A
NADER GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Mediawet
aan te passen in verband met de invoering van een nieuwe financieringsstructuur
voor de regionale publieke omroep;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en in gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Mediawet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b vervalt.
2. De onderdelen c tot en met n worden geletterd b tot en met m.
B
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde en zevende lid vervallen.
2. Het achtste en negende lid worden vernummerd tot zesde en zevende lid.
C
Artikel 43, derde lid, komt te luiden:
3. Er wordt slechts zendtijd toegewezen aan regionale omroepinstellingen
voor welke het provinciebestuur heeft verklaard zorg te dragen voor de bekostiging
van het functioneren van die instelling.
D
De artikelen 107 tot en met 107c worden vervangen door een nieuw artikel,
luidende:
Artikel 107
1. Het provinciebestuur draagt zorg voor de bekostiging van het functioneren
van ten minste één regionale omroepinstelling in de provincie
door vergoeding van de kosten die rechtstreeks verband houden met het functioneren
van de regionale omroepinstelling, voor zover die kosten niet op andere wijze
zijn gedekt, op zodanige wijze dat een kwalitatief hoogwaardige programmering
mogelijk is en continuïteit van bekostiging is gewaarborgd. Deze bekostiging
waarborgt in ieder geval dat per provincie het in 2004 bestaande niveau van
de activiteiten met betrekking tot de verzorging van radio- en televisieprogramma's
en van de activiteiten als bedoeld in artikel 13c, derde lid, van de regionale
omroepinstelling(en) ten minste gehandhaafd blijft.
2. Aan de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, worden geen voorwaarden
gesteld of voorschriften verbonden die in strijd zijn met het bepaalde bij
of krachtens deze wet.
3. Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit
artikel, en vervolgens telkens na drie jaar, aan de Staten-Generaal een verslag
over de doeltreffendheid en de effecten van het bepaalde in dit artikel in
de praktijk.
E
In artikel 109b, tweede lid, laatste volzin, wordt «artikel 28,
onderdeel e» vervangen door: artikel 28, onderdeel d.
F
Artikel 109e vervalt.
G
Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «de onder e bedoelde» vervangen
door: de onder d bedoelde.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Het in het tweede lid bedoelde bedrag wordt verlaagd met het bedrag
dat over het kalenderjaar voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit artikellid
ten laste van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(VIII), onderdeel Media, beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van regionale
omroep.
H
In artikel 134, eerste lid, onderdeel b, wordt «109b, tweede lid,
109c en 109e» vervangen door: 109b, tweede lid, en 109c.
I
In artikel 153, laatste volzin, wordt «artikel 28, onderdeel e»
vervangen door: artikel 28, onderdeel d.
J
In artikel 170a, eerste en vierde lid, wordt «artikel 28, onderdelen
k en l» telkens vervangen door: artikel 28, onderdelen j en k.
ARTIKEL II
Indien het bij koninklijke boodschap van 25 november 2003 ingediende
voorstel van wet tot aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering
provinciebestuur (Wet dualisering provinciale medebewindsbevoegdheden) tot
wet wordt verheven en op een eerder tijdstip dan deze wet in werking treedt,
wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:
A
In onderdeel C wordt in het derde lid van artikel 43 «het provinciebestuur
heeft» vervangen door: Provinciale Staten hebben.
B
In onderdeel D wordt in artikel 107, eerste lid, «Het provinciebestuur
draagt» vervangen door: Provinciale Staten dragen.
ARTIKEL III
Indien het bij koninklijke boodschap van 25 november 2003 ingediende
voorstel van wet tot aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering
provinciebestuur (Wet dualisering provinciale medebewindsbevoegdheden) tot
wet wordt verheven en op een later tijdstip dan deze wet in werking treedt,
wordt artikel V van die wet als volgt gewijzigd:
A
In onderdeel A vervalt punt 2 en wordt in punt 3 «achtste lid»
vervangen door: zesde lid.
B
Onderdeel B, punt 3, vervalt.
C
De onderdelen C tot en met E vervallen.
ARTIKEL IV
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 juli 2003 ingediende
voorstel van wet tot aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering
gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden) tot
wet wordt verheven en op een later tijdstip dan deze wet in werking treedt,
wordt artikel X van die wet als volgt gewijzigd:
In onderdeel A, punt 3, wordt «achtste lid» vervangen door:
zesde lid.
ARTIKEL V
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
en kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip. In dat
besluit wordt zonodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke
referendumwet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,