28 163
Voorstel van wet van de leden Vendrik en Verburg tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met het verschaffen van openbaarheid over de hoogte van inkomens van topkader, bestuurders en toezichthouders van ondernemingen (Wet Harrewijn)

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 19 september 2005

Het voorbereidend onderzoek van dit initiatiefvoorstel van wet heeft de leden van de commissie aanleiding gegeven zowel de regering als de initiatiefnemers een aantal opmerkingen en vragen ter beantwoording voor te leggen.

1. Materiële en procedurele samenhang met de Wet medezeggenschap werknemers.

De vaste commissie zou van de regering gaarne willen vernemen welke inhoudelijke samenhang zij aanwezig ziet tussen het onderhavige initiatiefwetsvoorstel en de Wet medezeggenschap werknemers (29 818). En welke relatie bestaat er vervolgens tussen de procedures van parlementaire behandeling van beide wetsvoorstellen?

2. Opmerkingen en vragen uit diverse fracties

De leden van de CDA-fractie hadden met grote belangstelling kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Vendrik en Verburg.

Aan het slot van de uitgebreide en diepgaande beschouwingen in de Tweede Kamer deelde de Minister mede de Wet tezijnertijd op te nemen in de Wet medezeggenschap werknemers (Wmw). Het was deze leden ter ore gekomen dat de behandeling van deze wet in de Tweede Kamer ernstig is vertraagd.

Tevens was het deze leden opgevallen dat de initiatiefnemers en de regering elkaar vrij dicht waren genaderd. Het belangrijkste verschilpunt is nog de reikwijdte van de wet.

Daarnaast zijn er ook andere wetten in behandeling, die over hetzelfde thema gaan bijvoorbeeld openbaarheid inkomens in de publieke sector (30 189).

Op grond hiervan hadden deze leden nog de volgende vragen uitgaande van de wenselijkheid dat er een eenduidige bepaling komt voor de openbaarheid van topinkomens in alle sectoren:

– Welke gevolgen heeft naar het oordeel van de initiatiefnemers het niet of vertraagd behandelen van de Wmw?

– Hoe zien de indieners de relatie met andere wetsvoorstellen op dit punt?

– Waarom hebben de indieners m.b.t. de reikwijdte zich niet aangesloten bij het SER-advies terzake?

– De openbaarheid geldt niet indien er een directeur-grootaandeelhouder in het spel is. Is het voor de OR-en altijd duidelijk wanneer dat het geval is?

De leden van de PvdA-fractie hadden met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel omdat zij in het algemeen sympathiek staan tegenover een uitbreiding van de informatierechten van het medezeggenschapsorgaan van de onderneming. Zij meenden tevens dat het in een tijdsgewricht van groeiende armoede en inkomensverschillen geen kwaad kon aan de openbaarheid van topinkomens zorgvuldig aandacht te besteden. Zij hadden begrepen dat de indieners hun wetsvoorstel ook in dit kader wensten te zien. Dit gaf de leden van de PvdA-fractie in de indieners te vragen nog eens nader in te gaan op de effecten die zij met de hier voorgestelde wijziging van de Wet op de Ondernemingsraden beoogden te bereiken. Gaat het, zo vroegen deze leden, de indieners alleen om een op zich sympathieke uitbreiding van het informatierecht van ondernemingsraden, of meenden zij dat deze raden ook met de nieuwe informatie iets zouden kunnen doen? En zo ja, wat zou dan het effect hiervan kunnen zijn op de ontwikkeling van de topinkomens in het bijzonder en de inkomensverhoudingen in het algemeen? Wat, zo gingen deze leden voort, achten de indieners in dit opzicht waarschijnlijk en wat zouden zij wenselijk achten?

Meer specifiek vroegen de leden van de PvdA-fractie naar de uitwerking van de voorliggende formulering van art 31d, tweede lid. Het was hun opgevallen dat deze formulering in de Derde Nota van Wijziging (TK-stuk nr 18) op een essentieel punt is gewijzigd zonder dat daar in de toelichting meer dan een uiterst summiere verheldering van wordt gegeven. In de oorspronkelijke tekst van het wetsvoorstel (TK-stuk nr 4) is er sprake van schriftelijke informatie over de hoogte en inhoud van arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken per bestuurder en de vergoeding die wordt verstrekt aan de leden van het toezichthoudend orgaan». In de derde Nota van Wijziging wordt dit : .... en afspraken met het bestuur en het totaal van de vergoedingen dat wordt verstrekt aan het toezichthoudend orgaan. De leden van de PvdA-fractie vroegen of zij dit nu zo moesten lezen dat aan de ondernemingsraad geen informatie zal worden gegeven over vergoedingen en afspraken op individueel niveau, maar daarentegen uitsluitend gegevens op geaggregeerd niveau, voor het gehele bestuur of toezichthoudend orgaan, zullen worden verstrekt ? En, zo dit het geval is, zo voeren deze leden voort, waarom is hier dan afgeweken van hetgeen in de oorspronkelijke tekst zo expliciet bedoeld is ? Zij stelden deze vraag met te meer klem omdat zij hadden vastgesteld dat zich bij structuurvennootschappen en vele andere ondernemingen die het structuurregime of de Code-Tabaksblat volgen reeds een gebruik heeft ontwikkeld om in de openbare jaarverslagen expliciet de beloningen per bestuurder en per toezichthouder op te nemen. Deze leden vroegen zich af of de indieners in hun uitbreiding van de informatierechten van de ondernemingsraad hier niet erg ver achterblijven bij wat inmiddels al vrijwel gemeengoed is geworden op het punt van openbaarheid van topinkomens, en vooral waarom zij dit doen?

De leden van de PvdA-fractie zagen deze vragen ook in verband met de formulering van artikel 31d, vierde lid. Zij vroegen of zij dit zo moesten lezen dat indien een bestuur of toezichthoudend orgaan bestaat uit minder dan vijf leden de verstrekte informatie over deze groep kan worden geaggregeerd met die van een naastliggende groep zodat een totaal van meer dan vijf personen ontstaat? Betekent dit dus, zo vroegen zij ten overvloede, dat in een concreet geval een bestuur van drie personen kan worden samengenomen met een managementteam van zes personen en de or over dit geheel van negen personen een totaalstand krijgt van de beloningen, arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken? De leden van de PvdA-fractie vroegen zich af wat de reden van deze samentrekking is, te meer omdat zij meenden te weten dat er als regel een aanzienlijk verschil is tussen de beloningen van directieleden en die van managers (de top en de subtop), waardoor het gemiddelde dus bitter weinig zegt over de werkelijke beloningsverhoudingen. En om die beloningsverhoudingen, meer in het bijzonder de proportionaliteit van topbeloningen in relatie tot andere beloningen, daar ging het de indieners toch om, zo merkten deze leden op. Deze leden vroegen de indieners bovendien of zij zich gerealiseerd hadden dat het bestuur van een onderneming als regel bestaat uit minder dan vijf personen. Zelfs zeer grote ondernemingen hebben niet meer dan drie of vier leden van de raad van bestuur, en men moet wel tot in de multinationale top gaan om omvangrijker directies aan te treffen. Maar die top publiceert allang de individuele beloningen, zo merkten deze leden op, en stelden vast dat dit voor kleinere en middelgrote onderneming ook met de voorgestelde wetswijziging nog lang niet het geval zou zijn, tenzij zij zich deerlijk vergisten, hetgeen zij graag van de indieners zouden vernemen.

Het was de leden van de PvdA-fractie ook opgevallen dat de werking van het informatierecht is beperkt tot ondernemingsraden in ondernemingen met meer dan honderd werknemers. Zij vroegen de indieners wat de reden van deze beperking is en waarom niet ook in de categorie 50–100 werknemers, waar wel een verplichting tot instelling van een ondernemingsraad bestaat, de betreffende openbaarheid van groot nut zou kunnen zijn voor eerlijke belonings- en gezagsverhoudingen? In dit verband zouden deze leden graag vernemen hoeveel ondernemingen zich bevinden in de categorie 100-plus en hoeveel in de categorieën 0–50 en 50–100 werknemers.

Tenslotte brachten de leden van de PvdA-fractie dit voorstel van wet in verband met de recente opwinding die is ontstaan over topinkomens in de semi-collectieve sector. Zij meenden zich te herinneren dat één van, zo niet beide indieners zich nogal verontwaardigd hadden getoond over deze topinkomens en bij de regering op harde maatregelen hadden aangedrongen. Deze leden meenden zelfs dat de minister in zijn reactie dergelijke maatregelen ook heeft aangekondigd. Graag ontvingen de leden van de PvdA-fractie van de indieners nog enige toelichting op het mogelijke verband tussen de intensiteit van de genoemde verontwaardiging en het feitelijk effect van het voorliggende wetsvoorstel. Wat, zo vroegen zij meer specifiek, is de reden dat de indieners zich in de pers zo verontwaardigd betonen over individuele inkomens, maar in hun wetsvoorstel de openbaarmaking van deze individuele inkomens aan de ondernemingsraad de facto niet verplicht stellen. Zou dat, zo sloten deze leden af, als «harde maatregel» niet zeer voor de hand hebben gelegen?

De leden van de VVD-fractie hebben met terughoudendheid kennis genomen van het initiatiefwetsvoorstel.

De leden van de VVD-fractie deelden mee sceptisch te zijn over dit wetsvoorstel en op de volgende vragen graag een antwoord te willen ontvangen.

De leden van de VVD-fractie waren niet overtuigd van de effectiviteit van deze wet. De praktijkervaring in de lange periode dat de behandeling van deze wet heeft genomen, toont aan dat de transparantie van inkomens eerder tot effect heeft dat veel inkomens verhoogd worden in plaats van verlaagd.

Hebben de initiatiefnemers deze gegevens meegenomen in hun overweging over de effectiviteit van deze wet?

In de praktijk komt het veelvuldig voor dat kleinere (niet-beursgenoteerde) ondernemingen dochters zijn van buitenlandse ondernemingen met soms buitenlanders in het bestuur en toezicht. Buitenlandse ondernemingen hebben geen enkele boodschap aan de verplichting om de inkomens aan de ondernemingsraad bekend te maken en zullen om deze reden afhaken. Kunnen de indieners hier hun visie op geven?

Ook zien de leden van de VVD-fractie problemen bij de uitvoering in de praktijk in gevallen, waarin bestuurders van dochterondernemingen hun salaris voor hun hoofdfunctie in het moederbedrijf ontvangen. Ook kan het zijn dat de bestuurder een rechtspersoon is. Hebben de initiatiefnemers hiermee rekening gehouden?

De initiatiefnemers hebben meegedeeld, dat zij onder de informatieverplichting «alle op geld waardeerbare arbeidsvoorwaarden» verstaan. Beseffen zij, dat ook arbeidsvoorwaarden «in natura» en «tijdscomponenten» op geld waardeerbaar zijn en dat de wet gericht is op informatie van de inkomens aan de top, dus slechts betrekking heeft op het onderdeel beloning voor die groep?

De leden van de VVD-fractie wezen de initiatiefnemers er op dat er bij de uitvoering van de wet in de huidige vorm sprake zal zijn van lastenverzwaring voor zowel de bedrijven als voor de ondernemingsraad. Ondernemingen zitten absoluut niet te wachten op meer administratieve lasten, waar geen baten, noch financieel, noch maatschappelijk, tegenover staan. De ondernemingsraad zou al gauw een extra halve dag beschikbaar moeten kunnen krijgen om aan de analyse van de hen toegezonden gegevens te kunnen besteden. Hebben de initiatiefnemers hier een voorstel voor?

De leden van de VVD-fractie zeiden tenslotte van mening te zijn dat de Wet Harrewijn op zichzelf overbodig is, maar als het onderwerp van de wet al geregeld zou moeten worden, dit onderwerp uitsluitend deel zou dienen uit te maken van de nieuwe Wet medezeggenschap werknemers.

In dat geval dienen dan wel de reikwijdte en de definities, waar de VVD-fractie in het bovenstaande de initiatiefnemers over bevraagd heeft, te sporen met de reikwijdte en de definities in de Wmw. In aansluiting op de commissievragen onder 1. zouden zij hierop graag een antwoord ontvangen van de minister.

De leden van de fractie van D66 deelden mee overwegend positief te zijn over de Wet Harrewijn. De leden van de D66-fractie zijn voorstanders van het vergroten van een open en transparant bestuur. Maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat hun aan het hart. Transparantie hoort daarbij. Wel hadden zij een aantal vragen over de wet.

Is één van de bedoelingen van de wet om inzicht te geven in exorbitante beloning van topinkomens?

Het doel om exorbitante beloning inzichtelijk te maken wordt volgens deze leden ernstig beperkt door de pogingen om de privacy te beschermen. Vooral de regel dat inkomens in clusters moeten worden samengebracht en dat groepen van minder dan vijf personen kunnen worden samengevoegd met een andere groep zijn hierin belemmerend. Raden van Bestuur en raden van commissarissen bestaan vaak uit minder dan vijf leden.

Zijn de indieners het ermee eens dat het zo wel erg makkelijk wordt voor bestuurders om zich te verschuilen achter een groep en dat het doel om exorbitante beloning van bestuurders inzichtelijk te maken zo nauwelijks kan worden gehaald?

De indieners van de Wet Harrewijn hebben berekend dat er zo'n 2600 publieke ondernemingen en zo'n 6700 private ondernemingen onder de reikwijdte van de wet gaan vallen. De leden van de fractie van D66 vonden dit een mager bereik van de wet. Zijn de indieners van de wet het met deze leden eens dat de wet door alle uitzonderingen wel een heel klein bereik heeft gekregen?

De indieners van de Wet Harrewijn hebben berekend dat er zo'n 6700 private ondernemingen onder de reikwijdte van de wet gaan vallen. De fractie van D66 was benieuwd hoeveel van de private bedrijven die onder de regeling zouden komen te vallen er nu al onder de code Tabaksblat vallen en de topinkomens dus al openbaar moeten maken? Deze leden wilden hier graag een concrete inschatting van zien.

De indieners van de Wet Harrewijn hebben berekend dat er zo'n 2600 publieke ondernemingen onder de reikwijdte van de wet gaan vallen. Inmiddels ligt de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens bij de Tweede Kamer. Deze wet heeft ook als doel om meer openheid te krijgen over topinkomens in de publieke en semi-publiek sector. Kunnen de indieners aangeven hoeveel van de ongeveer 2600 publieke werkgevers onder de reikwijdte van dit wetsvoorstel gaan vallen?

Naast de beperkte reikwijdte van de wet zijn er voor bedrijven die binnen het bereik vallen mogelijkheden om de beloningen geheim te houden. Ook dit heeft volgens de leden van de fractie van D66 het gevaar in zich om de Wet Harrewijn uit te hollen. Daarom vinden deze leden het belangrijk om bij te houden of er vaak gebruik wordt gemaakt van geheimhouding. Is het mogelijk om na een jaar te kijken hoeveel bedrijven daadwerkelijk de beloning inzichtelijk hebben gemaakt?

Is het mogelijk later te overwegen of de grens van bedrijven met honderd werknemers opgeschoven kan worden naar vijftig medewerkers, om zo de wet zo meer reikwijdte te geven?

Kunnen de indieners duidelijk maken hoe een ondernemer per functiegroep de beloning inzichtelijk dient te maken?

Eén van de zaken die belangrijk zijn voor openbaarmaking van inkomens is volgens de leden van de fractie van D66 het tegengaan van discriminatie van minderheidsgroepen, vrouwen en deeltijdwerkers. Dit wordt in de memorie van toelichting als een doelstelling beschreven. Deze leden vroegen of door het clusteren van functiegroepen deze informatie niet verloren gaat. Een reactie graag.

Zien de indieners een mogelijkheid voor de ondernemingsraad om met deze wet in de hand informatie over oneerlijke beloningsverschillen boven tafel te krijgen? In de nota naar aanleiding van het verslag in de Tweede Kamer gaven de indieners aan dat de Wet Harrewijn de ondernemingsraad een concreet instrument kan bieden om in het overleg met de ondernemer in te gaan op eventuele verschillen in de beloning tussen mannen en vrouwen.

Dit vonden deze leden een mooi streven, maar hoe blijkt dit uit de geclusterde informatie. En hoe kan de ondernemingsraad deze informatie als concreet instrument gebruiken?

Verder geven de indieners aan dat zij uitgesplitste cijfers naar geslacht en minderheidsgroepen te ver vinden gaan. Als echter over een tijd blijkt dat het toch noodzakelijk is ook toegang tot deze gegevens te krijgen, dan kan daar volgens de indieners alsnog in worden voorzien. Wat vinden de indieners een situatie waarin dit noodzakelijk is? Kunnen zij een voorbeeld geven?

De voorzitter van de commissie,

Van Driel

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA) (plv.voorzitter), Swenker (VVD), De Wolff (GL), Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA) (voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Schouw (D66) en Leijnse (PvdA).

Naar boven