27 603
Wijziging van de Wet luchtvaart inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol

D
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 april 2005

Betr.: uitvoering van de motie-Baarda

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft op 29 maart 2005 een brief gezonden aan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over een naar haar mening onzorgvuldige formulering in de toelichting op het wijzigingsbesluit Commissie Deskundigen Vliegtuiggeluid die tot verwarring kan leiden.

De staatssecretaris heeft daarop bij brief van 19 april 2005 geantwoord.

De commissie brengt hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijke overleg.

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen

AAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Den Haag, 29 maart 2005

De vaste commissie voor verkeer en Waterstaat van de Eerste Kamer heeft tot haar ongenoegen moeten vaststellen dat in de toelichting bij het Besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat tot wijziging van het Instellingsbesluit Commissie Deskundigen Vliegtuiggeluid 2003, d.d. 28 januari 2005/ Nr. DGL/05.u00 438, sprake is van een onzorgvuldige formulering die onnodig tot verwarring kan leiden. In de toelichting is voor een formulering gekozen waarin alleen verwezen wordt naar de overgangsartikelen in de Schipholwet. Dat is verwarrend, omdat de verwijzing naar de PKB 1995 is weggelaten. Precies daarover gaat nu al jaren de discussie.

De commissie hecht er aan er nog eens op te wijzen dat de vraag of «het nieuwe stelsel in vergelijking met de PKB 1995 een gelijkwaardige bescherming biedt» het uitgangspunt dient te blijven bij de evaluatie van de Schipholwet en bij de uitvoering van de motie-Baarda.

De commissie vertrouwt er op dat de toelichting bij het besluit ook als zodanig gelezen moet worden, zodat de Commissie Deskundigen Vliegtuiggeluid vanuit dit uitgangspunt haar werkzaamheden kan aanvangen.

De griffier van de commissie,

B. Nieuwenhuizen.

c.c.: Commissie Deskundigen Geluidshinder

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag,

19 april 2005

In uw brief van 29 maart 2005 gaat u in op het Besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat tot wijziging van het Instellingsbesluit Commissie Deskundigen Vliegtuiggeluid 2003 (hierna te noemen: het wijzigingsbesluit). U schrijft dat uw Commissie van mening is dat de formulering van de toelichting bij het wijzigingsbesluit onzorgvuldig is en tot verwarring kan leiden.

Het wijzigingsbesluit, dat op verzoek van de Tweede Kamer is genomen, is bedoeld als een extra waarborg voor een juiste en zorgvuldige uitvoering van de motie-Baarda en de beantwoording van de aanvullende vragen daarbij. Dat juist die extra waarborg bij u reden tot zorg heeft gegeven, verbaast mij dan ook, niet in de laatste plaats omdat naar mijn mening de tekst van de toelichting op het wijzigingsbesluit juist naadloos aansluit bij op de motie-Baarda. In deze motie staat immers:

«(..) indien en voor zover (..) mocht blijken dat niet is voldaan aan de in de overgangsartikelen XI t/m XIII van het onderhavige wetsvoorstel neergelegde randvoorwaarden voor een gelijkwaardige overgang en dus gelijkwaardigheid met het stelsel van de PKB Schiphol en omgeving niet bestaat, (..)»

Met andere woorden: als wordt voldaan aan de overgangsartikelen, dan is er sprake van gelijkwaardigheid, dus het toetsen van de gelijkwaardige overgang dient te geschieden door te toetsen of wordt voldaan aan de overgangsartikelen in de wet.

Uit uw brief maak ik op dat u desondanks zorgen hebt dat door deze tussenstap van de overgangsartikelen de PKB zelf uit beeld dreigt te verdwijnen. Een rechtstreekse toets op gelijkwaardigheid met de PKB is echter onmogelijk. «Gelijkwaardig» is immers niet «hetzelfde». Zonder nader te definiëren wat «gelijkwaardigheid» precies inhoudt zou dan slechts een opsomming van de verschillen en overeenkomsten tussen het huidige stelsel en de PKB mogelijk zijn, hetgeen reeds is gedaan in de eindevaluatie van de PKB, die in 2003 is aangeboden aan de Tweede Kamer (zie bijlage). Met de randvoorwaarden in de overgangsartikelen wordt beoogd het begrip «gelijkwaardig met de PKB» zodanig te concretiseren, dat hierop wél een toets in het kader van de motie-Baarda kan worden uitgevoerd. Als u desondanks van mening bent dat de overgangsartikelen niet toereikend zijn, verzoek ik u concreet aan te geven op welke wijze de overgangsartikelen aanvulling behoeven. Ik hoop echter dat ik u met deze brief ervan heb kunnen overtuigen dat zowel ik als de Commissie-Eversdijk zullen handelen conform het gestelde in de motie-Baarda.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


XNoot
1

Samenstelling: Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Lemstra (CDA), Bierman-Beukema (VVD), Van der Lans (GL) (voorzitter), Walsma (CDA), Pormes (GL), Ten Hoeve (OSF), De Graaf (VVD), Eigeman (PvdA), Sylvester (PvdA), Schouw (D66), Van Raak (SP).

Naar boven