingevolge artikel 17a, achtste lid, is verboden in Nederland rechten van deelneming aan te bieden;

e. bijkantoren als bedoeld in artikel 17b, die niet langer rechten van deelneming aanbieden;

f. beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 17c, eerste lid, die niet langer rechten van deelneming in Nederland aanbieden of mogen aanbieden of waaraan het ingevolge artikel 17c, derde lid, is verboden in Nederland rechten van deelneming aan te bieden.

3. Van de inschrijving dan wel de doorhaling van een inschrijving van een beheerder of beleggingsinstelling in het register wordt binnen twee weken na de dag, waarop zij heeft plaatsgehad, mededeling gedaan in de Staatscourant.

4. Onze Minister kan bepalen dat de in het derde lid bedoelde mededeling van een doorhaling tot een ander door hem te bepalen tijdstip wordt aangehouden indien openbaarmaking ernstige schade aan de belangen van de deelnemers zou kunnen toebrengen.

5. Onze Minister houdt een afschrift van het register voor een ieder kosteloos ter inzage.

Y

In artikel 19, eerste lid, worden de onderdelen b tot en met f geletterd d tot en met h, en worden twee nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:

b. een aanvrager van een ontheffing als bedoeld in artikel 14a;

c. een beheerder

Z

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «artikel 17» steeds vervangen door: «artikel 17a of 17c» en wordt «als bedoeld» vervangen door «bedoeld».

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De artikelen 19 en 21 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 17a of 17c, voor zover het betreft het toezicht op de naleving van het bij of krachtens artikel 17a of 17c bepaalde.

AA

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

1. Indien Onze Minister vaststelt dat een beheerder, een beleggingsinstelling of een beheerder als bedoeld in artikel 17a in strijd handelt met deze wet, deelt hij dat mee aan de beheerder, de beleggingsinstelling en, indien van toepassing, het bevoegde gezag van de lidstaat van herkomst van de beheerder bedoeld in artikel 17a.

2. Zo nodig doet Onze Minister de mededeling, bedoeld in het eerste lid, vergezeld gaan van dan wel volgen door een aanwijzing om ten aanzien van met name aan te geven punten een bepaalde gedragslijn te volgen.

3. De beheerder en de beleggingsinstelling volgen de in het tweede lid bedoelde aanwijzing op binnen een door Onze Minister te bepalen termijn.

4. Indien Onze Minister niet binnen de in het derde lid bepaalde termijn een bevredigend antwoord van de beheerder of de beleggingsinstelling heeft ontvangen, of indien naar zijn oordeel niet of onvoldoende aan zij aanwijzing gevolg is gegeven, kan Onze Minister, indien hij dit met het oog op een adequate functionering van de financiële markten of de positie van de beleggers op die markten noodzakelijk acht:

a. de beheerder of de beleggingsinstelling schriftelijk aanzeggen dat vanaf een bepaald tijdstip alle of bepaalde organen van de beheerder of de beleggingsinstelling hun bevoegdheden slechts mogen uitoefenen na goedkeuring door een of meer door Onze Minister aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen, welke aanzegging terstond van kracht wordt;

b. de beheerder of de beleggingsinstelling schriftelijk aanzeggen, dat Onze Minister zal overgaan tot openbaarmaking van de aanwijzing, bedoeld in het tweede lid, bij welke publicatie, wanneer de beheerder of de beleggingsinstelling dit verlangt, tevens de correspondentie openbaar wordt gemaakt, die naar aanleiding van de aanwijzing tussen Onze Minister en de beheerder of de beleggingsinstelling is gevoerd;

c. de beheerder of de beleggingsinstelling schriftelijk aanzeggen, dat Onze Minister zal overgaan tot openbaarmaking van de uitvoering van onderdeel a.

Onze Minister treft de maatregelen, bedoeld onder a tot en met c, niet voordat het bevoegde gezag van de lidstaat van herkomst, indien van toepassing, hiervan in kennis is gesteld.

5. Indien Onze Minister van oordeel is dat ten aanzien van de beheerder of de beleggingsinstelling onverwijld maatregelen noodzakelijk zijn, kan hij zonder toepassing van de eerste twee leden onmiddellijk uitvoering geven aan onderdeel a van het vierde lid, nadat hij de beheerder of de beleggingsinstelling in de gelegenheid heeft gesteld hun zienswijze over de onmiddellijke uitvoering te geven.

6. Met betrekking tot een aanzegging als bedoeld in het vierde lid, onder a, is het volgende van toepassing:

a. de organen van de beheerder of de beleggingsinstelling verlenen de door Onze Minister aangewezen personen alle medewerking;

b. Onze Minister kan de organen toestaan bepaalde handelingen zonder toestemming te verrichten;

c. Onze Minister kan de aangewezen personen te allen tijde door anderen vervangen;

d. voor schade ten gevolge van handelingen welke zijn verricht in strijd met een aanzegging als bedoeld in het vierde lid, onder a, zijn degenen, die deze handelingen als orgaan van de beheerder of de beleggingsinstelling hebben verricht persoonlijk aansprakelijk tegenover de beheerder of de beleggingsinstelling, en kunnen de beheerder of de beleggingsinstelling de ongeldigheid van deze handelingen inroepen, indien de wederpartij wist, dat de vereiste goedkeuring ontbrak of daarvan niet onkundig kon zijn;

e. de aanzegging blijft van kracht totdat de in het eerste lid bedoelde omstandigheden niet langer aanwezig zijn, doch voor ten hoogste één jaar.

7. Onze Minister stelt het bevoegde gezag van de lidstaat van herkomst van de beheerder en de Europese Commissie zo spoedig mogelijk in kennis van de genomen maatregelen, bedoeld in het vierde en zesde lid.

8. Het besluit tot publicatie van een aanwijzing als bedoeld in het vierde lid, onder b, wordt eerst van kracht, wanneer het onherroepelijk is geworden. Indien de beheerder of de beleggingsinstelling na de publicatie alsnog voldoet aan de aanwijzing dan wel indien Onze Minister de aanwijzing intrekt, zal Onze Minister hiervan op dezelfde wijze als bij de voorafgaande publicatie kennis geven.

9. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een bewaarder.

BB

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

Indien het bevoegde gezag van de lidstaat van ontvangst van een beheerder als bedoeld in artikel 6 Onze Minister ervan in kennis stelt dat de aldaar gestelde wettelijke voorschriften niet worden nageleefd, en dat de beheerder, na daarop te zijn gewezen, hieraan geen einde maakt, treft Onze Minister de noodzakelijke maatregelen om de niet-naleving te beëindigen. Van deze maatregelen wordt het bevoegde gezag van de lidstaat van ontvangst in kennis gesteld.

CC

Artikel 22a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «van een beleggingsinstelling respectievelijk van de bewaarder» vervangen door: van een beheerder, beleggingsinstelling of de bewaarder.

2. In het vierde lid wordt de zinsnede «De beleggingsinstelling of de bewaarder» vervangen door: De beheerder, de beleggingsinstelling of de bewaarder.

DD

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23

Indien een beheerder de inkoop van rechten van deelneming in een door hem beheerde beleggingsinstelling opschort, stelt hij Onze Minister en, indien het een beheerder betreft als bedoeld in artikel 6, eerste lid, tevens het bevoegde gezag van elke lidstaat waar de rechten van deelneming van de beleggingsinstelling worden verhandeld, onverwijld daarvan op de hoogte.

EE

De tweede volzin van artikel 26 komt te luiden: Zonder schriftelijke toestemming van de beheerder die het aangaat, worden gegevens met betrekking tot de beheerder en de door hem beheerde beleggingsinstellingen niet openbaar gemaakt.

FF

In artikel 26a, eerste lid, wordt «beleggingsinstelling» vervangen door: beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder.

GG

Na artikel 27d wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27e

Onze Minister werkt, voor zover noodzakelijk ten behoeve van de uitoefening van het toezicht op beheerders die in meerdere lidstaten bijkantoren hebben gevestigd of hun diensten aanbieden, samen met het bevoegde gezag van de betrokken lidstaten.

HH

In artikel 28 wordt «beleggingsinstellingen» vervangen door: beheerders.

II

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «de artikelen 7, onder c, 14, 28, voor zover het daarbij de door Onze Minister te stellen regels betreft, 30, 32, 33b, derde lid, 33c, derde lid, en 33 m, tweede lid,» vervangen door: de artikelen 7, onder c, 14, 17c, eerste lid, 28, voor zover het daarbij de door Onze Minister te stellen regels betreft, 30, 32, 33b, derde lid, 33c, derde lid, en 33m, tweede lid.

2. In artikel 29, zesde lid, wordt voor «beleggingsinstellingen» ingevoegd: beheerders,.

JJ

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden als volgt:

a. de beheerder zijn zetel heeft in een staat, niet zijnde een lidstaat, waar Nederlandse financiële instellingen niet worden toegelaten of aan onredelijke beperkingen worden onderworpen; of.

2. In onderdeel b wordt «beleggingsinstelling» vervangen door: beheerder.

KK

Artikel 31 komt te luiden:

Artikel 31

Onze Minister kan ten aanzien van een beheerder die een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen a of b beheert en die niet in een lidstaat is gevestigd dan wel in een lidstaat is gevestigd die nog geen uitvoering aan de richtlijn heeft gegeven, het bepaalde bij of krachtens artikel 6, derde tot en met zevende lid, alsmede artikel 12, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaren.

LL

In artikel 32 wordt de zinsnede «een organisatie van beleggingsinstellingen of bewaarders,» vervangen door: een organisatie van beleggingsinstellingen, bewaarders of beheerders,.

MM

Artikel 33b, eerste lid, komt als volgt te luiden:

1. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 4, eerste en tweede lid, 5, eerste lid, 6, derde, vijfde en zesde lid, eerste volzin, 8, 10, 11, eerste lid, 12, eerste tot en met derde en zevende lid, 12a, 14, tweede lid, 14a, tweede lid, 16, derde tot en met vijfde lid, 17a, eerste tot en met vierde en zesde tot en met achtste lid, 17b, tweede lid, 17c, tweede en derde lid, 19, tweede en derde lid, voor zo ver het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht en het voorschrift inzage te verlenen in zakelijke gegevens en bescheiden, 20, eerste en tweede lid, 21, derde en zesde lid, onder a, 22, 22a, tweede tot en met vierde lid, 27c, tweede en derde lid.

NN

Artikel 33c, eerste lid, komt als volgt te luiden:

1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 4, eerste en tweede lid, 5, eerste lid 6, derde, vijfde en zesde lid, eerste volzin, 8, 10, 11, eerste lid, 12, eerste tot en met derde en vijfde tot en met zevende id, 12a, 13, eerste en derde lid, 13b, eerste en vijfde lid, 14, tweede lid, 4a, tweede lid, 16, derde tot en met vijfde lid, 17a, eerste tot en met vierde en zesde tot en met achtste lid, 17b, tweede lid, 17c, tweede en derde lid, 19, tweede en derde lid, voor zo ver het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht en het voorschrift inzage te verlenen in zakelijke gegevens en bescheiden, 20, eerste en tweede lid, 21, derde en zesde lid, onder a, 22, 22a, tweede tot en met vierde lid, 23, 27c, tweede en derde lid.

OO

In artikel 33d, eerste lid, wordt «6, vijfde lid, tweede volzin» vervangen door: 6, vijfde en zesde lid, tweede volzin.

PP

De bijlage, bedoeld in artikel 33d, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Tabel 1 komt als volgt te luiden:

Tabel 1

Overtredingen van voorschriften, gesteld bij artikel:Tariefnummer
83
104
11, eerste lid4
12a3
13, eerste lid1
13, derde lid1
13b, eerste lid1
13b, vijfde lid1
14, tweede lid3
14a, tweede lid3
16, derde lid4
16, vierde lid4
17a, eerste lid1
17a, tweede lid1
17a, derde lid3
17a, vierde lid3
17a, zesde lid3
17a, zevende lid3
17a, achtste lid4
17b, tweede lid3
17c, tweede lid3
17c, derde lid4
21, derde lid4
21, zesde lid, onder a4
225
232

2. Tabel 2 komt als volgt te luiden:

Tabel 2

Overtreding van voorschriften, gesteld bij artikel:Tariefnummer
4, eerste lid5
4, tweede lid5
12, vijfde lid3
12, zesde lid3
19, tweede lid3
19, derde lid, voor zo ver het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht en het voorschrift inzage te verlenen in zakelijke gegevens en bescheiden3
20, eerste lid3
20, tweede lid4
22a, tweede lid3
22a, derde lid3
22a, vierde lid3
27b, tweede lid3
27c, tweede lid3

QQ

Artikel 33n wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt de zinsnede «een aangevraagde vergunning» vervangen door: een aangevraagde vergunning of ontheffing en wordt «vergunning» vervangen door: een vergunning of ontheffing.

2. In onderdeel d wordt de zinsnede «buiten besloten kring» vervangen door: in strijd met het verbod van artikel 4.

RR

Artikel 40 vervalt.

SS

Artikel 41 vervalt.

ARTIKEL II

De Noodwet financieel verkeer wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, onderdeel k, komt te luiden:

k. beheerder: de beheerder, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen.

B. Artikel 18a, eerste lid, komt te luiden:

1. Onze minister is bevoegd te bepalen dat het een beheerder verboden is, zonder door een of namens hem verleende algemene of bijzondere vergunning, rechten van deelneming in een beleggingsinstelling rechtstreeks of middellijk in te kopen.

ARTIKEL III

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 49, eerste lid, 58, eerste lid, 101, eerste lid, 210, eerste lid, en 300, eerste lid, wordt «beleggingsmaatschappijen» steeds vervangen door: beheerders.

B. In artikel 401, eerste lid, wordt «beleggingsmaatschappij» steeds vervangen door: beheerder.

C. In artikel 401, tweede lid, wordt «een beleggingsmaatschappij» vervangen door: een beheerder als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen.

D. Artikel 76a, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. waarvoor aan een beheerder een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen voor plaatsing van haar aandelen, en

E. Artikel 76a, lid 2, eerste volzin zin, komt te luiden: De vennootschap doet aan het handelsregister en aan de rechtspersoon waaraan ingevolge artikel 29 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen taken en bevoegdheden zijn overgedragen opgave dat zij een beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal is.

ARTIKEL IV

In artikel 1, onder 2° van de Wet economische delicten worden in de zinsnede met betrekking tot de Wet toezicht beleggingsinstellingen «de artikelen: 4, eerste lid, 8, 10, 11, eerste lid, 12, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 14, tweede lid, 16, derde en vierde lid, 17, vijfde en zevende lid, 19, tweede tot en met vierde lid, 20, 22, tweede lid, 24, 27b, tweede en derde lid, en 27c, tweede lid.» vervangen door: de artikelen 4, eerste en tweede lid, 8, 10, 11, eerste lid, 12, eerste tot en met derde en vijfde tot en met zevende lid, 12a, 14, tweede lid, 14a, tweede lid, 16, derde tot en met vijfde lid, 17a, achtste lid, 17c, derde lid, 19, tweede en derde lid, voor zover het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht en het voorschrift inzage te verlenen in zakelijke gegevens en bescheiden, 20, eerste en tweede lid, 21, zesde lid, 22a, tweede tot en met vierde lid, 27b, tweede lid, en 27c, tweede lid.

ARTIKEL V

Het verbod, bedoeld in artikel 4 (nieuw) van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, is tot de eerste dag van de zevende maand na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet niet van toepassing op de werkzaamheden van een beleggingsinstelling die op het tijdstip van inwerkingtreding van dat onderdeel beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 5 (oud) van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, voor zover deze werkzaamheden door de vergunning worden toegestaan. De vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en gestelde beperkingen worden beheerst door de Wet toezicht beleggingsinstellingen zoals deze luidde voor het in de vorige volzin bedoelde tijdstip.

ARTIKEL VI

De beleggingsinstelling, bedoeld in het vorige artikel, kan haar werkzaamheden ook na afloop van de in dat artikel bedoelde periode overeenkomstig de bestaande vergunning voortzetten, indien de beheerder van die beleggingsinstelling voor het einde van die periode een verzoek heeft ingediend om een vergunning als bedoeld in artikel 5 (nieuw) van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, tot het moment dat onherroepelijk op het verzoek is beslist. De tweede volzin van het vorige artikel is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL VII

De in artikel 6 (nieuw) van de Wet toezicht beleggingsinstellingen bedoelde beheerders en beleggingsmaatschappijen die reeds vóór inwerkingtreding van deze wet over een vergunning beschikten, kunnen, voor zover de vergunning dat toelaat, op basis van die vergunning hun werkzaamheden voortzetten tot 14 februari 2007. De vóór inwerkingtreding van deze wet verleende vergunning en de aan die vergunning verbonden voorwaarden worden, tot aan het moment dat een vergunning is verleend op grond van artikel 6 (nieuw) van die wet, beheerst door de Wet toezicht beleggingsinstellingen zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, met dien verstande dat de bepalingen met betrekking tot informatieverstrekking, bedoeld in artikel 12 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen vanaf inwerkingtreding artikel 12, derde lid, (nieuw) van de Wet toezicht beleggingsinstellingen worden beheerst door dat artikel.

ARTIKEL VIII

Ter zake van de verkrijging, die plaatsvindt binnen één jaar na inwerkingtreding van deze wet, door een bewaarder van vermogensbestanddelen als direct gevolg van het vereiste in artikel 9 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, blijft de heffing van overdrachtsbelasting achterwege.

ARTIKEL IX

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

Naar boven